Meer ruimte voor kleine boeren! (More room for small farmers)

.

.

Ik kies voor de kleine boer. Zij kunnen land en bodem herstellen.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you like to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

Ik heb het eigenlijk nooit over standpunten. Een goed verhaal bestaat uit beelden, zodat je je kan inleven. Het liefst bereik ik daarmee zoveel mogelijk verschillende mensen. Maar soms is het nodig om je direct uit te spreken. Het is als een punt achter een zin. Of een komma, waarna je door kan gaan.

Laat ik helder zijn: We konden kort geleden stemmen. Ik ben gegaan, want ik vond het belangrijk. Het ging om de Waterschappen en de Provinciale Staten. Vanuit de Provinciale Staten wordt de eerste kamer gekozen, dus daar hebben we dan ook invloed op. Ik stond dus ook in zo’n hokje met een rood potlood in mijn hand. Het zal sommigen niet verbazen: Ik heb niet op BBB gestemd. Waarom niet? Deze partij is opgezet door een marketingburo, die conservatieve boeren in het zadel wil houden. Deze boeren zetten mijns inziens de zaak vast, en niet alleen met tractors op de weg. Het is de doodlopende weg van schaalvergroting die ten koste wat het kost wordt verdedigd. Heggetjes, hakhoutbosjes en greppels, alles wordt uitgewist om beter met grote machines het land op te kunnen. Er wordt al decennialang kunstmest gebruikt, hoewel men een eeuw geleden al wist dat het de grond geen goed deed. Ook het gifgebruik is weer toegenomen. Het leek er een tijdje op dat het minder werd, maar helaas zette dat niet door. Het gevolg is een steeds doder, fantasielozer landschap, waar niemand graag in rondfietst. Een partij als BBB maakt dat hierin niets of weinig zal veranderen. Natuurlijk wil ze ook wel goeie dingen. De bus en bieb, die terug moeten komen in het platteland. Dat zie ik ook graag. Maar dit weegt voor mij bij lange na niet op tegen die andere kant: Het voortzetten van de grootschalige export en de agro industrie. Alles voor de groei-economie, een grijze wereld van cijfers. Daarmee door te gaan zie ik niet alleen als een ramp voor Nederlandse landschap, maar ook voor onze gezondheid, de aarde en de mensen in het verre Zuiden.

.

Ook heggen en sloten horen thuis in Nederland

.

Nederland is beroemd om zijn zwart witte koeien met enorme uiers. Andere runderen kunnen prima met een kruidenrijke weide toe, maar deze zijn zo ver door gefokt dat ze verslaafd zijn gemaakt aan grote hoeveelheden eiwit. De bulkladingen vol soja die daarvoor uit Brazilie worden gehaald, maken een wereld van leven kapot. Er worden vele hectares bomen gekapt, diersoorten sterven uit en stammen die daar thuishoren worden opgejaagd. Dus ik zet steeds weer mijn handtekening: “Laat die bomen staan.”
Ik ben vóór die stammen, die er hun thuis kunnen vinden, en ik leef mee met de laatste jager verzamelaars. Ik denk ook aan de kleine boeren in Afrika. Ook hen steun ik, door niet op BBB te stemmen. Honderd miljoen kilo aardappelen worden daar naartoe gebracht, nee, zelfs meer nog. De prijzen zijn zo laag, dat een kleine Ethiopische boer daar niet tegenop kan telen. En het is zelfs nog gekker: Vele kilo’s groente komen in de winter uit Ethiopië, geteeld door Nederlandse boeren daar. En dat terwijl de bevolking er honger lijdt door toenemende droogtes. Waarom doen we dat? We moeten ze beschermen, juist die kwetsbare kleine boer in verre landen. Door bij de biologische boer in je eigen buurt te kopen, zorg je indirect ook voor hen. Je helpt ze door boerenkool te eten in de winter, in plaats van sperziebonen uit Ethiopië of Senegal. Het helpt ook als je voor een politieke partij kiest die de wereldhandel wil beperken. Die meer streekmarkten wil en de eco-boer een eerlijke prijs wil geven.

