O, die heerlijke onvolkomenheden

 

.

.

 

De kop koffie is lekker warm in mijn handen. Het onweer, waar ik zojuist nog middenin fietste, heeft de lucht afgekoeld. Ik zit aan tafel bij Anneke, in het kleine huisje naast de boerderij. Anneke is een levendige vrouw van vijftig. Ze speelt contrabas en maakt theater. Ooit had ze ook een groot schip, net als ik. Haar stem is lager dan de mijne en ze kan ruig en stoer doen. Net als ik klimt ze nog steeds in bomen. Het huisje heeft uitzicht op de weilanden. Door het raam zie je het lichten en ik hoor de donder in de verte wegtrekken.
Ik kijk om me heen, ik zit hier voor het eerst. Aan tafel zit Maria, in serieus gesprek verwikkeld met een bezoeker. Haar lange blonde haar hangt over haar armen en over de houten tafel. Naast mij zit een jongen van vijftien met blonde krullen, het is Anneke haar zoon Sebe. Hij kijkt me aan, alsof hij een gesprek wil aanknopen en niet weet hoe. “Hoe vond jij het om in het onweer te fietsen?” vraag ik hem. Het is een startschot. Meteen raken we in een levendig gesprek verwikkeld.

Heerlijk zo’n huiskamer vol mensen, zo onverwacht. Hoe kom ik hier verzeild? Het komt omdat hier geen brug is. Aan de oever van het met rietomzoomde riviertje zijn vier steigers. Aan één ervan ligt een grote roestige roeiboot. Er hoort een zeil op en er is een mast. Jochum heeft die al zijn leven lang op een volle, stoffige zolder liggen en ze zijn nooit gebruikt. Wel liggen er roeispanen in de boot. Die doen bijna dagelijks hun werk. Verderop ligt nòg een boot, die iets kleiner is, maar de grote is het handigst. Daarmee steken we over, soms met fiets, grote zakken boodschappen en al. Ook onze gasten halen we op met de boot. Langs de Swette fietsen en dan oversteken, het scheelt vier kilometer.
Vanavond was ik niet de enige die zeiknat naar huis fietste. Terwijl ik mijn fiets aan het hek vastmaakte zag ik aan de overkant Anneke ploeteren. Ze had Sebe over gevaren, die ook laat thuis kwam. Hij stapte net de steiger op en zij was bezig met het touw. Ik gaf een harde kreet. Ze zag me staan en vloekte lachend, “Ik ben net over en nou moet ik weer terug om jou te halen!” Ze maakte het touw weer los en kwam meteen naar me toe varen, want al moppert ze luidruchtig, ze meent er niks van en heeft een hart vol gastvrijheid.

Ik zit in mijn Wandelhuisje en laat alle belevenissen door me heen gaan. Ongemak schept een band. Als er een brug was geweest, dan was het hier een stuk saaier. Gebrek aan een brug breekt het ijs. Anders had ik geen koffie gedronken bij Anneke, in een huiskamer vol mensen. Ik glimlach voor me uit. Het is stil, en de vogels fluiten. Mijn huisje staat midden op het veld, rondom lopen af en toe mensen. Het gras groeit hoog op onder mijn raam, ik heb geen hek of haag, het regenwater uit de goot maakt de klei bij mijn deur tot blubber. Dankzij al die onvolkomenheden is alles zoals het moet zijn.
Ik sla een maf boekje open, over plantenleven, ik kreeg het gisteren van een vriendin. Ze had het dubbel. Er staan filosofische stukken in over plantenzielen, elfjes en faunen. Zou die mevrouw dat allemaal zelf zien, vraag ik me af. Ik kan het nergens uit opmaken. Maar misschien is dit nou net een boekje om als orakel te gebruiken. Na kort bladeren kies ik een bladzijde en steek mijn vinger er in. Die vinger wijst naar deze zin: “Zodra één lid der gemeenschap uitvalt, is de harmonie verbroken en begint het verval.” Haha, lach ik. Dus ik mag hier niet weg voorlopig. Nou dat is goed. Het bevalt me eigenlijk wel, deel zijn van een gemeenschap.

