De kentering van licht naar donker

Elk jaar, als de maand september komt, heb ik een sombere avond. Eentje maar, en dan is het weer voorbij.

.

Auteursrechten Alowieke van Beusekom

Dit keer is er alleen geschreven tekst.

.

Het is niet vaak dat ik sombere gedachten heb. Het is maar één enkele avond en bijna altijd tegen de herfst, als de eerste bladeren vallen en de dagen korter worden. Het is wanneer ik al een hele zomer tuinonderhoud heb gepleegd en er nog steeds veel werk moet worden gedaan. En dan ook nog al die demonstraties waar we voor worden opgeroepen, tegen volkerenmoord, tegen boringen van Shell op de Waddenzee, en tegen het handelsverdrag Mercosur… Ik voel me verantwoordelijk. Maar in beweging komen gaat nu stroever. De vroege ochtend heeft de betovering van de lente verloren, en de vogels fluiten niet meer. De broedvogels vertrekken, de wintergasten zijn nog niet gearriveerd.  De magische herfstssluiers zijn er nog niet. En de bessen, pruimpjes en frambozen zijn allemaal geplukt, terwijl de appels nog niet rijp zijn. Donkere gedachten drijven als wolken mijn kop binnen. Iemand zegt dat de aarde ons er straks allemaal af-flikkert en dan zelf verder gaat. Ik denk daaraan als ik die avond in bed lig. Soms kan ik daar dankbaar voor zijn, dat alles uiteindelijk wel goed komt met onze planeet. Maar nu niet. Ja, we maken er een puinhoop van. En wat kan ik nou doen in mijn uppie, al leef ik nog zo eenvoudig en zorg ik goed voor mijn bomen. Misschien kan ik net zo goed ophouden met bestaan, als het dan toch die kant op gaat met ons. Gelukkig redt de slaap me uit mijn somberheid. Het universum van de droom brengt me zoals altijd tot mezelf. De herfst is in aantocht. Het is de herfst, de lucht vol schimmels en verrotting.

In huis is het ’s ochtends koud. Zoals gewoonlijk doe ik mijn oefeningen en maak ontbijt. Maar na de verwarmende pap weegt die sombere avond nog steeds in mijn ledematen en ik duik opnieuw onder de wol. Tot een uur of tien, half elf, dan komt de zon over de bomen heen en maakt de wereld lichter. Net als de natuur keer ik langzaam naar binnen, voel de stralen van de nazomerzon en doe wat nog gedaan moeten worden. Het maaien van het lange gras, distels trekken, riet weghalen. Overwoekerde paden maak ik zichtbaar aan het einde van het land. Zo kunnen we bewonderen wat er dit jaar is gaan groeien. Ik ontdek de zaailing van een lijsterbes met bessen er al aan. Sommige struiken hebben al gele bladeren. De overgang is duidelijk. Die ene avond gebeurt het. Als een zonnebloem die haar zwaar geworden kop omlaag knikt, voor ze haar zaad weggeeft. Als de kentering tussen vloed en eb, tussen de zonnetijd en de donkere dagen. Het is de wet van al wat leeft, waar ik nog altijd deel van uitmaak.

Eenvoudig leven in een Meth

Wonen in een Mobile Ecologic Tiny House

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Ik heb een eigen huis. Al zien sommige mensen een huis anders voor zich, voor mij is het enorm bevredigend te wonen in mijn zelfgebouwde Meth. Een mobiel ecologisch tiny house, zo noem ik het. Ik ben vrij in eenvoud.

Als je een eigen huis hebt, ben je vrij en zelfstandig. Hoe groter hoe beter, vindt men. Dat is een goede investering voor de toekomst. Zo denkt men al jaren en de hele politiek, van links tot rechts speelt daarop in. Maar eigenlijk is het een ingewikkelde toestand en dat wordt alleen maar ingewikkelder. Er worden dure huizen bijgebouwd, want de grondprijzen stijgen flink. Alleen de mensen die dat kunnen betalen verhuizen naar hun nieuwe kasteel. Anderen kunnen doorstromen in de goedkopere woningen, die leeg achterblijven. Mensen in die grote dure huizen bemoeien zich nauwelijks nog met de buurt of met anderen die het minder treffen. Het is steeds meer ieder voor zich.

Deze week ontmoette ik Albert. Hij woont in een dorp in de buurt en stond hier op het veld van de camping, even weg van zijn gezin. Hij hoefde niet zo nodig ver weg, als hij maar lekker kon aanrommelen rond zijn tent. “Ik ben sociaal werker” zei hij. “Maar ik mis het werk met mijn handen. Ik droom ervan om, wanneer ik met pensioen ben, het kaatsveld te onderhouden.” Het is een eenvoudige echt Friese droom. Elk zichzelf respecterend Fries dorp heeft namelijk een kaatsveld en de oude traditionele sport wordt nog steeds fanatiek beoefend. Het is een van de dingen die de gemeenschap nog altijd samenbindt. “Ik zou het heel mooi maken, zoals het nu ook is, strakke randjes met bloemen eromheen.” zegt Albert stralend en dan denkt hij even na. “Maar als ik in een groot huis terecht kom, dan denk ik niet dat ik daar tijd voor heb.” Ik raad hem serieus aan dan geen groot huis te kopen. Ik hoop echt dat hij het gaat doen, met dat kaatsveld. De plek waar het hele dorp samenkomt.