Ook in Nederland hebben kleine en beginnende boeren het moeilijk. Er zijn steeds meer jongeren te vinden, die het anders willen doen. Een organisatie als Toekomstboeren groeit als een speer. Ze weten de energie erin te houden. Er zijn conferenties en workshops. Het gaat over gezonde landbouw waarin de natuur een plek heeft. Er zijn allerlei vormen en namen voor. Herstellende landbouw, biologische landbouw, agro forestry, permacultuur, het is een hele hand vol. Inspiratie en kennis is er zat. Jonge boeren willen graag hun handen uit de mouwen steken. Maar hoe kom je aan land als je geen pa hebt die boer is? Grote boeren, voor een groot deel BBB stemmers, kopen het vrijkomende land op. Grond gaat van de hand voor torenhoge prijzen. De boerenakkers in Nederland kosten tien keer zoveel als elders. Dat is geen probleem, de bank zorgt wel voor een lening.
Maar deze jonge boeren staan aan de kant. Die komen nauwelijks aan bod. Er is geen ruimte voor hen. De koek gaat op aan grote jongens. Sommige landloze jongeren emigreren dan maar. Maar ik wil die jongelui niet kwijt! Juist zij, die het kleinschalige boerenlandschap willen herstellen, hen moeten we dragen op handen. Zij, die gezond voedsel willen kweken van gezonde grond. Ja, er moeten meer kleine boeren komen, hier in Nederland. En niet alleen hier, maar wereldwijd. Ik steun ze. Dit is het standpunt, vanwaaruit ik mij beweeg. Hier sta ik, in alle hoop op beterschap en met vieze schrijvershanden.

Je kunt nog altijd de petitie tekenen. Het gaat om andere keuzes in de wereldhandel, bescherming van mensenrechten en een gezonde aarde voor de generaties na ons: https://alowieke.blog/de-petitie/

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

We need a Small Farmer Revolution. Especially here, in the Netherlands, where large scale agriculture is defended at all costs. There are more and more young landless farmers, with energy and knowledge to bring the balance back. But they are standing aside. We need a revolution to help them, and other small farmers in the world..

Een kleine kern die zich voorbereidt (A small core preparing)

Bestaat de grond van ons bestaan niet uit voedsel? Het zijn de vele goede verhalen die zich hierover moeten verspreiden. Verhalen over smaak en veerkracht. Er moeten veel meer boeren en boerachtigen komen met hart voor zaad en bodem. En dat al die mensen kunnen en mogen uitwisselen. Voedsel en voedselsoervereiniteit.

.

Tekening Alowieke

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

Het polderlandschap trekt aan ons voorbij. Theo Boon, de directeur van Odin zit naast me aan het stuur. Hij is al bijna vijfenveertig jaar bezig met biologisch voedsel. Ik ben blij dat ik met hem mee terug kan rijden. Het is een goede dag geweest, en ik was erbij, als schrijver en verteller. Het was een studiedag over zaadvaste zaden. Dat zijn zaden die groeien door bestuiving van bijen en beestjes. Zaden die zelf ook weer zaad kunnen maken met jonkies die op hen lijken en die ook weer bestoven worden en jonkies maken. En.. zo.. voort.. Prachtig. Dan denk je misschien: Maar dat hoort toch zo?!? Ja, dat is de natuurlijke weg. Maar de zakelijke wereld van ons voedsel is heel anders. (Binnenkort vertel ik daar meer over, in een extra blog.)

Ik ben gevraagd hierover een verhaal te vertellen en dat heb ik gedaan vandaag. “Het was heel mooi hoor!” zegt Theo. “Je had alle aandacht, het was ineens muisstil. Ik dacht: Wat gebeurt hier?! Ik grijns. Dat het een succes was, kwam ook door de locatie en de bescheiden groep. De aula van de Warmonderhof is een mooie plek. Er is een gedempte akoestiek, dat is fijn. Het is een ruimte die niet rond is en ook niet vierkant. Het heeft een groot podium als een nis. Er zijn asymetrische hoeken en veel hout. Een hoog, diep oranje gordijn verspreidt een warme gloed door de zon die erachter schijnt. Je voelt je hier gekoesterd. Zo’n ruimte wil wel helpen, voor een goed verhaal. En een groep, net niet te groot om een korte voorstellingsronde te doen. Er waren medewerkers van Odin, van de Beersche hoeve die voor de winkels van Odin levert. Ook zag ik de mij bekende lui van de Zaderij, waar je biologische zaadvaste zaden kan bestellen. Er was een vrouw met een voedselmuseum, een door de wol geverfde journalist van een akkerbouwkrant, en meer bijzondere mensen.
De directeur van Odin woont vlakbij de plek waar ik zes jaar lang heb gewoond, op de Brabantse zandgrond. Ik zie het zo voor me; de stille laan met de majestueuze beuken. Het bos en de beek die erdoor stroomt. Het gefluit van mezen en vinken in de bomen. En dan de weide en die oude hoeve, als je de coulissen van het bos verlaat. Ik krijg bijna zin om terug te gaan.

