Tijden een lange treinreis verdiep ik me in mest. Stadsinclusieve veeteelt en natuurinclusieve landbouw in een wereld waar alles kan. In reactie op een stuk van Harmen Endendijk.
.
.
Deze week geen luisterversie
Ik zit in de trein. Gewoonlijk kijk ik graag naar buiten, maar vandaag niet. Via een bevriende Brabantse boerenzoon lees ik een column van Harmen Endendijk. Het gaat over stikstof. Deze boer is een belangrijk kopstuk in de strijd voor boerenbelangen. Vast eentje met een hele grote trekker. Nou kan ik wel “Boeh” roepen, omdat ik meer houd van kleine boeren met kleine trekkers, mensen die vechten voor een gezonde wereld, in plaats van alleen maar handel. Maar wat schiet je daarmee op. Natuur en handel horen bij elkaar.
Harmen Endendijk blijkt de nieuwe voorzitter te zijn van de Nederlandse Melkvee Vakbond, en volgt daarin Bleeker op. Hij vindt dat een boer moet kunnen leven van het melken en pleit voor gelijke kansen op de wereldmarkt. De mestwetgeving moet eenvoudiger worden, vindt hij. “Mest is nog altijd beter voor het milieu dan kunstmest. “ Hoe kan je mest beter inzetten dan hoe het nu gebeurt? Ik denk met Harmen mee over de mestbestemming in een landschap dat multifunctioneel is.
De dieren krijgen ander voer, en maken in het vervolg gezonde vaste mest die niet stinkt, in plaats van vloeibare. Die mest is geen milieuvervuilend afvalproduct meer, maar moet bruikbaar zijn voor andere zaken. We gebruiken het vooral als bouwmateriaal en om terpen aan te leggen, zodat we ons aan kunnen passen aan de stijgende zeespiegel. Zo deed men dat vroeger ook, en die terpen bestaan soms al tweeduizend jaar of langer. Dat is pas duurzaam! Archeologische sites kunnen je vertellen hoe te bouwen: Vaste mest stapel je op in bulten, gemengd met grasplaggen. Mest in bulten kan op deze manier het dwaze idee vervangen om vloeibare stinkmest in reusachtige plastic zakken te stoppen. Het vee zelf vind je niet alleen in de weidegebieden, maar ook naast bedrijventerreinen en buitenwijken. Er komen scharrelwijken voor dieren. Dit zorgt er meteen voor dat de band tussen stad en boer wordt hersteld. Voor beschutting maken we overkappingen met zonnepanelen, en op andere plekken planten we bomen, met dichte kruinen. De bomen zuiveren ook nog eens de lucht, zetten CO2 om in zuurstof. De vraag is wel hoe je op een handige manier de mest verzamelt en verwerkt.
. De ruimte rond natuurgebieden wordt zeer kritisch bekeken. Hiervoor geldt dat alleen natuurinclusieve landbouw mag plaatsvinden. Dit wordt streng bewaakt. Dus geen aardappels, bloembollen en graszoden, zoals er nu steeds meer neigt te ontstaan, puur en alleen omdat dit het meeste oplevert. Het verdwijnen van veeboeren zorgt namelijk allereerst voor handel die wèl goed loopt. En dat zijn meestal geen gezonde teelten. Ook de ruimte rond natuurgebieden moet dus onmiddellijk worden aangepakt, anders raken we van de regen in de drup. Deze ruimte komt daarom geheel en al vrij voor natuurinclusieve landbouw. Het gaat nu niet meer om de grootste, maar om de beste en degenen die kunnen samenwerken. De hectaresubsidies worden afgeschaft en krijgen een bestemming die bij deze zaken aansluit. In de toekomst krijgen we dus stadsinclusieve veeteelt en natuurinclusieve landbouw. En het allerbelangrijkste: er komen steeds meer boerencollectieven die met elkaar samenwerken om dit te kunnen bewerkstelligen. Financierders passen hun beleid daarop aan.