Maar hoe kom je aan een huis? Het mooiste is als je zelf je huis kan bouwen, samen met de buren op een plek waar je je thuis voelt. Een huis dat even groot is als alle andere van het dorp, zodat iedereen gelijk is. Zo was het vroeger, op vele plekken in de wereld. Op sommige plaatsen is dat nu nog zo. Het is fijn om iets zelf te bouwen. Ik snap Albert wel, dat hij het mist, het werk met de handen. Ik ontwierp en bouwde mijn eigen huis, het brein en de handen werkten samen. Nu is het een plek die helemaal op mij is afgestemd. Ik noem het een Meth, een Mobile Ecologic Tiny House.

Het is ecologisch omdat het gebouwd is van zoveel mogelijk ecologische materialen. Maar ook ben ik deel van de natuur om me heen, met ogen, oren en handen. Ik plant bomen en werk aan de biodiversiteit, vier jaar nu, op deze boerderij. Ik sta er ingeschreven en de gemeente weet ervan. Zolang ik hier werk heb blijf ik.

De manier hoe er tegen woningen en woningbouw wordt aangekeken, loopt dood. De twintigers van nu ervaren dat aan den lijve en zoeken naar oplossingen. Een klein mobiel huis is ook zo’n oplossing. Ik denk dat we creatieve wegen op moeten zoeken, met eenvoudige haalbare doelen. Er zal niet altijd iemand zijn die ons de weg wijst. Een nieuw avontuur ligt voor ons.

Een waterwezen worden

.

.

Alle vogels fluiten. Het is zes uur en ik lig nog in mijn hangmat. De bovendeuren staan open, aan beide kanten van de wagen, en er waait een fris briesje door mijn huis. Ik trek de slaapzak wat hoger op maar echt behaaglijk warm krijg ik het niet. Gisteren was het een hete dag, Ik heb de deuren opengelaten. Maar nu is het niet warm meer. De wind is gedraaid. Gisteren was het nog heel anders.

Het is warm. Boven het water vliegen de zwaluwen en het riet groeit hard, na een periode met regen. Ik loop naar het water, bezweet na een lange dag gras trekken. De grote houten steiger is leeg en ook het fietspad aan de overkant is verlaten. Ik gooi het lange vest van me af en stap de ladder op die inmiddels diep in de modderige bodem is gezakt. Het water voelt koud aan mijn hete huid, maar al gauw went het. Halverwege de ladder houd ik stil. Ik laat mijn bovenlichaam zakken, tot ik in gehurkte houding op de ladder zit, met het water tot mijn kin. Nu wachten. Als ik heel stil ben komt het. Ik buig mijn hoofd om naar beneden te kijken, het puntje van mijn neus raakt het glinsterende oppervlak. De zon schijnt op mijn ondergedompelde huid en mijn benen zijn van groen goud. Verder zie ik nog niks. Niet wat ik verwacht te zien. Ik kijk weer op en wacht nog langer. Dan voel ik het. Een kleine subtiele aanraking in mijn zij, en nog een, en nog een. Hele kleine mondjes kussen mijn huid. Het is een gevoel dat nergens anders mee te vergelijken is. Als ik opnieuw naar beneden kijk zie ik ze. Kleine visjes zijn het van vijf centimeter lang. Nieuwsgierig verkennen ze mijn lichaam, een nieuw element in hun onderwaterlandschap. Ze zwemmen over mijn gehurkte benen heen en er weer onderdoor. Mijn groengouden huid is omgeven door kleine bewegingen. Kleine mondjes raken me aan. Er komen er steeds meer. Ik denk eraan hoe het zou zijn om hier te blijven, en een waterwezen te worden. Dat er niets anders zou zijn dan ik en de vissen, vertrouwd met mijn vel, dat almaar groener wordt, net als de steiger en het riet. Wonderlijk en tijdloos.

Heel langzaam strek ik me uit. Mijn natte vel glimt in de zon. De visjes schieten weer onder de steiger.

.

Opgeschrikt in een verhaal

Luisterend naar de stem van een stervende rivier

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.



Het is zes uur in de ochtend. Om een of andere reden ben ik wakker geworden en de regen tikt op het dak. Rustige grote druppels zijn het, de wind is kennelijk gaan liggen. Ik stel me voor hoe de insecten en vlinders beschutting zoeken onder grote bladeren. Veel van die planten heb ik zelf gezaaid of uitgezet en ze breiden zich snel uit. In de tuinradijs, onder de moerasandoorn, overal schuilen libellen en vlinders. Het land, de dieren en ik, alles hoort bij elkaar.