“Hoe is het daar nu?” vraag ik hem “Het is al best droog hè? Stel je voor deze lente ook niet regent. Wat dan?” vraag ik. Theo kijkt bedenkelijk. “Ja het is nu al behoorlijk droog. Dat gaat dan heel moeilijk worden als het zo doorgaat. Voor de ontkieming hebben we toch echt vochtige grond nodig.” Ik kijk voor me uit en denk aan de sloten in Friesland, die altijd gevuld zijn met water. Aan andere plekken in Nederland die verbonden zijn met het IJsselmeer. Of plekken waar toevallig net wat meer regen valt dan in Brabant. In een flits gaat het door me heen. We zullen het niet redden in de toekomst, als we gedwongen worden om te blijven concurreren. Als boerderijen als de Beersche Hoeve alleen blijven staan. De klimaatverandering dwingt verandering af. We moeten samenwerken en de aarde gezond maken. Het is buigen of barsten. De biologische sector werkt aan verbetering van de bodem. Aan sterkere groenten en knollen. Een door bijen bestoven en zaadvaste biologische witlof kan vijf keer zoveel droogte aan als een gangbare, vertelde een jongen vandaag. Hij had het zelf onderzocht en was er trots op. Het zijn deze verhalen die zich moeten verspreiden. Er moeten veel meer boeren komen met hart voor het zaad en de bodem. Zaden moeten uitgewisseld kunnen worden.
Dit alles gaat door me heen, terwijl ik opzij kijk, naar de man naast me. Ik zeg hardop wat ik denk. “Het kan niet zo zijn dat eentje alles moet doen. Het telen van zaadvaste zaden moet overal gebeuren waar het kan. Het kan niet anders.” De man naast me knikt. Ook hij weet het. Al is het niet makkelijk, voor geen enkele boer. Er zijn steeds meer controles. Veel tijd gaat verloren aan het verkrijgen van certificaten. Op elk plantje moet “een sticker”. Patenten worden aangescherpt. Het gaat niet alleen meer om soorten, maar ook om eigenschappen. Stel je voor: Alle meisjes met blond haar zijn van mij! Dat kan toch niet? De mogelijkheid om te spelen met veranderingen wordt almaar verder ingeperkt. Het drijft menige boer tot wanhoop. De wereld is hard bezig zichzelf vast te werken terwijl de klimaatverandering steeds sneller gaat. Een grote golf komt aanrollen, maar we mogen onze surfplank niet gebruiken.
Toch ben ik niet somber. Ik denk aan de mensen die ik ontmoette, vandaag. Ik weet: Zij gaan door. Het is belangrijk elkaar te ontmoeten. Ik ben blij dat ik vandaag een bijdrage heb kunnen leveren. Het geeft hoop en inspiratie. Buiten wordt het schemerig. De weg gaat licht omhoog, we rijden de polder uit, Friesland in. Nog even, en dan ben ik thuis. Daar is Dick. Hij heeft de tafel al gedekt, met aardappels en spruiten van Odin. Hij wacht tot ik terug ben. Tenslotte, liefde gaat door de maag.

NEDERLANDS:

ENGELS:

Doesn't the basis of our existence consist of food? It is the many good stories that have to spread about this. Stories about taste and resilience. There must be many more farmers with a heart for seed and soil. And that all those people can and are allowed to exchange. I was at meeting about seeds and foodsoverngity and sit in the car, we are driving back, and I talk with the driver.


			
		

Zoveel kuikens! (So many chicks)

.

.

Als vegetariër ontmoette ik een kippenboer. Het was een vrolijk gesprek. Als we spreken over een grote liefde van hem gaat hij stralen. Weidevogels.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you like to hear the ENGLISH version? Click on the button under the text.

.