Even later hang ik over de onderdeur en voor me staat boer Jochum. Ik zeg hem dat ik blijf. Dat het mijn bedoeling is om elke plek waar ik ben, mooier achter te laten dan het was. Hij knikt. “Het is nog niet klaar,” zegt hij. “Nee, het is nog maar net begonnen” vul ik aan en leg uit wat mijn bedoeling is. “Als je iets wilt, dan ben ik er om met je mee te denken en om te helpen met de uitvoering.” Tevreden lacht hij me toe en we schudden elkaar de hand. Een handige en sociale meedenker, dat kan hij goed gebruiken, zeker als die persoon ook nog een eigen gereedschapswagen bij zich heeft.

Het project “Met ’t Wandelhuis de landsgrens langs,” blijft tegelijkertijd bestaan. Ik begin dit jaar met korte stukjes, eerst maar eens naar de dijk, langs de Waddenzee. Dan kan ik eetbare planten zoeken op zilte grond. Zo kan het project langzaam groeien, langzaam, precies wat de bedoeling is. Groeien, als een vrucht aan de boom. En als die zwaar genoeg is, dan valt hij vanzelf in mijn hand.

.

De zin in de tekening komt uit het boekje “Plantenzielen” van Mellie Uyldert. Het komt uit het hoofdstuk over heidegebieden en gaat onder andere in op de rol van de schaapherder.

Een plek om thuis te komen

.

.

Een plek om thuis te komen. Nu ik er ben, weet ik dat ik op reis kan gaan.

.

Met mijn ogen halfdicht geniet ik van het vroege licht dat door mijn koekoek schijnt. Slaperig mijmer ik over wat ik ga doen vandaag. Het is blogschrijfdag. Waar ga ik het over hebben? Gaat het over mijn vertrek op 30 mei? Ik weet het nog niet en laat het maar even. Ik doe het deurtje van de bedstee open om de slaap eruit te laten waaien. Dan  stap ik mijn bed uit. Ik open de deur. Vlak voor het bordes zit een groepje kippen, die halsreikend naar me opkijken. Ze willen eten. Ik stap in mijn pyjama op het vochtige gras en doe mijn klompen aan.

 

.

 

.

De camping met de bomen, het lange gras, alles is nog in een vochtige stilte gehuld. De koele lucht van de ochtend is heerlijk. De kippen pikken driftig van de kruimels die ik strooi. Ik loop terug over het paadje, tussen de essen, lindebomen en de vlierstruiken door. Maar ik ga niet mijn huisje in. Nee, ik pak een paar dikke werkhandschoenen die een vast plekje hebben gekregen in de bagageruimte onder mijn vloer. Ze liggen vooraan, ik kan er makkelijk bij. In mijn pyjama loop ik weer naar het kleine paadje. Het is zo hard als steen, door vele voeten en langdurige droogte. Rondom het pad staat het vol met speenkruid en fluitekruid. Hier en daar zie ik een teunisbloem en zelfs een kleine ooievaarsbek. Maar de grote overwinnaar is de alles overwoekerende brandnetel.

 

.

Wilde bijtjes op Ecocamping de Swetteblom

 

 

Overal in Nederland zie je hem, gestimuleerd door al die uitgespoelde mest, die door de sloten spoelt, zich mengt met het grondwater en onze bodem doordrenkt. Het is een netelige toestand. Mijn handen werken door. Ik trek ze uit of pluk ze af. Ik zie steeds meer wat onder de brandnetels vandaan komt en wat ik nu de ruimte geef. Ik zie het voor me, dit wordt een prachtplek, op deze oude, onberoerde grond. Een hemeltje voor bijen en insecten.
De zon staat al een stuk hoger aan de hemel, wanneer Maria haar yurt uit komt. Haar lange blonde haar glanst als een aureool om haar bruine gezicht. Haar helderblauwe ogen lachen en tientallen fijne lijntjes op haar wangen lachen mee. “Ik vind het zo heerlijk om te zien dat je zo lekker bezig bent! Wil je een kopje koffie met havermelk?” “O ja!” roep ik. “Koffie met havermelk vind ik het aller-allerlekkerste!”
Samen drinken we onze koffie, niet aan tafel op een stoel, nee, we lopen langzaam het hele terrein over. We staan stil bij wat we zien, vertellen wat het ons doet en ik vertel wat ik ervan weet. En Maria blijkt een haarscherpe intuïtie te hebben voor wat de oude honderd jarige appelboom nodig heeft. Er komen herinneringen op en verhalen. Het is een prachtige wandeling.