Ik luister naar de regen maar val niet opnieuw in slaap. Wacht, ik kan het luisterboek aanzetten, dat ik gisteren geleend heb bij de online bibliotheek.

“Ik ben een berg die op me wacht” heet het. Een fascinerende titel. Nu zijn hier geen bergen. Hier in Fryslân is water. Ook de Swette, het water wat hier al eeuwen loopt, hoort daarbij. Fryslân zonder glinsterende vaarten en meren, dat kun je je toch niet voorstellen? Ik had er zelf nog niet aan gedacht, om de Swette een stem te geven in een verhaal. De schrijfster van dit boek heeft dat wel gedaan. Het is de rivier die spreekt over alles wat hij ziet. Een nomadenvolk leeft al eeuwenlang samen met de stroom. Er is een vrouw, heerlijk als de zon, die haar handen onder zijn huid dompelt. De rivier is verliefd op haar. Er is een zanger die zingt over de rivier en de bergen. En er is ook een jongen die alleen maar dode vissen verzamelt. Stil lig ik te luisteren. Het verhaal kabbelt rustig voort, net als de regen op het dak. Langzaamaan dommel ik weg. Plots word ik wakker. De stem is opeens scherp geworden. “Waarom verzamel je dode vissen?” vraagt iemand. De jongen antwoord: “Ik luister naar hun verhaal. De dode vissen hebben iets te vertellen. Ze zijn bang voor de toekomst. We zien het toch. Het ijs op de berg smelt. Er is steeds minder water.” De rivier hoort het, maar kan het zich niet voorstellen dat dit kan. Het land als een dor gerimpeld vel, zonder hem als stroom en bron van leven. Zonder rivier is er niets meer. Zonder de rivier geen vissen, geen nomadenvolk dat met hem samenleeft.

Ik ben in een keer wakker. Ik had het boek niet eens zo bewust gekozen. Maar dit! De dreiging uit dit verhaal is onlangs werkelijkheid geworden. Gisteren nog plaatste ik het bericht op Linkedin: De gletsjer in Nepal is gestorven. Hoe dramatisch dit ook is, er werd geen enkele aandacht aan gegeven. Natuurlijk hebben we verschrikkelijk veel aan ons hoofd. Maar toch is het raar. Stel je voor dat er geen water meer in de Swette was, of dat de Rijn bijna niet meer stroomde, of dat het IJsselmeer droog stond! Dan piepten we wel anders. In dit verhaal is het of de ziel van het landschap zijn stem laat horen. En wat daar gebeurt, is nog maar het begin. Als de gletsjer sterft sterft de rivier en zonder water is er geen leven.

Nu ik dit gehoord heb, denk ik niet dat ik nog in slaap ga vallen, bij het luisteren naar dit boek. Ik wil horen wat de schrijfster, Sholeh Rezazadeh, mij te vertellen heeft. Het is een noodkreet. Een verhaal van ons allemaal.

“Ik ben een berg die op me wacht.“ Zo heet het. Morgen luister ik verder. En dan met volle aandacht.

Hoe gaat het verder? Ik wist het nog niet. Maar dit is de tekst bij Ambos uitgevers.

De veertigjarige Alma die woont in een woonboot op de Amstel, een rimpelloze rivier. Ze heeft een drukke baan. Op een dag neemt ze een radicaal besluit: ze reist in haar eentje naar Iran. Daar sluit ze zich aan bij een nomadenvolk. Saray hoedt schapen en melkt geiten. Ze is verliefd op een jongen van een andere nomadenfamilie en ontmoet hem in het geheim aan de oever van de Aras, de bruisende rivier die door het ruige berglandschap dendert.

Lukt het Alma om haar jachtige bestaan achter zich te laten? De nomaden leven bij de dag en eten wat de seizoenen te bieden hebben. In plaats van constant op hun iPhone te turen zijn ze verbonden met elkaar. Maar ze worden in hun voortbestaan bedreigd. Door de klimaatverandering wordt het steeds droger, Aras buldert minder en steeds meer jonge nomaden willen in de stad leven.

(Noot van mij: Is er in de stad nog wel water dan? Als er geen rivier meer is? Dit vraagt om een vervolg.)

‘Met de natuur als een echt personage en de mens als onvolmaakt wezen op zoek naar liefde en verbinding, droom je weg bij elke zin die je leest.’- JAN

.

De zompige tijd na verzending

En hoe je daar weer uit komt.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Het manuscript voor “De heilige traagheid der dingen” is af en verstuurd naar de uitgevers. Het werk is gedaan. Maar het moeilijkste stuk komt nu pas. Schrijven vind ik heerlijk om te doen en het verhaal lijkt als een loper voor me uit te rollen. Toen ik klaar was met schrijven, moest er een voorwoord komen, en toen het kwam was ik blij. Er moesten zeven schilderijen komen bij het boek, en ook die zijn af.