Het is een heel gepuzzel, zittend in de trein, met deze stof om op te kauwen. Een eenduidige oplossing is er niet, maar het zit hem wel in een andere omgang met de kost. Al snel is mijn eindbestemming in zicht. Laten we hopen dat deze fantasie wordt opgepikt en aangevuld met nog meer goeie ideeen.
Samenstelling van symbolen: Aarde, het groeien, de hemel. Je vindt dit bovenin de nok van mijn huis. In zijn geheel straalt het blijmoedige volharding uit.
.
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
.
Voor het eerst heb ik het gevoel dat ik niks hoef, deze lente. De grond is vochtig en de bomen doen het goed. Het Verhalenpad zit vol met dieren. Als ik aan kom lopen vliegen er bijna altijd twee houtduiven weg. Ze scharrelen bij de drogende grashalmen op de grond. Ik maaide het met de zeis. In dikke bossen liggen ze daar, nog altijd. Langzaam slinken ze, door wind, regen en zon en het zaad dat eraan zat verdwijnt in de vogelmagen. Later op de dag, om twaalf uur, komen de mussen. Die komen vooral voor hun zandbad, in de losse grond onder de struiken. Ze maken kuiltjes in de grond, met hun vleugels. Van mij mogen ze. Ondertussen graaft de mol tussen de lila bladramanas en de wilgenroosjes haar gangen. De bloemen bloeien nog net zo hard, al worden de blaadjes wel wat geel van al dat gegraaf. Het wilgenroosje heeft er daarentegen geen last van. Het kan best dat de mol daar dieper onderdoor duikt, want hij kan wel tot twee meter komen, in hogere gebieden dan hier. Het is ook een goed teken, zo’n mol. Er zitten dus veel wormen in de grond. Een mol in je tuin is dus eigenlijk een compliment. Veel “rommel” in je tuin zorgt daarvoor. Maaisel niet opruimen maar laten liggen. Het snoeihout niet verbranden, maar teruggeven aan de bodem. Ook andere dieren komen daar op af. Net als iedereen heb ik ook naaktslakken. Die lust de mol ook. Ik laat hem dus lekker zijn gang gaan. Ik mag me gelukkig prijzen, met al die medewerkers. En er zijn meer eters. In de berke- en wilgebomen zitten rupsjes. Die eten alle blaadjes op. Het geeft niet, er komen vanzelf weer nieuwe. Maar soms komt er een familie pimpelmezen, om ze op te eten. De mol maakt de grond los, de mezen eten de rupsen. Er gebeurt van alles, ook buiten mijn aanwezigheid. Een gemeenschap, en alles werkt samen.
Dus ik kan het me permitteren om een tijdje lui te zijn en lig bij m’n vriend op de bank. Wat een luxe is dat. Ik denk aan al die mensen met overvolle agenda’s. Of landen waar het oorlog is en waar je nooit rustig een middagdutje kan doen. Ik denk aan defensie, waar nu meer geld naartoe moet. De energieslurpende verdediging van ons continent, Europa, ten koste van de aarde. Wat hield ons bezig? Het klimaat. Verontreiniging van water en bodem. Er moest meer natuur komen. Dat alles is nu niet belangrijk meer. “We moeten voor onszelf gaan zorgen” zeggen ze. Ik dacht dat dat over voedsel ging, en kringlooplandbouw. Streekvoeding voor levensonderhoud. Maar nee, voor jezelf zorgen betekent in eerste plaats dat je jezelf kan verdedigen. Dat er wapens zijn en een leger. Terwijl oorlog juist overal ter wereld voor voedselproblemen zorgt en dus het tegenovergestelde doet. Mensen kunnen niet meer voor zichzelf zorgen. Waar oorlog is, wordt het land verwoest. Mensen vluchten er weg of hebben voedselhulp nodig. Je kunt beter investeren in vrede dan in wapens.