 

.

 

.

Het is heerlijk, om alleen op het land te werken in de vroege ochtend. Maar ik werk ook graag samen met de boer. We planten boompjes. Jochum  werkt stevig door. Hij is een vitale man en je zou niet zeggen dat hij zeventig is. Hij doet elke ochtend oefeningen, net als ik en gedichten schrijft hij ook nog, in het Fries natuurlijk. Tussen het scheppen door, praten we over onze belevenissen en idealen, en zo komt van het één het ander. Boer Jochum wil minder plastic. Ik wil hem er graag bij helpen. Samen zullen we de ruimte bij de WC’s transformeren in een sfeervolle zithoek.

Zwart landbouwplastic hangt stoffig aan de balken. Vuilnisemmers en dozen met oud papier en karton liggen op een slordige hoop, gemengd met andere zooi die mensen kwijt wilden. Jochem maakt de ruimte helemaal leeg en gaat weg. Nu is het mijn beurt. Ik trek het plastic er af, maak er een pakket van en gooi het op de aanhangwagen, om af te voeren.
Ik kniel op het beton van het erf. Voor me ligt een dikke rol stof, gisteren bezorgd door de postbode. Het is prachtige stevige jute en dit gaat het plastic vervangen.

 

.

 

.

Terwijl ik mijn schaar zet in de dikke jute komt Berry aanlopen. “Wat een mooie stof,” zegt hij. Berry is de man van Hillegonda. Het donkergrijze haar hangt in de war om zijn hoekige gezicht. Zijn ogen kijken vriendelijk en nieuwsgierig de wereld in. Een wereld waarin genoeg te zien is, want hij is tuinman op een landgoed van 24 hectare. Er woont een echte freule. Berry is heel gelukkig met zijn allerliefste Hillegonda, maar ook met dit werk. “Met al die dassen en reeën om me heen, hoe zou ik me er ooit eenzaam kunnen voelen?!” zegt hij.  In zijn aanhanger ligt mooi kastanjehout, dat er vandaan komt. Het is een dikke schijf die uit het onderste van de stam komt. We maken er een stoere tafel van, besluiten we.

 

.

Jochum ziet graag het bordje in het Fries, “Sithoeke”.

.

 

Ik werk de hele dag door en aan het eind van de dag is de transformatie compleet. Jochum komt aanfietsen. Verbluft stapt hij af. “Ongelooflijk,” zegt hij.
In de verte komt Tineke haar woonwagen uit, een kleine vrouw met rood haar. Ze is hier net een paar dagen. Deze plek inspireert haar. Ze ziet van alles en haar handen zijn bezig als een bij. Als boerendochter komen er veel herinneringen omhoog, op deze oude grond. Ze komt hier straks ook wonen. Meewerken op de boerderij, dat lijkt haar hartstikke leuk. Haar kinderen zijn het huis uit en nu kan ze doen wat haar hart haar ingeeft. Ik zie hoe ze rondloopt en hier en daar een bloem plukt. En als ik even later weer kijk, staat er een prachtig wildboeket op de stoere tafel.

Alles klopt. Ik geniet met volle teugen. Dit lijkt op de chemie van transformatie. Dit is wat ik hoopte te vinden. Hier is het, nu. En we doen het met elkaar.

 

.

.

 

Maar ik zou toch vertrekken? Ja ik ga vertrekken. Dertig mei is de grote dag, over vijf weken al. En ik ga ook! Maar nu weet ik dat ik hier terug kan keren, waar mensen er naar uitzien dat ik er ben en waar we in de herfst samen vlinderstruiken gaan planten en andere bloeiende planten. En nu, pas nu, weet ik dat ik kan vertrekken. Reizen is prachtig. Maar vooral als er een plek is waar je thuis kan komen.

 

.

Koe en de os in de wei.

.

 

Trekker met kantelaar

.

 

.

 

Veld met Wiekies Wandelhuisje

.

.

Het nodige om te gaan

.

.

Ik, Sankofa, luister naar de Stem uit het Verleden. Ik ben het symbool voor grondige keuzes. Je kan snel en enthousiast een nieuw leven inspringen of wegvliegen vanuit wanhoop. Maar ik vraag om rust. Het ei op mijn rug vraagt er om gekoesterd te worden en bergt verhalen in zich van wat is en was. Het kijken er naar maakt je keuze meer levensvatbaar.