Het manuscript is verzonden naar twee uitgevers en de eerste afwijzing is binnen. Geen botte afwijzing maar een lovende, dat scheelt. Maar hoewel ik het min of meer had verwacht word ik er toch stil van. Ik vraag me af hoe het zal gaan met de tweede uitgeverij, de grootste. Hun boeken passen beter bij mij dan die van de andere uitgeverij, dat heb ik al wel gezien. Maar het is zelden dat een onbekende schrijver een “ja” krijgt, zeker bij zo’n grote uitgeverij.
Ik werk op het Verhalenpad, trek het gras weg tussen de zilverschoon en de bessenstruiken. Het meditatieve werk is ontspannend en geeft veel voldoening. Ik kan eindeloos kijken naar alles wat er groeit, zoemt en kruipt. Maar het is of het Verhalenpad iets zijn betekenis verliest, nu het boek met de verhalen stil ligt te wachten op een grote stapel, tussen talloze andere manuscripten. De stilte is dof en in mijn hoofd komen oude gedachten op. Kom ik er wel tussen? Is mijn verhaal wel goed en helder genoeg om te stralen in een boekenkast met andere inspirerende boeken? Misschien wil geen enkele uitgever me. Aan de ene kant is dat wel makkelijk. Dan hoef ik niet vol in de publiciteit om mijn boek te promoten, want dat vind ik best spannend. Ik kan het boek ook zelf uitgeven, zonder franje eromheen. Meteen wijs ik die gedachte af. Geen sprake van dat ik daaraan toe geef. Ik denk aan die ene keer, toen ik twintig was en met mijn studiejaar op een eiland zat. De opdracht was voor mij om een liedje te maken en laten horen. Ik besteedde er een hele ochtend aan en het was geloof ik best leuk, maar ik durfde het niet te zingen. Ik kreeg op mijn kop van de mentor: “Als je je werk niet laat zien kom je nergens.” Dus dat heb ik inmiddels geleerd. Spreken en trouwens ook zingen is geen probleem meer voor me. Ook niet in het openbaar, al is het toch spannend, als je niet weet wat er gaat komen. En toch, misschien komt er wel een gesprek op gang! Maar dan lees ik een boek van een hele goeie schrijver, waar ik echt van onder de indruk ben. En dan ga ik vergelijken. Zo gaan de gedachten rond in mijn hoofd, tot ik het zat ben.

Ik klim uit de hangmat. Eerst maar eens mijn ochtendoefeningen doen. Ik volg dezelfde routine als altijd en ga dan verder met een dansje. Dan kijk ik naar het symbool in de nok. De rode cirkel van de aarde, in vieren gedeeld, het diepe blauw van het universum er om heen. Het is of ik het kleine raampje opnieuw zie, en de symboliek die ik eraan gaf in goede tijden, keert nu bij me terug. De Aarde, het universum, het groeien. Wat ik geschreven heb moest geschreven worden en zal zijn dienst bewijzen. Elk verhaal is de moeite waard om te delen, zeker als er zoveel tijd aan is besteed. Ik zie mensen over hetzelfde soort onderwerpen schrijven, elk op zijn of haar manier, met veel waardering bij publiciteit. Daar ligt het dus niet aan. De betrokkenheid groeit en ook mijn verhaal zal er komen. Sommige dingen duren lang, maar dat is geen reden om de moed te verliezen. Lichaamswerk en dans doen goed. Als het maar blijft trillen. En die negatieve bijgedachten? Ach dat stelt niets voor. Van nu af aan ben ik Oost Indisch doof daarvoor. Als er niemand luistert dan verdwijnen ze vanzelf. En nu ga ik een flink stuk fietsen.

.

.

Inschrijving boek: “De heilige traagheid der dingen”

Lekker zeisen

.

Met op de achtergrond het Verhalenpad, de eerste plantlocatie, waar ik tot twee jaar terug nog bomen bijzette.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

De nieuwe zeis is aangekomen. In een hele grote doos zat hij, tjokvol papierproppen. Het is een graszeis, dun en verschrikkelijk scherp. Prachtig gereedschap is het. Als je hem goed blijft haren en hem alleen voor gras gebruikt, kan je er je leven lang mee doen. Het is heerlijk om in cadans het gras te zien vallen. De vogels fluiten, de hommels zoemen. Zo hoort het te zijn. Door te maaien kan je kunstwerken maken door sommige plekken wel te doen en andere plekken niet. Elk jaar weer anders. Je kan bloemen en kruiden laten staan, of juist heel kort maaien om de wortelgroei te stimuleren. Hoe meer je ervan weet, hoe interessanter het wordt. Hoewel het ritme van de zeis uitnodigt tot een trans waarin je op de automatische piloot verder gaat, doe ik dat dus niet. Dat maakt het nog veel boeiender. Ik zie hoe hommels en vlinders meteen de nieuwe ruimte gaan verkennen, tussen hoog en laag. Ze zoeken er beschutting als het waait. Maar meestal is het nog vroeg als ik maai, en windstil. De hommels zijn nog niet wakker. De vogels laten in elk geval wel van zich horen. Overal zijn nesten. Ik hoor de tjiftjaf, de winterkoning en een paar rietzangers. De merels, mussen en mezen nestelen bijna allemaal in het dichter beboste stuk, bij de boerderij. Daar is meer beschutting dan hier, hier moet alles nog groeien. Ik help daarbij, met mijn zeis. Het lange gras is nat van dauw, het scherpe mes glijdt er als boter doorheen. Ik strooi het gras onder de begroeiing, onder de bomen en struiken, vooral de jongsten. Het zou nog wel eens heel lang droog kunnen blijven, en een goeie laag mulch zal hen zonder stress door de moeilijke tijd heen helpen. Behalve het gras als strooisel te gebruiken, maak ik er ook een hoop van. Dat is voor de nieuwe boomgaard, een stukje verderop. Het gemaaide gras komt precies tussen de nieuwe aanplant in, aan de ene kant de elsen, zuurbessen en het sporkehout, aan de andere kant een laagblijvende haag van vlechtwilg. Daartussen is alleen nog maar gras. Daar moet de nieuwe boomgaard komen.

