.

.
Dit is het derde deel van een verhaal met een tijdsbestek van één dag.
De jongen kijkt me stralend aan. “Een vlot? Ik heb in mijn jeugd niets anders gedaan dan vlotten bouwen! Het ene na het andere.”
Liever luisteren? Klik op de knop onder de tekst.
De plattegrond van de oude fabriek is afgebeeld met witte lijnen op een donkerbruine ondergrond. Er staat een lange lijst namen op. Er is een houtbewerker en een schepenstalling. Een geluidstudio voor bandjes en nog veel meer. Wie had dat gedacht van een gehucht als It Wiel! Rustig lees ik de hele lijst, van begin tot einde. Ertussenin zie ik de naam van de muzikant Sytze Pruiksma. Die ken ik. Het is de man van Nynke Laverman, de Friese zangeres, die bekend geworden is van haar Friese Fado’s. Dat zijn eigenlijk een soort van Portugese smartlappen, maar in haar Friese taal klinkt het prachtig en ze zingt het heel doorleefd. Zouden zij hier dan ook wonen? Ik doe een paar stappen opzij en kijk om het hoekje. Een paar kleine huisjes leunen met hun achterwand tegen de fabriek. Het lijken wel voormalige arbeiderswoningen. Om de huisjes en de fabriek heen ligt het eindeloze weidelandschap. De lucht is blauw met wolkjes. Alles ademt ruimte.
Ik loop over de kleine straat die aan de groene vlakte grenst. Na twee huisjes al kan ik de hoek om. Er zitten mensen op een piepklein terrasje aan een houten tafel. Ik herken ze, Nynke en Sytze. Pasgeleden nog heb ik ze voor het eerst gehoord bij een heel kleinschalig optreden. De eerste na corona, voor mij. Alleen dat al was ontroerend. Het lied maakte dat nog erger. “Ancestor” zong ze. Een heftig lied. Ze praat met mensen die zullen leven over honderd, tweehonderd jaar. Op haar website citeert ze de eerste zinnen: ‘Luister, dit is jullie voorouder, heb je twee minuutjes voor mij? Ik moet jullie iets vertellen’. Het was lang geleden dat ik met tranen in de ogen naar een lied luisterde. Ik vraag me af hoe het moet zijn om dit keer op keer te zingen. Dat lijkt me zwaar. Net een rouwproces. En nu zit ze daar, aan de houten buitentafel. Ze zijn met zijn drieën.
“Hoi!” zeg ik en schuif mijn grijze wollen pet naar achteren. “Heee” zegt Nynke. “Jij hier! We komen nog een keer bij je langs hè… maar nu ben jij híer!” Haar blik is ernstig en geconcentreerd. Kennelijk waren ze iets aan het doen. Haar man begroet me met een glimlach. Ik kijk om me heen, het oude fabrieksgebouw aan de ene kant, het oude weidelandschap aan de andere. “Wat een bijzondere plek is dit!” zeg ik. Er zit ook een blonde jongen aan tafel en er ligt papier en schrijfgerei. “Ja, dit is een mooie stekkie. We wonen hier graag. We waren aan het vergaderen. Het is lekker weer om het buiten te doen, niet te warm, niet te koud.” Ik zou best meer willen weten, waar vergaderen ze over, wie is de blonde jongen, hoe leven ze hier. Maar ik zeg natuurlijk niks. “Staat er ook een piano in de geluidsstudio?” vraag ik alleen. “Nee,” zegt Sytze. “De studio wordt gebruikt door hardrockbands. Er staat alleen een elektrische. Bij mij staat er wél een.” Zijn ogen twinkelen. “Jammer,”zeg ik. Sytze knikt begrijpend. Ik wens ze een fijne dag en loop verder.
Al snel kom ik bij een hal die openstaat. Ik zie steigerdelen liggen en ruige meubelen staan, die daar kennelijk van gemaakt worden. Een jongen met een blozend gezicht houdt op met wat hij aan het doen was en kijkt me vriendelijk aan. “Kom maar binnen hoor.” Ik loop hem tegemoet en kijk naar het hout. We maken kennis en hebben een kort gesprek over corona. Tot ik er een einde aan maak, met een praktische vraag: “Verkoop je die ook los?” Ik wijs naar de stapel steigerdelen die naast me op het beton ligt. “Ik wil een vlot maken, om de Zwette over te steken met een fiets.” Ik speel al een tijdje met het idee. Het begon heel idealitisch. Een pontje voor de buurt, zodat ons dooie eind levendiger kon worden. Nu denk ik, laat dat idealistische maar even. Ik doe het gewoon omdat ik het leuk vind. Lekker simpel, geen gedoe. Die steigerdelen zijn mooi dik en lang. Ik kan ze in passende delen zagen. Even kijken hoe… Ik kijk op. De jongen kijkt me stralend aan. “Een vlot? Ik heb in mijn jeugd niets anders gedaan dan vlotten bouwen! Het ene na het andere.” Ik grijns hem toe. “Dat was zeker het begin van je carrière?” Ik kijk hem aan, eigenlijk nog steeds verbaasd. Daar staat hij dan, een deskundige voor mijn plan. En zo dicht in de buurt! Ik kijk opnieuw naar de stapel steigerdelen. “Wat kosten ze?”
Hij denkt met me mee en het plan is snel gemaakt. Het hout is er. Nu de drijvers nog. Om de hoek zit de baas van het terrein, zegt de meubelmaker. Hij heeft vaten, kleine en grote. Die kan ik er onder binden. Nieuwsgierig loop ik een stukje door en daar staat hij, de baas. De vaten zijn groot en blauw. Na een kort gesprek is alles in kannen en kruiken. Binnenkort kom ik langs met mijn fietskar om alles één voor één mee te nemen.
En zo ga ik weer verder. Ik ontmoet de één na de ander. De dag, die zo somber begon, is er een vol verrassingen geworden. Ik kan weer uit de voeten. En alleen maar door een heel klein straatje in te gaan.
.
.
.
.
.
.
.
PS Dat ik met het vlot begin gewoon omdat ik het leuk vind, betekent niet dat ik straks niemand uitnodig om ook over te varen.
.