.

Bij toeval kwam ik erachter dat er zondag een toneelvoorstelling zou zijn. Ik besloot er heen te gaan en daar sta ik nu. Het is een klein theater in het centrum van Leeuwarden. Ik zet mijn fiets neer, ga naar binnen en kom in een kleine hal die naar koffie ruikt. Drie mensen staan te praten achter een brede balie. “Heeft u al vooraf betaald?” vraagt iemand. Ik knik. “Ja, ik zag de titel op de folder en heb meteen online een kaartje gekocht.”
De titel van de voorstelling is namelijk: “Het vertrek”. Dit kan ik niet missen, in deze dagen, dat ik me voorbereid op mijn eigen vertrek.
Wat neem je mee, wat laat je achter? Het heeft mij jaren gekost, voor ik zover was, dat ik kon gaan. Dit stuk gaat over een dergelijk proces. Maar dan weer heel anders, want elk verhaal staat natuurlijk op zich. De acteur is een man, ooit wilde hij van alles het beste en van alles kocht hij er twee. Maar zijn twee mannen hebben samen hun hielen gelicht en nu is hij alleen en wat is het leven nog als er geen liefde is. Het valt hem zwaar. Wat moet hij hier nog, in dit oude huis?

Op het toneel staat een antieke telefoon. Je moet er aan slingeren, dan doet hij het. Af en toe belt de acteur de Stem van het Verleden. Hij wil weten waar het rode doosje is gebleven met zijn kinderdromen. Het is het enige waar hij belang in stelt. Verdorie, hij heeft het nodig om te kunnen gaan en hij zoekt zich te pletter. Had de Stem het expres verstopt? Waar is het? Waarom laat hij hem niet vertrekken? Geërgerd vraagt hij het aan de Stem van het Verleden, totdat hij er hondsberoerd van is en geen oog meer dicht doet. Dan, uiteindelijk, vindt hij het. Een doosje, bekleed met glimmendrode stof. Er zit een piepklein muziekdoosje in waar je aan kan draaien, met een piepklein muziekrolletje. Blij als een kind draait hij aan het miniscule slingertje. Teder klinkt een zachte metalige melodie. Dit is alles. Verder heeft hij niets meer nodig. En hij gaat.

En nu is het toneel leeg, het stuk lijkt afgelopen. Eén van de achtergebleven dozen is achteloos op de piano gezet. Ik kijk ernaar en zie een hoofd bewegen. O ja, weet ik ineens, daarachter zit nog steeds de pianist. Hij steekt zijn hoofd boven de piano uit en kijkt rond, verbaasd dat hij nu alleen is. Oplettend kijkt hij rond. Is hij echt alleen? Een brede grijns verschijnt op zijn gezicht, hij rent doelbewust naar één bepaalde doos, kijkt er in, pakt hem en smeert hem, het toneel af. De mensen lachen en klappen, de voorstelling is afgelopen. Nog één keer komen de twee jongens terug, de pianist en de acteur. Alleen de derde personage ontbreekt. Dat is de Stem van het Verleden, de altijd stille aanwezige.

Α….∞….Ω

Het stuk maakt je filosofisch gestemd. Ik praat na met een kunstenares. Ze is klein en tanig, met lang blond haar. Ik leerde haar vanmiddag kennen in haar eigen atelier en tot mijn verrassing is ze hier nu ook. Ik kijk haar aan en vertel wat ik gisteren meemaakte. “Op de markt, bij een kledingkraam, kreeg ik het aanbod om Tiny Houses te helpen bouwen in India, op een camping. Het was een spontane uitnodiging van de Indische marktkoopman.” Ik vertel er bij dat ik Nederland maar heel zelden heb verlaten.
“Waarom niet?” vraagt ze dan. Ik denk na. “Ja, hoe zal ik het zeggen… Eigenlijk past dit verhaal heel goed bij het stuk,” zeg ik. “Het antwoord gaat ver terug. Er is een moment dat ik nooit meer vergeet, hoewel ik gewoon in het Emmeloordse bos liep. Ik was zestien, ik weet nog precies waar ik was, toen ik besloot mijn dromen niet alleen te dromen, maar ze ook grond te geven. Alles wat ik mee zou maken zou mij helpen om dit te kunnen doen, wat ik ook tegen zou komen.”
“Waar was je?” vraagt ze.
“Bij de vijver van het hertenkamp,” antwoord ik en ga meteen verder. “Ik besloot om altijd aandacht  te hebben voor waar ik me begeef en nooit te vluchten. En jemig, wat gebeurde er veel in mijn leven. Ik kreeg de ene klap na de andere. Ik nam er de tijd voor om het te verwerken. Sommige mensen zouden me een pechvogel noemen, maar ik wist dat het precies de ervaringen waren die ik nodig had om te leren staan. Zonder hartgrondige balans kan een mens niet aarden, niet hier, laat staan ergens anders.. En dromen blijven zweven zonder wortels.”
Ze kijkt me nadenkend aan. “En wil je tóch het land uit, naar India?”
“Ik weet het niet. Er is altijd een sterke verleiding om meer van de wereld te zien. Maar er is hier veel te doen. Het is belangrijk hier te zijn, dat denk ik steeds weer. Daarom ga ik zo langzaam. Daarom ga ik straks maar drie km per uur en ben ik nog steeds niet vertrokken. Nederland boeit me. Dit is het land waar ik geboren ben.”