De bodem is keihard. Hier komen de twee rijen appelbomen en precies daar, waar ze moeten komen, gooi ik het gemaaide gras neer. De bodem heeft het nodig, als daar fruitbomen moeten groeien. Het zal wormen aantrekken en andere beestjes, die op zoek zijn naar vochtige grond. Die zullen de bodem losser maken. Ze trekken het gras de grond in en verteren het. Het houdt de groei van het gras tegen. Zo maak ik het klaar voor de dag dat de appelbomen worden geplant.

Wat ben ik toch blij met mijn zeis. Er zijn mensen die denken dat boerenwerk geestdodend is en vermoeiend. Dat het steeds maar hetzelfde is. Laten we daar robots inzetten, zegt onder andere Hidde Boersma, een voorvechter van ecomodernisme. Ik ben geen fulltimeboer. Maar ik zou het niet willen missen, mijn zeis niet, het werk niet, en ook niet alles wat ik zie en beleef. De wind te voelen, de structuur van de bodem, hoe het groeit, alles. En ook hoe bijzonder het is om te merken hoe helder mijn hoofd wordt. Zelfs als ik een keer slecht geslapen heb, mijn frisse blik keert terug zodra ik in de velden en tussen de bomen ben. Zouden we dit zinvolle werk over moeten laten aan machines? Ik dacht het niet. Dan komen de kinderen helemaal niet meer achter de laptop vandaan. Hun hele leven blijven ze daarachter zitten. We zouden als mensheid langzaam verschrompelen en wankel en bijziend de wereld ingaan. Dat wens je niemand toe. Kinderen mogen best weten hoe je met een scherp mes omgaat. Kennis en vaardigheden opdoen van al die dingen die een mens nodig heeft om echt te leven.

Liefdevol en voorzichtig strijk ik het natte gras weg, dat aan het mes zit gekleefd. Dan loop ik terug naar mijn schuurtje, pak een doek en veeg hem zo droog als ik kan. Even laat ik de zeis staan en als ik terug kom is het laatste vocht opgedroogd. In de hoek staat de lijnolie. Met de punt van de doek smeer ik het ijzer in. Zo blijft hij glanzend en glimmend scherp. Ik hoop nog vele jaren. Want de bedoeling is dat we er wat moois van maken. Dat heb ik beloofd. En daar heb ik mijn nieuwe zeis hard bij nodig.

.

.

Wil je het hele verhaal lezen van begin tot eind, met alle achtergronden, geef je dan op voor het boek: De heilige traagheid der dingen. Binnenkort kan het naar de uitgever, en dan is een lijst met belangstellenden mooi om mee voor de dag te komen.

Hier begint mijn verzet

.

.




Je ontkomt er niet aan om erover na te denken. De dictators van deze tijd. Terwijl ik plant en fluit naar de vogels, terwijl het ritselen in de tuin met de dag sterker wordt, woeden brute krachten elders. Er worden heel wat stenen in de wereldvijver gegooid en de kringen reiken ver. En hier staan wij, in het vlakke land. Waar wij aan werken is klein als mosterdzaad, maar we weten dat het zal groeien. Wat de mannen met macht doen, is maar van korte duur. Het kan nooit lang stand houden. Maar een man met macht kan in een woeste wip veel vernielen. Herstel van het verfijnde mozaiek waarin wij leven duurt lang, veel langer dan het verwoesten ervan. Het zijn vooral  andere mannen die de dictator de macht geven dit te doen. Zijn meedogenloze wip wordt een heldendaad. Soms kiezen ook verwarde vrouwen voor hem. Ze weten niet van het kielzog van ellende dat hem achtervolgt. Ze kennen de woorden niet,  die blijven rondcirkelen op plekken en tussen mensen waar hij is geweest.  Vreemde woorden, vervormd tot afkortingen om het gruwelijke ervan te verhullen. Ze komen uit extreem rechtse kringen. Zo praten ze over GOAT. Dat betekent: Gauw oorlog, anders teleurgesteld. Of OMG, overheid moet gaybashen. Inlevingsvermogen wordt weggelachen. Wetenschap  ook.  De man met macht wordt gezien als een overtuigende persoonlijkheid met daadkracht. Met verbetenheid kondigt hij het aan, het een na het ander, in sneltreinvaart. Hij wil zijn woeste wip maken op het terrein dat hij verovert.  De nietsontziende drang naar dure  grondstoffen, geopolitiek, het uitschakelen van mensen die anders zijn of willen. En niet alleen in China. In Amerika ook. Ik las van een vrouw die zei dat de Amerikaanse president eigenlijk een lichtwerker was. In een wereld vol onzin wordt alles chaos. In die chaos kan alles waar zijn. Slachtoffers met een waas voor ogen geloven hun eigen projecties. Anderen worden woest op de dictator en laten zich meeslepen. Maar verzet begint niet met woede of emotie. Verzet begint met kleine daden. Remco Campert zei het ook, ik citeer:

Verzet begint niet met grote woorden
maar met kleine daden

zoals storm met zacht geritsel in de tuin
of de kat die de kolder in z’n kop krijgt

zoals brede rivieren
met een kleine bron
verscholen in het woud

zoals een vuurzee
met dezelfde lucifer
die de sigaret aansteekt

zoals liefde met een blik
een aanraking iets dat je opvalt in een stem

jezelf een vraag stellen
daarmee begint verzet

en dan die vraag aan een ander stellen.

Planten en praten met mensen en vogels. Luisteren en fluisteren. Ik zorg dat het ritselt in mijn tuin.  Hiermee verklaar ik mijn verzet. Laat de wind maar waaien.

.

Oranje mannen voor snelle dingen

.

Voor deze ene keer heb ik AI gebruikt. Een snelle manier om een plaatje te krijgen. Ik had het nog nooit gedaan. Ik wilde het eenmaal uitproberen en zal het niet vaker doen.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

.

Er is een ding waar ik sjaggerijnig van word: Graafmachines. Prachtige oude grasvelden vol klaver en kruiden gaan omver. De orde van het bodemleven, wat onder is, wat boven, oude wormengangen, al jaren in gebruik door tal van beestjes, dit alles wordt om zeep geholpen. Als er iets is waarmee we de toekomst kunnen voorspellen, dan is het wel de staat van onze bodem. Het is de grond van ons bestaan.
Nu hebben we het geluk dat we hier op acht hectare oud weideland zitten. Als het aan mij lag, dan lieten we het altijd zo liggen. Maar dat kan niet. De waterleiding moet worden verlegd, de dijk moet verhoogd. Er moet een weg aan worden gelegd naar een nieuw huisje en ook één naar de windmolen. En dan is het nog niet eens klaar. Nu moet er weer een kabel worden gelegd, voor razendsnel internet. Voor al die snelle dingen wordt wat traag is opgebouwd, weer afgebroken. Er moet heel veel gebeuren, voor je iets snel kan hebben. Dagenlang zijn de mannen bezig in hun oranje hesjes. Twee kilometer van de openbare weg af, naar de boerderij. Ik zie ze vanuit de verte. Ze komen steeds dichterbij. Zolang de machine ver weg is kan ik het nog wel hebben. Maar dan zijn ze bij de boerderij. Ik zorg daar voor de koeien, breng brandhout naar het huis van Dick. Haal water. Het is mijn dagelijkse gang. Mij zien ze steeds. Ik lach vriendelijk naar ze. Ten slotte doen zij gewoon hun werk. Het zijn allochtonen. Aardige lui. Een van hen spreekt goed Nederlands. Hij lacht vriendelijk terug. Steeds lichten me ze in over de gang van zaken. Alsof ik vrouw of dochter des huizes ben. Dan willen ze overleggen met de boer, en ze vragen waar hij is. Ik roep hem wel even, zeg ik. Door de luide stemmen op het erf, worden de koeien onrustig. Vooral de jongste. Zeurderig klinkt het geloei in de stal. Elke keer weer. En dan komen de mannen weer terug, aarzelend, ze kunnen de boer niet vinden. In de keuken issie, zeg ik. En dat zijn dan meteen mijn laatste woorden. Ik smeer hem. Op de fiets. Op een dag zal het toch wel ophouden met al dat gegraaf. Vandaag zullen ze toch wel klaar komen.
Ik hoop dat 2025 een traag jaar wordt. Een jaar waarin er niet veel hoeft en we alle tijd hebben om de bodem te laten rusten. Wachten tot het groeit. Helpen, de bodem met lucht en leegte. Help met tal van nieuwe wortels en gangen. Wacht en kijk. Kijk en wacht. En zie de mogelijkheden groeien.

Ik ga nu eerst aan het werk. Opnieuw meer dan honderd struiken planten. Alles ligt paraat. Plantmateriaal en losse grond. Ik heb er een tijdje op moeten wachten maar nu is het er. Hele mooie grond. Het is nog veel werk. Geduldig ga ik door. Elke dag, tot het af is. Net als de oranje mannen graaf ik. Maar ik doe het traag. Veel trager. En met mijn eigen handen. Dat kan, ik heb de tijd. Dag mijnheer de Worm. Dag mevrouw Duizendpoot. Ik wens u een gelukkig nieuwjaar.