Sinds kort weet ik dat hier in de buurt een kippenschuur staat. Het is drie kilometer verderop, langs de weg. Er ligt een klein veldje waar schapen in staan. Maar gisteren zag ik er ook een kieviet, die alarm sloeg en rondcirkelde. Een nest? Vandaag aas ik op het moment om daar meer over te weten te komen. Ik ben op weg naar Weidum, op de fiets. Dan zie ik iemand bij het huis van de kippenboer. Een jonge vent wil net op zijn zitmaaier stappen om het gazon te maaien. Ik stop, stap af en zwaai naar hem. “Hallo, mag ik wat vragen?” roep ik. Ja dat mag. Hij stapt van zijn maaimachine en komt me nieuwsgierig tegemoet. “Die kieviet in het land hiernaast, heeft die eieren?” Hij grijnst en gaat er echt voor staan om antwoord te geven. “Nee, daar lopen kuikens.” zegt hij. ”Maar daarachter lopen er nog veel meer! Kievieten en grutto’s. Het wemelt van de kuikens!” Hij straalt helemaal. “En elk jaar worden het er meer. We houden het land nat met een pomp. Dat is goed voor de insecten en de muggenlarven. Die eten ze, de kuikens. Moet je eens kijken wat een wolk vliegjes! Het gaat goed!”

Ik stel de ene vraag na de andere. Hij weet veel van jonge vogels. Op verschillende manieren. Behalve voor de weidevogels, zorgt hij voor kippenkuikens. Die worden verkocht aan Albert Heijn. De klant eet graag het lichtroze vlees, keurig uitgestald en gesealed in plastic. Zo ligt het in de koeling. Maar het begint allemaal in een ei. Heel veel eieren zijn dat. En als ze uitkomen moeten de beestjes allemaal eten. Hij doet het samen met zijn pa. Ik heb mijn buurman wel eens horen mopperen, toen hij in een slechte bui was. Al die kippen die daar opgepropt zitten in die donkere schuur …. gromde hij. Daar moet ik aan denken. “Zoveel kippen in een schuur, daar is veel kritiek op,” zeg ik dan. ” Hoe ga je daar mee om?” Hij vertelt dat hij steeds opnieuw aanpassingen maakt. Er zitten nu grote ramen in het dak van de schuur. Er is ruimte bijgekomen om te scharrelen. De kuikens kunnen ook iets langer rondscharrelen dan vroeger, voor ze onder het mes gaan. De supermarkt betaalt hem ervoor, de prijs per kilo is hoger. “Ik zou best wel bio willen boeren,” zegt hij “Maar we kunnen niet verder uitbreiden. Er is niet meer scharrelruimte. De grens is bereikt.”
Het is balanceren. De eisen voor het dierenwelzijn worden steeds hoger. En er zijn steeds meer mensen die biologisch willen. Als boer verdient hij de kost met wat er gevraagd wordt. Hij werkt met de mogelijkheden die hij heeft en doet zijn best. Jonge kippen houden is zijn broodwinning. Maar dat hij echt van kuikens houdt, dat zie je wanneer hij over de grutto’s praat. En de kievieten. Om die dieren in zijn land te zien opgroeien, daar heeft hij alles voor over.

“Vorige week had de buurman een waterkanon aanstaan. Was dat niet erg?” vraag ik hem. “Ja”z egt hij, daar houden ze niet van. Ik heb een scherm neergezet. Dat hielp.”

In ieder mens is liefde en goede wil. Daar ga ik vanuit en dat blijkt ook, als je maar de juiste vragen stelt en kijkt waar de mogelijkheden liggen. Met enkel cynische blikken komen we niks verder. Met elkaar hebben we dit systeem gemaakt, en met elkaar zijn we er verantwoordelijk voor. Er verandert toch best veel. Ik heb hoop.

.

NEDERLANDS

ENGELS

As a vegetarian, I met a chickenfarmer. It was a happy conversation. As a farmer, he earns his living with what is asked. He works with the possibilities he has and does his best. Keeping young chickens is his livelihood. But you can see that he really likes chicks when he talks about the black-tailed godwits. And the lapwings.

Lekker zelf doen

.

.

Automatisch automatiseren is het einde van de creativiteit. Dat doen we dus lekker niet.

Liever luisteren? Klik op de knop onder de tekst.