We kijken even stil voor ons uit. Dan kijkt ze me aan. “Ik moet gaan. Ik vond het een mooi gesprek.”
“Ik ook,” zeg ik “Dank je!”
Ik glimlach en kijk haar na.

.

Wat heb je nodig om te gaan? Voor de één betekent het vergeten herinneringen terug te vinden aan de kindertijd. Voor de ander is het de herinnering aan een ooit gemaakte keuze om niets uit de weg te gaan, ergens bij een vijver. Weer een ander worstelt met een angst of een gemaakte fout, die eerst onder ogen wil worden gezien. Wat heb je nodig om te gaan, dat is de vraag.

.
In een van mijn vorige blogs sprak ik over Kairos, en rebelse gaten in dichtgetimmerde tijd. Sankofa is de Afrikaanse variant van Kairos. Net als Kairos vraagt ze om innerlijke rust. Wordt Kairos geschetst als een gespierde man, die je bij zijn staart moet vatten om het juiste moment te grijpen, Sankofa is de vrouwelijke kant ervan, afgebeeld als een vogel met een ei op de rug. Ook in Kairos zijn momenten van stille beschouwing. Er is een zorgvuldig terugkijken naar het verleden. Toch is dat in zijn afbeelding alleen terug te zien in de weegschaal, die het wikken en wegen symboliseert. Verder straalt zijn gestalte vooral mannelijke kracht en actie uit. De vrouwelijke Sankofa met het ei, het is precies de aanvulling die de afbeelding van Kairos nodig heeft. Samen vormen de twee een perfecte uitdrukking van hoe keuzes te maken op het juiste moment.

.

 

.

.

Het theaterstuk met Koos van der Wal: je kan je inschrijven als je belangstelling hebt voor een aparte voorstelling, op nader te bepalen plaats in het Noorden van het land. Die gaan we nog vinden. Vooral de regisseur, maar ook de acteur, zou heel graag een voorstelling met nagesprek hebben, samen met mensen die allemaal bezig zijn met het onderwerp “Vertrekken.” Geef je mailadres aan mij door als je interesse hebt. (tt.alowieke@gmail.com)

 

 

 

.

Geboeid door een plek die tot leven komt

.

.

Lente is een feest, een feest dat plannen in de war schopt. Ik laat me met plezier afleiden. Maar ik weet dat mijn pad verder gaat.

.

Ik gooi een bosje brandnetels opzij en strek mijn rug. De zon schijnt op een lichte sluier van blaadjes, de meidoorns lopen uit en ook de vlier. Lichtgroene toefjes ontstaan in de donkergroene jungle van braamstruiken en twee fitissen vliegen van tak tot tak. Ze trekken zich niks aan van de doorns en voelen zich beschermd door de stekelige zee. Ik beweeg mijn vingers om ze soepel te maken, na het harde werken. Mijn handen zijn net zo bedrijvig als de vogels, bouwend aan hun nest.