.

.

Nootje na:

Eenvoudig leven is een voorwaarde om te kunnen leven in een kringloop met de natuur. Niet de graafmachine, maar de schep zal ons uiteindelijk redden. En de zaden, de bomen en alles wat daar uit voort komt.

Lees hier een stuk van filosoof, psycholoog en boerin Evelyne Janssens

https://www.mo.be/blog/denken-in-cirkels-de-logica-van-de-kleine-boer

Eenvoudig werken aan de droom

Een soort van nieuwjaarstoespraak.

.

Tekening uit mijn dagboek van 34 jaar geleden (1991)

.

Vanwege korte winterslaap geen luisterversie.

De wind blaast steeds weer anders. Dan weer hard en dan is het weer windstil. Maar meestal waait het wel. Sommige mensen zeggen dat ze altijd wind tegen hebben, maar dat is natuurlijk niet zo. Dat is alleen maar het gevoel, het ertegenop zien. Je kunt dromen van ergens te zijn, maar hoe moet je er komen. Die weg kan lang zijn. Heel lang. Soms duurt het tientallen jaren. Maar ik train mezelf met relatief kleine stukjes.
Ik moet een heel eind naar de stad, maar het went, op de fiets. Hoe vaker je het doet, hoe korter het lijkt. Gewoon blijven doen dus. Sterk en soepel houden, dat lijf. Hoe flexibeler ik blijf, hoe makkelijker het is om in te spelen op veranderingen. Want het zal niet hetzelfde blijven. Niets. Hoe zal het weer in de toekomst zijn? In welke omstandigheden zal ik diezelfde route nog honderden malen afleggen?

Ik las het in de krant. Geafenceerde AI modellen hebben laten zien dat we over vijftien jaar al 1,5 graad opwarming hebben, van de aarde. En daarna blijft het hard gaan, mogelijk wel 3 graden opwarming vóór 2060. Dat kan allerlei effecten hebben. Het kan warmer worden, maar in sommige gebieden ook eerst kouder, door al dat gesmolten ijs in de zee. Het gaat ook vaker stormen, zeggen ze. Het zijn maar cijfers, kun je denken. Ze lullen maar raak, hoor ik sommigen zeggen. En ze zijn het lang niet altijd eens, de wetenschappers. Maar ondertussen is er wel een duidelijke ontwikkeling, waar iedereen het over eens is. Veranderingen gaan steeds sneller dan gedacht. Verontrustend? Ja. We kunnen niet meer zeggen: dat maak ik toch niet meer mee. Het is aan de gang. Het is wennen aan die gedachte. Hoe ga je daarmee om? Sommigen zullen het gevoel hebben altijd wind tegen te hebben. Anderen zullen zich beter kunnen aanpassen.

Waar kun je straks beter wonen, in de stad of op het platteland? Misschien maakt het wel weinig uit. Misschien is het het beste als je kan zeggen: Het is zoals het is. Ik woon nou eenmaal hier. Dit is de plek waarin ik heb geïnvesteerd. Ieder op zijn manier. Hier zijn de bomen die ik heb geplant, hier verbeter ik de bodem. De notenbomen groeien goed en de bessen ook. De wilgen nog beter. Veel wilgen, dat is belangrijk hier. Belangrijk ook zijn de verhalen. Die worden steeds voller en rijker, en ook de schilderijen komen als rijpe appels van de boom vallen. Ik sta klaar om ze te vangen, de appels. Sociale verbindingen groeien ook. Dat is mooi, want van voedsel alleen kan ik niet leven. Het is een tijd om aan de gang te blijven. Ritme houden, ondanks verwarring of tegenwind. Blijven planten, blijven leren en bewegen. En lekker blijven fietsen, weer of geen weer. (Onze boer is 76 en hij doet het ook.)

Mijn voornemen voor de komende jaren: Het langzaam maar gestaag laten groeien. Hier. Met elkaar. Net zoals de droom 34 jaar geleden. Geen tijd is te kort, geen mogelijkheid te beperkt. Het kan. En nu ga ik eerst een middagdutje doen.

Uitgesteld verlangen

Als je ergens heel graag heen wilt, maar wacht op het juiste moment.

.