Mijn vriend leest voor. “Mensen in vinexwijken zijn bang om kwijt te raken wat ze hebben”. Het is een artikel uit Vrij Nederland. Ook vinexmensen vinden het leger en grensbewaking het belangrijkst. Dan zullen ze zich kunnen vinden in de huidige politiek. Europa voelt zich vooral verenigd door het hebben van een gezamenlijke vijand. Dus niet door elkaar, door het water dat door onze landen stroomt naar de zee, niet door samen te zorgen voor vruchtbaar land en leven. Gelukkig zijn er nog anderen. Mensen die doorgaan met zaaien, planten en vredestichten. En vertrouwen hebben en zaden delen. Al gaat het met vallen en opstaan. Er is nog veel te doen. Maar vergeet niet om lui te zijn.
Landherstel is lastig. Er zijn veel meningen, en alles is anders als vroeger. Concurrentie maakt dat het snel moet en zo goedkoop mogelijk. Alleen samenwerking maakt dat we zaken stap voor stap uit kunnen werken.
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
Het is het einde van de middag. Ik heb hard gewerkt, gras, riet en brandnetels weggehaald waar het nodig was, en op andere plekken laten staan. Een smeerwortel uitgegraven en verplant, die elke keer bij het hooien om gemaaid werd. Terwijl ik naar huis fiets met vieze handen, remt op het campingpad een auto met mijn buurman erin, de Friese landschapshistoricus, gespecialiseerd in greppellandschap. Ik sta stil en hij draait het raampje open. “Hoi. Heb je een nieuwe auto?” vraag ik. “Nee, geleend van mijn ouders. Ik moest voor mijn werk op twee plekken in Friesland zijn. We hebben gesproken over hoe we het greppellandschap kunnen herstellen. Nou, dat is niet makkelijk. Al die verschillende meningen en belangen, dat krijg je nooit bij elkaar. De ecoloog is romantisch, de boer is pragmatisch. En dan die weide, dat moet ook weer vol kruiden komen te staan. Hoe krijg je dat ooit voor elkaar, als daar decennialang kunstmest is gestrooid? Misschien dat we maar niets moeten doen.” Ik luister aandachtig terwijl hij doorpraat. “Het is bijna niet te doen om het te herstellen zoals het was. Het land is ooit met de hand geschept, en daar is heel lang over gedaan. Nu zou je dat moeten doen met een loonwerker, die er in één keer een bult bovenop gooit. Is dat hetzelfde? Nee. Dan krijg je iets heel anders.” Wat deze jongen omhoog haalt, dat heb ik me al vaak voorgesteld. Al die mannen met spades. Hoe het was, om op je op een koude dag gewoon in het zweet te werken. Als er iets gebeuren moest, moest je daar voor je spieren gebruiken. Alles had een menselijke maat, en je kon het aanpassen aan omstandigheden. Dat is nu wel anders. De greppelkenner fronst. “Als de BBB het voor het zeggen krijgt, dan zijn er over tien jaar nog maar een paar boeren over. Die maken het nog grootschaliger dan het is en dan hebben we pas echt een “Silent spring”. Zijn bezorgdheid is gegrond. In de provincie is de BBB de grootste partij. “Meer leefbaarheid op het platteland” is de kreet waarmee ze stemmen wonnen. Ik vraag me af hoe ze die belofte waar gaan maken. “Er kan van alles gebeuren,” zeg ik tegen mijn buur. “Het is maar de vraag hoe het verder gaat. Als alles steeds grootschaliger wordt, zijn er juist steeds minder mensen nodig op het platteland. Dat betekent volgens mij juist veel minder leefbaarheid. Dat is het tegenovergestelde van wat ze zeggen.” Hij glimlacht ironisch. Heel even. Dan verzacht zijn blik terwijl hij naar zijn kleine huis kijkt, daar achter de dikke stam van een abeel en de bloeiende meidoorns. “Ja, we moeten maar zien. In elk geval ga ik er hier wat moois van maken. Daarvan krijg ik een goed gevoel.”