Deze lentedag houdt niet van verfrommelde lijstjes die al wekenlang klaarliggen. Aarde vraagt om handen. Hoe meer kleur en geur hoe meer ik tot leven kom. Lente! Ik kan me niet aan die enorme kracht onttrekken. Alles roept en groeit.
Overal ben ik, luister ik en kijk ik. Ik wied brandnetels langs de paadjes om er munt uit te planten. Ik snoei het enorme braambos een stukje in. Ergens daarachter staat een grote woonwagen, dat ik het kasteel van Doornroosje heb genoemd. Ze heeft ook een prins. Het stel is er niet zo vaak en als ze er wel zijn zie je ze niet.
De braam groeit met grijpgrage scheuten, gretig en snel. Mijn kniptang is voor dit moment de heerser, al is het maar even. Mijn klompen trappen dode stekeltakken stuk. Dan hoor ik een stem. “Hallo!” Opeens staat de prins van Doornroosje naast me, een gespierde vent met lang haar en een tattoo op zijn schouder. Hij kijkt me gespannen aan en vraagt wat. Of ik niet te ver ga met die bramen. Het is hun privacy, legt hij uit. Ik kijk hem aan en zeg dat ik het wel snap van die privacy. Maar het is nodig dat ik meer ruimte maak aan deze kant. Ik knip niet alles kaal, want daar houd ik niet van. En er komt een sering, lekker hoog. Of ze dat ook mooi vinden? Dat moet hij even met Doornroosje bespreken en hij verdwijnt achter een deur waar een gordijn voor hangt. Even later komt hij weer het pad aflopen. Ja, zo’n hoge struik met paarse bloemen, dat is best okee, zegt hij. Maar zelf had hij de bramen liever laten verder groeien en het spijt hem dat dat niet kan op een camping. Dan gaat hij gaat weer.

Ik ga verder en verken elk hoekje. Ik graaf mooie planten uit die in de looproute staan en geef ze een beter plekje. Het zijn Monnikskappen en ze worden lang en paars. Giftig zijn ze ook. Ik zet ze middenin een veld brandnetels, dan kan niemand er bij. Terwijl ik naar het resultaat kijk, komt er een vrouw naar me toegelopen, over het smalle pad tussen de begroeiing door. Haar grijze haren zijn opgestoken boven haar ronde volle gezicht. Zij is hier af en toe, net als Doornroosje. Ik zie haar genieten met haar kersverse echtgenoot. Het geluk dat ze uitstraalt maakt haar mooi en levendig. Vastbesloten komt ze dichterbij, tot ze tegenover me staat. “Weet je een manier hoe ik de brandnetels kwijtraak? Ik vind het zo inspirerend wat je doet, ik ga ook bloemen uitplanten!”
Ik zeg dat ik brandnetels drastisch weg haal en vertel enthousiast hoe ik dat doe. Ze knikt. “Ik ga het proberen”, zegt ze en kijkt me ineens aandachtig aan. “En weet je, jij kàn hier helemaal niet weg!!” Ze groet me lachend, draait zich om en loopt weg. Ik glimlach.

De één wil met rust worden gelaten, de ander laat zich inspireren. Zo gaat het. Als je zo aan het werk bent, dan leer je de mensen snel kennen. Nadenkend was ik mijn zwarte handen in een emmer water en kijk naar mijn huisje. Ik moet nu toch echt voor mezelf bezig gaan. Het plan is immers om te gaan trekken! De banden zijn al opgepompt, maar er is nog veel meer te doen, voor ik zover ben. Ik draai mijn gezicht naar het westen. De zon schijnt laag tussen de bomen door, de dag loopt op zijn eind. Wat nu? Eerst maar die berg uitgetrokken brandnetels opruimen. En de kuilen die ik heb gemaakt in het pad, om die monnikskappen uit te graven, die moeten toch echt weer dicht, anders valt er nog iemand.

De lente geeft me kracht en inspiratie. En die geef ik weer terug aan de plek waar ik ben. Lente is een feest, een feest dat plannen in de war schopt. En hoe meer mensen er meedoen, hoe liever het me is.

.

 

Alle kruinen geworteld en geplant!

.

.