Ja, het is zo ver. Eindelijk kan ik weer naar de markt. Ik had met mezelf afgesproken dat eerst het plantwerk af moest zijn, voor ik er weer op uit ging. Bomen moeten de grond in vóór 1 april. Dat is de regel. Dit is zo ongeveer het moment dat de sapstroom op gang komt. Dan kun je ze beter met rust laten. Hier in het koude, winderige Friesland begint het wat later. Hoe dan ook, ik wilde ze op tijd planten. Als ik te laat ben, dan groeien ze het eerste jaar niet. Gelukkig zitten ze nu allemaal in de grond en om het te vieren ga ik vandaag naar de markt in Leeuwarden.

Ik loop met een rugzak en twee canvas tassen het station uit. De markt is vlakbij. Het eerst ga ik naar Leen, biologische kaasboer. Van ver zie ik dat hij een bril op heeft. Dat is nieuw voor me. “Ha!” begroet ik hem. En dan “Ik ben een tijd niet geweest…” Hij kijkt me geduldig en wat lijdzaam aan. “Ja…..máár…….???” Ik lach. “Nee hoor, niks geen gemaar. Ik was bomen aan het planten.” Zijn gezicht klaart ogenblikkelijk op. “O! Dat is mooi. Wat voor bomen?” Ik noem ze op. Elzen, wilgensoorten, hazelaars, meidoorns, sleedoorn, wilde lijsterbes, krent, gele kornoelje, gelderse roos, vlier. “Maar dat zijn vooral struiken!” “Dat klopt”, zeg ik. “Dat is ook de bedoeling. Bosjes, dichte bosjes moeten het worden met veel bloesems.” Ik ben even stil, voor ik verder praat. “Maar ik heb misschien iets stoms gedaan. Ik heb geautomatiseerd. Zonder erbij na te denken heb ik een watervlotje gekocht op internet. Een drijvend zonnepaneel met een pompje. Voor in de sloot. Was dat nou nodig geweest? Met een juk en twee emmers kan ik ook water geven. Ik kan er één laten maken nota bene, door een vriend. Die heeft dat vaker gedaan.” Hij denkt even na. “Ja dat is leuk! En je kan ook gewoon een extra sloot graven, langs de hele lengte van je land.” O ja, bedenk ik me. Daar had Jeroen de greppelkenner het ook al over. Een greppel erbij. Of een kronkelsloot. “Misschien doe ik het wel allemaal” zeg ik tegen Leen, “Het watervlot, de greppel, het juk. Niet alles automatisch.”

Leen kijkt peinzend in de verte. “Ik ken dat. Er zijn genoeg boeren die volledig zijn geautomatiseerd. Ik doe dat niet. Ik blijf kleinschalig, met mijn twintig koeien. Ik verwerk de melk tot kaas, doe alles zelf en verkoop het hier op de markt. Daar red ik het mee. Een boer met een gezin zou aan veertig koeien genoeg hebben, op die manier.” Ik kijk naar zijn kaas in de vitrine. Het is lekkere kaas, en er zit geen plasticlaagje overheen. Je hoeft er niks af te peuteren. “Voor elke boer met tweehonderd koeien zitten er dus vier mensen in de bijstand,” besluit hij zijn verhaal. Ik tel na, veertig keer vijf is tweehonderd. Tweehonderd koeien. Meer mensen aan de kant. Dat is het gevolg van almaar groter en verder gaande automatisering. “Wat jammer,” zeg ik.”Wat is er mis met mooi handwerk? Ik denk dat veel mensen er niet zelf over na denken. Net zoals ik, met mijn watervlotje. Ja, het is een mooi ding, al geeft hij maar vier liter per minuut. Het is mooie techniek, dat vindt iedereen. Maar een handgemaakt houten juk is ook mooi. En een extra greppel geeft weer niet alleen water, maar ook meer beestjes en planten, die willen drinken, zwemmen, of van nattigheid houden. Dat is nog veel mooier. Het geeft zoveel te zien! Ja er kan veel meer, als je creatief nadenkt. En nu we het er toch over hebben, ik kan natuurlijk ook een middeleeuwse putstoel bouwen.” Leen kijkt me vragend aan. “Een putstoel?”

.

.