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Het lijkt op de huid van een oude olifant. De hoogvlakten van Schotland. Soms droom ik ervan, overdag, maar ook in mijn slaap. De ruige hoge heuvels, een waterstroom die het doorbreekt. De stenen die al heel oud zijn, rond en afgesleten. Het scherm op Google Earth kan nooit de grootsheid ervan verbeelden en de sfeer die ik daarbij voel. Ik verlang ernaar. Het is een lang uitgesteld verlangen en ik kan bijna niet geloven dat ik daar echt heen kan gaan. Ik staar naar de beelden voor me. Als een vogel vlieg ik boven het landschap. Een land met rafelranden. In dikke plooien steekt het uit, hoog boven het diepblauwe oppervlak van de zee. Scherp afstekende valleien, woest en met prachtige vergezichten. Op deze ruigtes waaien de winden nog harder en meedogenlozer dan hier. Maar ook de zon kan er fel en ongehinderd schijnen in een lucht die vele malen zuiverder is dan boven Europa. Het lijkt daarin op Friesland, hier merk je dat ook al, de schone lucht, het licht dat feller is dan in het zuiden. Er is nog een overeenkomst. De Schotten zijn even eigenwijs als de Friezen, heb ik begrepen. En net zo gesteld op hun onafhankelijkheid.
Maar het is niet alleen om zijn magische woestheid en de onafhankelijkheid van de mensen, dat het land me trekt. Er zijn daar ook verscheidene herbebossingsprojecten waar je vrijwilliger kan worden. Op die hoogvlakten kun je bomen planten waarvan je weet dat ze blijven staan. Ook als Antartica compleet afsmelt en de zeespiegel 57 meter hoger komt te staan. Dan zijn mijn boompjes in de Friese weiden allang verzopen. Misschien maak ik dat nog wel mee, als ik honderd word. Toch is het nooit zinloos, elke bijdrage aan het web van leven is belangrijk. Ik besef bij elk zaadje, elk insect en elke vogel die ik zie, dat er altijd iets is wat blijft en zich vermenigvuldigt. Hier blijven is beter, zeg ik, verstandig, tegen mezelf. En planten in eigen land nodig. In Schotland hebben ze al 20% bosoppervlak en hier maar 11%. Toch wil ik er graag heen. Ik zoek er redenen voor. Ja, daar is veel meer ruimte voor herbebossing dan in ons postzegellandje. En het kan blijven staan. Het land staat niet onder menselijke druk, en ook zal het weinig te lijden hebben onder klimaatverandering. O ja, als ik er nou eens echt naar toe ging. Dat ik mee kan werken aan dat bos, op een plek waar de rotsen en de bodem nog voor zichzelf spreken, en niet al duizend jaar zijn omgeschept en ingepolderd. Er tijd voor nemen. Veel tijd.

Die avond lig ik wakker. Ik wil er graag heen, maar het kan nog niet. Het boek en de schilderijen vragen al mijn aandacht. En de bomen. De opwinding over de reis zou al het andere doen verbleken. Tenslotte reis ik nooit, of zelden. Het is voor mij iets groots. Dit uitgestelde verlangen. Ik trek het dekbed hoog op tot in mijn nek. Mijn geweten knaagt. Schotland is een heel eind weg. Zomaar even heen en weer voor een paar weken is voor mij geen optie.
Reizen, anders dan te voet, per fiets of te paard, dat is per definitie niet duurzaam. Zeker niet omdat je een band kweekt met dat land, en er een stuk van je ziel achter laat. Daarna wil je er weer heen. En weer. Dat kost een hoop energie, in meerdere opzichten. Daar is niet tegen op te planten, hoe hard ik ook werk. Mijn verhaal dat ik hier aan het opbouwen ben, valt dan stil, voor zolang als ik er niet ben. En ook mijn eigen bomen laat ik achter. Ik zie ze voor me. De kuilen die ik graaf voor waterberging, de silhouetten van de berken, op de bult. Mijn gedachten lossen op bij het beeld van de ondergaande zon. Even dommel ik bijna in. Dan is er iets waardoor ik opschrik. Ik spits mijn oren en luister naar de geluiden buiten. Een kreet van een één of ander geschrokken beestje. Het is hier zo stil ’s nachts, je hoort alles. Ik ken de geluiden inmiddels als mijn broekzak. Ik ben ineens weer klaarwakker. Mijn gedachten gaan door op het zelfde spoor.
Als overtuigde thuisblijver is het logischer dat ik hier bomen plant. Elke plek heeft zijn eigen bodem, met alles wat daarop leeft. Thuis raken kost tijd. Het is als een goed glas wijn, dat je langzaam moet drinken om het te waarderen. Vanuit dat gevoel wil ik scheppen, leren, en planten. Maar ook de verschillen boeien me mateloos. Door te zien hoe het elders is, groeien de inzichten over de verbanden die er zijn. Zeker nu de wereld zo sterk verandert, is het nodig om dat te zien. Wat is groeizaam?

Een besluit moet rijpen. Ik ga het doen. Maar niet meteen. Ik doe het pas als ik er klaar voor ben. Als het boek er is: “De heilige traagheid der dingen.” Als de interviews en boekpresentaties gedaan zijn. Als de schilderijen die ik maakte hangen. En als de bomen die ik dit jaar plant, goed zijn aangeslagen. Niet eerder. Die gedachte geeft me rust. Als een blok val ik in slaap.

.

Luister hier naar het verhaal

.

.

De afbeeldingen zijn van het nieuwste schilderij, behorende bij het boek: “De heilige traagheid der dingen” Het is 100×120 cm en dit is een indruk, want de kleuren verschillen enigszins van het origineel.