Thuis vinden we voldoening in het werk van onze handen. Grote plannen om de wereld te redden zijn voor ons als mens eerder bezwaarlijk dan dat ze iets oplossen. Want ook de zogenaamde oplossing is vaak grootschalig en snel. Natuurlijk ga je niet meer met een spade aan het werk, maar met een graafmachine. Het gaat om geld en tijd. Vele handen maken licht werk, maar met een wereld waarin het steeds meer ieder voor zich is, krijg je dat niet meer voor elkaar. Realistisch is dat je moet blijven concurreren om te overleven. Terwijl herstel, zoals het vroeger ging, veel meer om samenwerking gaat. De wet der wederkerigheid is de enige grond waarop een beschaving kan overleven. Met dit heilige principe hebben culturen het duizenden jaren overleeft. Wat je krijgt geef je door. Wat je eet, keert als voeding terug naar de aarde, niet ondankbaar en achteloos als afval, maar als gift. Liever voeg je er nog iets aan toe, zodat het meerwaarde krijgt. Maar er is heel veel genomen. Dat heeft ons een gemakkelijk leven gegeven, waarin we over veel dingen niet meer na hoeven te denken. Grote bedrijven zorgen daarvoor. Maar van achteren kruipen de gevolgen naar ons toe. Daarover breken we nu ons hoofd. Gemak en concurrentiestrijd blijken op den duur veel te kosten. Hoe herstel je wat kapot was. Hoe maak je de wereld gezond.
Landschappen zijn ver verwijderd geraakt van wat ze ooit waren. Bloemen en kruiden verdwijnen, en er zijn te weinig insecten om ze te bestuiven. Hoe krijgen we dat ooit terug? Het zijn gang laten gaan, niets doen? Dat kan, hier en daar zou ik zeggen. Maar niet alléén.
Want aandacht maakt dat het groeit. Elke dag dat je ernaar kijkt, steek je er energie in. Dat is wat ontbreekt. Het gaat niet om de bult, die in een dag door een loonwerker wordt opgeworpen, de volle wagens die heen en weer rijden en worden leeggekiept. Dat betekent alleen maar meer van hetzelfde. Het land heeft óns nodig. Alleen liefdevolle aandacht zorgt voor herstel. Je ziet het veranderen. Inheemse planten en bijen krijgen een kans. Kruidenweiden, bomenhagen. Vele ogen en handen kunnen veel doen. Daar zijn voorbeelden van. MeerbomenNu, bijvoorbeeld. Er zijn te weinig vrijwilligers, want de vraag is groot. Twee miljoen bomen kregen een nieuwe plek. Bomen die anders gerooid waren. Ze staan nu in tuinen, langs akkers en boerderijen op het platteland, in kleine bosjes, overal komen ze terecht. Kun je zoiets ook doen met een greppellandschap? Juist door de kleinschaligheid kan het aantrekkelijk worden en uitgroeien tot iets groots.
Er is geen éénduidende oplossing. Het is steeds anders, op elk moment, op elke plek. Kleine stappen en veel meer uitwisseling zal ons verrassingen brengen waar je blij van wordt.
Aandacht voor het leven is onze enige weg terug. De heilige traagheid der dingen dient te worden gerespecteerd. Je kan dat een romantische gedachte vinden. Maar het feit is onverbiddelijk. Het is de enige manier om als mensheid op aarde te gast mogen blijven. Stap voor stap, zo kunnen we het land herstellen.
.
.
Kijk hoe de mieren het doen, al die korrels, één voor één!Geen eindeloze discussies en er komt geen trekker aan te pas.
De boer besluit om de laatste drie koeien weg te doen. Ik bedenk me waarom we ze zullen missen.
.
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
Het zijn rustige tijden. In de winter komen hier niet veel mensen. De twee kilometers naar de weg zijn lang. Ze zijn des te langer omdat de weg telkens weer vol kuilen zit. Het is een belemmering voor auto’s, om hier te komen. Anderen varen er wel bij. Smienten, kieviten, kramsvogels en valken vinden hier een rustige plek. Op oudejaarsdag klinken de knallen van het vuurwerk ver weg. De cirkel van geluid is rondom ons. En hier is het stille midden.