“Ja! Een vierkante houten toren met bovenaan een plateau. Daar hijs je de emmer het hele eind uit het water en dat gooi je in een goot. Zo ging het in de stad, bij bierbrouwerijen. Het water liep rechtstreeks door het raam de ketel in. Zo’n goot, dat was de voorganger van de tuinslang. Maar hier op het land kan het ook. Dan laat ik het vanuit de goot in een vijver stromen en vanuit de vijver in de greppel. En dan watervalletjes maken. Het watervlot past daar ook prima bij. Ik kan het allemáál wel doen. Het zal even duren, maar ik ben handig zat.” Enthousiast kijk ik hem aan. Dan kijk ik polsend opzij. Naast me staat een vrouw al een tijdje geduldig in haar tas te rommelen. Ik moest maar eens kaas gaan kopen. Leen grijnst en volgt mijn blik naar de vitrine. “Welke wil je?” Ik wijs. “Die! De jouwe! Een heel groot stuk.” Leen pakt het grote mes, en snijdt een flink stuk van de warmgele, romige kaas. Zelfgemaakt en de allerlekkerste. Ja, Nederland heeft meer boeren nodig. Boeren zoals Leen. Mensen die het lekker zelf doen en daar wat moois van maken.

.

.

.

.

.

.

Klein bestaan, wilde hemel

.

.

.

.

Ik wacht stil. Het is een hoop herrie, maar ik weet dat het wel eens erger is geweest. Dan verandert het trillen in zacht en stil wiegen, alsof mijn huis een boot is. Luister hier naar het verhaal.

.

Ooit was ik schipper. Ik had diverse schepen en scheepjes, een grote van twintig meter en kleine, waarmee ik rondvaarten deed. Eén ervan is de boot geworden die mij tot op het laatst vergezeld heeft en die velen kennen, in Utrecht. Als schipper was ik eraan gewend om te luisteren naar geluiden. Ik luisterde naar de motor. Altijd. Zelfs wanneer ik met iemand tijdens het varen in gesprek was, hoorde ik onmiddellijk wanneer er iets anders klonk dan normaal. Ook bij noodweer stonden mijn sensoren aan. Zelfs die ene keer dat ik niet thuis was, wist ik dat er iets mis ging en dat ik onmiddellijk naar huis moest. Ik was precies op tijd om te pompen, want er was een plaatselijke wolkbreuk geweest en de boot stond behoorlijk vol. Als je altijd ergens bent, dan weet je dingen, zoals een moeder dingen weet, of een kleinschalige boer, die getrouwd is met het land van zijn voorouders. Zo is een schipper één met zijn schuit en hij gebruikt alle zintuigen om de elementen een stap voor te zijn.
Mijn voorouders van moeders kant woonden in Spakenburg, aan de Zuiderzee. Er waren vissers onder hen. Zit dat in mijn bloed? Ik weet het niet. Maar het boeit me, het water en de elementen. Dat alles wat er is zo groots en indrukwekkend kan zijn, dat ik me klein voel. Ik neem maatregelen en hoop dat ik slim genoeg ben en dat mijn materialen goed gekozen zijn.

Het windscherm voor mijn kleine huis is stevig gespannen. De touwen zitten op meerdere manieren vast, en de dikke tak die het zeil moet tegenhouden wordt omhooggehouden door een dicht opeenstaande rij wilgen. Al zouden ze willen, die kunnen nu niet meer meebuigen met de wind, de tak zit vast aan beide kanten en is dik genoeg om de druk tegen te houden. Hij is gestut met een dwarsboom. De boom eindigt in een vork die er precies omheen past.
Ook elders ben ik in de weer geweest. Zwaren stukken hout liggen ter voorbereiding van de storm op het afdekzeil van de bagagewagen en ook op de zonnepanelen op het dak. Als ik dat niet doe gaan ze vibreren en klapperen. Er gebeurt verder niks, maar daar lig je liever niet onder, in je hangmatje.

Ik hield als schipper een logboek bij, zoals dat hoort. Ik had er plezier in. Ik besluit om deze nacht wakker te blijven en een logboek te maken van de storm. In het donker lig ik in mijn hangmat en hoor alles.