 Bomen horen bij mensen. Mensen houden van hun bomen en bossen. Dat ontroert me. Toch wordt er nu in Nederland ongeveer vijf keer zoveel gekapt als er wordt geplant. Daarom begon ik dit project. Bomen doen zoveel! Bezoek een oud bos en laat de vruchtbare grond eens door je handen gaan. Voel hoe vochtig die is. Kijk naar de bloesems, naar het feest van bijen en insecten. Luister naar het gehamer van de specht en kijk naar de gaten in een dode bast, vol met kleine beestjes. In het bos is het koeler, het is er heerlijk op warme dagen. Bomen zorgen voor meer evenwicht in het neerslagpatroon. Balans in het weer en een stabieler klimaat, ik zie het als een oogst die voortkomt uit een gezonde wereld, waarin de mensen bescheiden en respectvol zijn. Een wereld waar het goed toeven is voor alles wat leeft. Daarvoor hoef ik niet te rekenen met emissies. Als het goed is, is het goed. En ik doe er mijn best voor.

.

Sommigen zouden er wakker van liggen. Driehonderdvijftig bomen die ergens een plek moeten krijgen. Hoe krijg je dat in hemelsnaam voor elkaar?! Ik had ze, ik was er vol enthousiasme aan begonnen. Vanaf mijn zestiende wilde ik al bomen planten en dit was het moment. Een jaar lang heb ik ze verzorgd. Ik bleef er voor thuis, bij mijn kleine wooncocon op Frijlân, tijdens vele weken van hitte. Een deel van de boompjes werd in november uitgeplant rond de boerderij. Maar toen de winter kwam, stond er nog steeds een grote verzameling potten bij elkaar, tegen de muur met de koude wind in de takken. De hele bomengemeenschap stond te wachten op het moment van de aanplant, stond te wachten op ruimte!

Het is de laatste dag van maart. Ik sta achter een kraam. We zijn bij een bioboerderij en het hele erf is schoongemaakt en opgeruimd voor deze biodiversiteitsmarkt. Naast mij zitten twee vrouwen van het Bijenflinterlint. Het is er druk. Ze geven kleine zakjes met zaad weg. Dat doen ze al jaren. Lichtelijk geïrriteerd kijken ze naar de grote bakken, die onder de kraam staan. Dat hebben ze nog nooit meegemaakt. De inhoud is ven mij. Er liggen boompjes in.

Wat moet dat daar? Ik zie ze denken. Ik glimlach om hun onbegrip en leg het uit. “Deze bomen zijn ook voor bijen! Je moet het eens zien, wanneer een heel bijenvolk de bloesems bezoekt. Dan ben je helemaal verkocht,” zeg ik vol vuur. De vrouwen knikken. Nu snappen ze het. Ik krijg een mierzoet kwarkbroodje en bedank ze hartelijk.
De boompjes steken een beetje uit. Ik probeer ze terug te duwen maar het helpt niet. Af en toe kruip ik onder de tafel om een boompje te pakken. De wortels zijn in natte kranten gewikkeld en erover heen ligt nat zwart zand. Mijn nagels zijn ook zwart.

Er lopen twee mensen tussen de bezoekers, een lange jonge vent en een oudere vrouw. Ik herken de man. Hij is van Living Lab, een Friese organisatie die zich bezig houdt met diversiteit en natuurinclusieve landbouw.
Opeens hoor ik een vrouwenstem. “Zij geeft boompjes weg!” Het is dezelfde vrouw. Ze wijst enthousiast naar me en kijkt hem aan. “O ja? Wat voor boompjes,” vraagt hij. De man is levendig geïnteresseerd. Ik vertel hem dat het kerspruimen zijn, Prunus Cerasifera. “En je moet eens zien wat een enorme wortelkluit er aan zit!” Trots laat ik de lange baarden zien die onder de wortels hangen. “Ik kwam een ervaren tuinman tegen, die had dit nog nooit gezien. Ik heb ze voeding gegeven met micchorizae’s.”
Stralend geef ik hem drie boompjes. Hij pakt ze dankbaar aan en herhaalt mijn woorden als een eurekakreet.
“Voeding met micchorizae! Geweldig!!!”

Hiep hiep hoera. Iets weggeven zonder eigenbelang is goud waard. Soms kan oprecht gemeend enthousiasme meer doen dan een heel jaar werk. Dat heb ik eerder meegemaakt. Informatie die op die manier wordt gedeeld, is van een heel ander kaliber. Maar je weet het vaak niet, wat woorden doen. Ze gaan hun eigen weg. Ik duim voor het allerbeste!

.