Hoe stiller het is, hoe belangrijker dat ene moment. Die zondagmiddag, aan het einde van de maand, dan komen de vaste bewoners bij elkaar. Het is op die middag dat de boer aan komt lopen. In zijn handen heeft hij een kerststol van Bakker Bolhuis, die hij met een bonk op tafel zet. “De koeien gaan weg,” zegt hij. Iedereen kijkt op. “Waarom?” vraagt de vrouw met het lange grijze haar. Het antwoord komt meteen. “Het is te veel werk en ik ben nooit vrij.” Op de boerderij zijn nog steeds twee koeien en een enorme os. In zomer staan ze in de wei. In de winter kan dat niet, dan is het land zo zompig dat de zware os nauwelijks zijn poten zou kunnen verzetten. Dus de hele winter staan ze in de stal. Het is maar een kleine ruimte, voor de koeien gaat het nog wel maar de os past er maar net in. Al hun stront komt in de grup, de mestgoot, die achter hun kont loopt. Dat wordt er wekelijks uitgeschept en naar de mesthoop gekruid, vrijwel altijd door de boer zelf. Een enkele keer is er een behulpzame vrouw die er haar schouders onder zet, om haar gedachten te verzetten. Het is een heel werk, dat mest scheppen. Maar het levert ook wat op. Er zijn twee mesthopen naast elkaar. De ene ligt er al een paar jaar, de andere is vers. De stevige drollen zijn gemengd met grof gras en riet. Terwijl het steeds verder verteert naar vruchtbare grond, wemelt het van roze mestwormen. Het is ook niet voor niets dat er altijd vogels te zien zijn. Merels, die woest naar wormen pikken. Maar ook roodborstjes en kwikstaartjes, die insecten vangen. Toch is dit niet het eerste waar ik nu aan denk. De koeien zijn mijn eerste zorg. “Waar gaan ze heen?” vraag ik. “Dat komt wel goed!” zegt de boer. “Ze krijgen het een stuk beter. Ze gaan naar een opvangplek voor bejaarde koeien. Daar hebben ze veel meer de ruimte.” “Maar die ene koe is toch nog jong?” “Ja, er komen ook wel jonge koeien. Ze komen overal vandaan. Er is daar een koe, die zag ineens het licht, toen hij naar de slacht werd geleid. Die vloog er vandoor. Toen hebben ze haar maar naar dat koeienparadijs gebracht.” “Fijn zeg. Dan hebben ze het daar vast goed.” Daarmee is het onderwerp afgesloten. Het is pas in de avond als ik bedenk hoezeer we die mesthoop zullen missen. De mesthoop is een heel centrale plek voor al het leven, besef ik. En dat is bewezen ook. Het was Els, die een wedstrijd deed met haar vriendin, de hele zomer. Met de Obsidentify app kun je vrij nauwkeurig insecten determineren. Ze had er al vele vastgelegd en thuisgebracht. Ik hoor het haar zeggen. “Vooral bij de mesthoop, daar zijn er zoveel!!” Kunnen we die mesthoop wel missen? De boerenzwaluwen maken er hun nesten van. Allerlei vogels zullen hun belangrijkste voedselbron kwijtraken. Sommige insecten zullen van het erf verdwijnen. Dat gaat me aan het hart. Maar ook voor onszelf is de mest waardevol. Het is een welkome aanvulling in de groentetuin. Ik gebruik het hier en daar, waar het nodig is. Vaak meng ik het met de verhitte, veel te stoffige bladcompost die ik heb laten bezorgen. Hete compost leeft niet meer. Ik gebruik de jarenoude grond van de mesthoop, om er weer leven in te brengen. Ja, we zullen het missen. Ik denk aan het beeld van de drie koeien in de wei. Een vertrouwd gezicht, die trage koppen die langzaam naar je toe draaiden, wanneer je langs liep. Ik denk aan de koeienvlaaien in het gras. Als het wekenlang droog was, zag je vaak vogels bij die stront. De zeeklei werd dan immers keihard, er was nauwelijks nog een wurm uit te halen. Onder de koeienvlaaien was het nog wat vochtig. En bovendien zaten er vliegen op de drollen, die ze konden eten. Dieren in de wei zijn nodig. We zullen de koeien missen. Dat vertel ik de boer, later, als hij alweer thuis is. Ze zijn belangrijk, de koeien. Belangrijk, vooral voor de biodiversiteit. Dat weet de boer. “We kunnen altijd een hoop paardenmest halen bij de paardenfokkerij,” oppert hij. “Dan leggen we die daar neer. En de hoop die we nu hebben is ook nog lang niet weg…” Dat is zo. Je kan het altijd van elders halen. En ook de weiden zijn niet leeg in de zomer. Er staan ook paarden, verderop. Evengoed is het jammer, dat ze weggaan. Toch is het te begrijpen. De boer is al vijfenzeventig. Als er niemand is die het werk overneemt, dan houdt het op. En dan is er straks geen mesthoop meer, van eigen vee. “Als je een keer weg wilt doe ik het wel,” zeg ik. De boer bedankt me. Maar het brengt hem niet van zijn gedachte af.