LOGBOEK VAN STORM 20.1.21

3.10 De eerste zware windstoot
3.44 De tweede
4.30 Wind komt uit het zuidwesten. Het grote windscherm doet zijn werk, het dikke transparante raamzeil heeft tientallen bevestigingsogen. Het zit vast geregen met dik touw. Nergens is geklapper of geflapper te horen. Tevreden glimlach ik. Zou het zo blijven? Of niet? Ik heb hem vanmiddag nog versterkt.
5.00 Wind draait opeens naar NW. Ik heb ook een klein dwarszeil gemaakt, haaks aan het grote zeil vastzit , op het zuiden. Daardoor kolkt de wind niet meer achter het scherm langs. Het nieuwe zeil hangt dubbelgeklapt over een stalen constructie, met pallets, takken en riet omhuld. Het kan nergens heen. Maar met NW klappert hij een beetje, maar het is niet alarmerend.
Waar de wind nu vandaan komt, daar staat alleen een jong wilgebosje. Dat biedt weinig beschutting. De wind neemt toe. Regen klettert met dikke droppels op het dak en tegen de gesloten luiken.
5.30 Oef. Wind uit Noord noordwest. Dat hebben we nooit gehad. Een plotselinge harde windstoot doet me opschrikken. In de verte hoor ik: KLENG BENG! Alsof het iets groots is. Wind trekt aan. Huisje staat te trillen, de wind staat nu recht op de wand. Het portaalzeil bij de deur klappert. Een losse plank onder de wagen beweegt heen en weer. Bonk bonk. Het duurt een minuut. Ik wacht stil. Het is een hoop herrie, maar ik weet dat het wel eens erger is geweest. Dan verandert het trillen in zacht en stil wiegen, alsof mijn huis een boot is. De wind draait terug naar het zuidwesten en dan houdt ook het wiegen op. Het grote zeil van het windscherm doet zijn werk weer.
Het is half zeven als de rust wederkeert. Ik ga slapen.

Einde logboek.

De volgende dag staat er een man onder de windmolen van de buurman. Die staat in de naastgelegen wei. Ik zie dat er een wiek is afgebroken. Ik kleed me snel aan en ga naar hem toe om te vertellen wat ik vannacht gehoord heb.
Het is niet mijn huis dat de klos is. Nee. Mijn huis is nog maar vier jaar oud en het zit aan elkaar met tientallen verbindingen en vijfhonderd houten deuvels met goeie lijm. Het is één geheel. Ik ben er trots op. Maar hoe trots ik ook ben, altijd blijf ik voorzichtig en waakzaam.
Ik blijf ook vol verwondering van alles wat ik niet weet, en wat zoveel sterker en grootser is dan ik ooit kan bedenken.
Als ik die avond in het donker buiten sta, is de wind helemaal gaan liggen en de lucht is helder. Slechts een paar tientallen meters verder glinstert de Swette in het maanlicht. De rietkraag beweegt niet. Het is stil en donker. Het kunstlicht is ver van deze plek verwijderd, een eindeloze rij verre lampjes ligt als een kring om deze stille, oude plek heen. Het is een grote cirkel van wel meer dan vier kilometer doorsnee, en ik sta in het midden. Ik kijk omhoog. De sterren staan te stralen aan de hemel.

Klein voel ik me, onder de onmetelijke ruimte van het heelal.

.

(Bovenstaande illustratie is een fragment van een tekening uit mijn boek: “Langs kantelende wegen.” https://www.uitgeverijlouise.nl/index.php?id=4&tx_sanwarebooks_pi1[book]=82 )

Bermgesprek met een maaiende boer

.

.

Luister hier naar het voorgelezen verhaal van zeven minuten.

.

Een nomade verplaatst zich regelmatig. Het is niet omdat het moet, het zijn vaak de omstandigheden, het is de stroom van de tijdsrivier, waarin je meegaat. Ik kon niet blijven waar ik stond, de mensen die me gastvrijheid verleenden, hebben de ruimte zelf weer nodig. Vanochtend wandel ik verder, met mijn rijdende verhalenhuis. Ik ga niet ver.