DE BOMEN

In de potten zat blaadjescompost uit Brabant en toevoeging van Biohaag met micchorizae’s. Micchorizae’s zijn schimmels. Ze hechten zich aan de wortels van de boom en zorgen dat die mineralen op kan nemen die anders onbereikbaar zouden zijn. Ze geven de wortelgroei een enorme boost en dat maakt de boom veel meer bestand tegen de lange periodes van droogte, die er steeds vaker zijn. Als de boom zijn blaadjes laat vallen geeft hij de overgebleven suikers aan de schimmels, die op dat moment vruchten leveren voor de voortplanting, de paddestoelen.

.

Winterlinde, na een jaar in de pot met nog drie boompjes. Toen ik ze kocht bestond de wortel alleen uit een enkele kale stengel.

.

Alle bomen zijn gekozen om hun bloesems voor insecten en omdat ze voedsel bieden voor de mens. De meidoorn zorgt als boom voor perfect beschermde nestelplekken, door dichte groei en doorns. Bomen en struiken zorgen voor beschutting, langs kale vlaktes van ons land, die steeds groter en talrijker worden.

.

Dit zijn de soorten die ik had.

Meidoorn: Bloeit in mei, fijn voor insecten. Jonge blaadjes voor salades. Bloesems voor thee en siroop. Het ruikt naar bitterkoekjes of amandelen. Goed voor het hart. Bessen zijn melig, maar lekkerder na de eerste vorst.

Wilde Kerspruim: Bloeit uitbundig vóór de andere prunussen en trekt dan hele zwermen bijen aan, als die binnen 3 km te vinden zijn. Kleine rode of gele pruimpjes. Deze zijn geel. Heerlijk zoetzuur van binnen, het schilletje is iets dikker en zuurder dan de gecultiveerde soorten. Lekker uit de hand of voor jam. Ook een verrukking voor loslopende varkens en kippen, konijntjes en rondfladderende vogeltjes. Emmersvol vruchten! Vooral met wat mest erbij. Omdat hij sterk en wild is, wordt de onderstam gebruikt om gecultiveerde varianten op te enten.

Linde: Bloesems voor thee en voor bijen. De honing ervan is heerlijk. Bloeit aan het begin van de zomer, heerlijk op zwoele avonden. Als haag geplant kun je het steeds blijven snoeien, zo gaat je oogst gewoon door. Het jonge blad gebruik je als sla, de smaak is lichtfris.

Hazelaar: Bloeit van januari tot maart. Windbestuiver, maar ook bijen. Lekkere nootjes.

Sering: Komt oorspronkelijk van rotsachtige hellingen van de Balkan. Groeit snel en breeduit als een dichte massa. Wordt 3 tot 5 meter hoog. Bloeit in mei. De paarse bloemen trekken massaal insecten aan. Maar er blijft vast wat over voor ons als een traktatie. Want de bloesems zijn heerlijk in appelsap of witte wijn. Mooi voor speciaal bezoek, bij het ontbijt op een zonnige tuintafel!

Berk: Zoet vocht van de sapstroom, berkensap. Kan alleen in maart, als de sapstroom op gang komt. Zoek een oude boom met een jong takje. Snij het takje af en hang er een fles aan om de druppels op te vangen. Gebruik het met mate en met respect voor de boom. Goed voor de huid en de weerstand.

.

ALLE 350 BOMEN, WAAR KWAMEN ZE TERECHT?

IN TOTAAL HAD IK

50 hazelaars (geen uitval)
80 meidoorns (plus 120 uitval, kreeg ik er gratis bij)
55 kerspruim (plus 5 uitval)
67 seringen (geen uitval)
75 winterlindes (geen uitval)
5 berkjes (rechtstreeks uit Brabantse grond)
1 den (rechtstreeks uit Brabantse grond)

Frijlan kreeg:
24 hazelaars, 10 kerspruimen, 30 lindes, 30 seringen, 1 berkje

Ecocamping De Swetteblom van Jochum Rijpma kreeg:
16 seringen, 18 kerspruimen, 22 lindes

Bijenflinterlint van Marten de Boer en permacultuurtuin van Agaath en Ferry kregen:
19 seringen, 12 kerspruimen, 80 meidoorns, 33 lindes, 26 hazelaars, 4 berkjes.

Verspreid over Friesland kwamen terecht:
25 kerspruimen, 2 seringen en een dennetje. Ze zijn geplant op ongeveer 14 verschillende adressen.