Vijfhonderd meter verderop houd ik halt bij een brede berm. De grond is hobbelig, maar mijn ijzeren trekhond kan het goed hebben. Ik kan hier ver kijken. Ik heb mijn huis kops op de wind gezet, zodat een zacht briesje mijn wooncocon kan verkoelen. Rechts naast mij is de weg en achter een brede rietkraag ligt het riviertje de Tjonger. De berm waarin ik sta, is wel vijftien meter breed en daarachter ligt een sloot. Het eerste stuk van de berm is gemaaid. Je kan merken dat het niet vaak gebeurt, de overgebleven stengels zijn hard en houterig. Ik kijk goed waar ik mijn blote voeten neerzet, op de kale stukjes tussen de pollen in. Verderop is nog niet gemaaid. Dichte bossen distels bevolken de bodem, gemengd met brandnetels. Ik zie een paar koolwitjes fladderen. Hier en daar zie ik een witte bloem van dovenetel of het brede blad van de zuring. Het staat in sterk contrast met het egale grasland ernaast, waarin ik een blauwe trekker zie rijden. De boer is aan het hooien onder een benauwde heiige hemel.

Ik trek mijn T- shirt met lange mouwen uit en gooi het nonchalant in de opgeruimde zithoek. Loom ga ik op het bordes zitten. De zon schijnt door een sluierwolk op mijn blote schouders. Ik weet nog niet wat ik zal doen vandaag. Ik kijk naar een enorme groep ooievaars die cirkelen boven het land. Net wanneer ik ze wil gaan tellen, komt de blauwe trekker mijn kant op, die zojuist nog heen en weer reed op het weiland. De volgende strook van mijn berm wordt gekortwiekt. In rap tempo komt hij dichterbij. Wanneer hij naast me is, stopt de trekker.
In de cabine zit een grijze vijftiger. Hij grijnst en buigt opzij om iets te zeggen. ‚Dat is ook een mooi wagentje!’ Ik knik. ‚Zelfgebouwd. Ik woon erin. Sta ik hier niet in de weg?’ De boer schudt doodgemoederd zijn hoofd. ‚Nee hoor’ Hij kijkt nog eens naar mijn wandelhuisje.
‚Knap hoor,’ zegt hij. ‚Ik zou er nooit aan beginnen.’
Ik kijk naar zijn rode gezicht. ‚Heb je het niet warm?’ Hij schudt zijn hoofd. ‚Heb je deze grond ook onder beheer?’ vraag ik.
‚Ja,’ zegt hij ‚Voor de gemeente. Ik doe het erbij en krijg er onkostenvergoeding voor. Ik verdien er niks aan. Voor de koeien kan ik het niet gebruiken. Het is rommel. Het zit vol distels. Dat eten de koeien niet.’
‚Hoeveel koeien heb je?’
‚Tweehonderd,’ antwoordt hij op mijn vraag ‚Allerlei soorten. Geen doorgefokte holsteiners, die krijgen veel te gauw wat. Deze geven wat minder melk, maar ach…’
‚Zou je niet liever minder koeien hebben?’ Daar hoeft hij niet lang over na te denken. ‚Liever honderd. Dan hoef ik niet om half vijf op te staan. En dan heb ik meer aandacht voor het werk. Maar met honderd redden we het niet. Mijn zoon werkt ook mee. Hij heeft een gezin om voor te zorgen.’
Ik lach, omdat ik me iets herinner. ‚Zag ik je gisteren met je kleinzoon op de trekker zitten?’ Hij glimlacht. ‚Ja. Het jochie is nu vier. Hij vindt het hartstikke leuk op de trekker. Soms mag hij een stukje mee. ’
Ik kijk naar het groene weiland, dat glanst in de zon. De regen van gisteren heeft het gras goed gedaan. Ik kijk opnieuw naar de boer, staande op mijn bordes hoef ik niet omhoog te kijken om met hem te praten.
‚Hoe gaat het met het bedrijf? Denken jullie dat je nog verder moet groeien?’ vraag ik.
‚Tja… we redden het net en willen liever niet meer groeien. Het geeft weer zo’n gedoe. We proberen het vol te houden met wat we hebben. We doen ook een stukje akkerbouw met aardappels. Die liggen nu in de schuur als veevoer. We konden ze niet kwijt, door de corona. Moeilijk hoor. Er moet echt iets veranderen. We krijgen haast niks voor wat we doen.’ Hij kijkt even starend voor zich uit, voor hij zich met vastbesloten trek voorover buigt, naar de koppeling. ‚Ik ga weer aan het werk,’ zegt hij dan. Hij knikt vriendelijk naar me en geeft gas. Verder gaat hij, een spoor van gemaaide distels achter zich latend.

.