Weer een mesthoop minder. Elke mesthoop is belangrijk. Vooral nu, in deze tijd, waarin de gangbare methode nog steeds op drijfmest is gebaseerd. Drijfmest, een half vloeibaar goedje, dat in de grond wordt geïnjecteerd. Zo moest dat, vanwege de uitstoot van ammoniak. Maar het helpt niets. De uitstoot blijft hetzelfde. Het kost wel veel, niet alleen geld voor de nodige machines. Het kost ook levens. De wormen willen niet verzuipen en komen boven. Een feestmaal voor de meeuwen. Tot het op is. Tot alle wormen weg zijn. Nee, het is niet goed voor de bodem, die drijfmest. Je moet het niet te vaak doen. Beter is helemaal niet. Beter is om de mesthopen weer terug te brengen. Hopen met stro en drollen. Vitale mensen hebben we nodig, mensen die willen scheppen. En dan, misschien komen er dan weer nieuwe koeien, op een dag. Ook hier. Niet veel, een paar maar. Net als nu. Een paar, dat is genoeg. Ik hoop het.
.
.
De zwarte os, Quintus, is op 3 februari 2024 heen gegaan. Hij is bijna zeventien jaar geworden. Een leeftijd die de meeste runderen niet bereiken. Hij heeft een goed leven gehad.
Mensen op het oogstfeestdoorbreken het weerspiegelde riet in de ochtendmist. Het is zoals elke dag, het begint en eindigt met stilteen daartussen gebeurt het.
.
.
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
Do you like to read the ENGLISH translation? You can find it underneath.
Het is nog vroeg. In de ochtendschemering hangt de mist over de weilanden. Zo vroeg is het, dat alles zwijgt in de vochtige lucht. Het Verhalenpad ligt er stil bij, geen torenvalken zweven er, geen zwaluwen scheren kwebbelend langs de bult. Ook de zwerm mussen is er niet en de puttertjes hangen nog niet in de kaardebollen. Ik kom uit mijn wagen, net wakker. Ik kijk om me heen. Het belooft een zonnige dag te worden. In mijn pyjama kruip ik langs het schot, waar de koekoeksbloem tegenaan hangt. Een spinnenweb kleeft in mijn gezicht. Dezelfde spin, hetzelfde plekje, tussen de wand en dat loshangende draadje. Vandaag ga ik niet naar mijn opgroeiende sprookjesbos. Vandaag ga ik er op uit. Ik ga naar het oogstfeest in Snakkerbuorren. Daar heb ik al veel van gehoord. Er zijn schilders aan het werk, er is live muziek en er is zelfgebakken taart. Daar houd ik van. Alledrie.
Ze staat in een hoekje achteraf, vlak bij het winkeltje. Op haar doek zie je een schuurtje, gezellig in de zonneschijn. Het hout is grijs geworden. Hetzelfde schuurtje zie ik aan het einde van de steeg. De lucht is stralend blauw, maar zij heeft er een donkere wolkenlucht van gemaakt. Het steegje licht stralend op tegen dat duister. Een roodbruine middenkleur vormt de ondergrond. “Ja, ik houd van die kleur, om mee te beginnen,” zegt ze als ik ernaar vraag. Ik stel allerlei vragen en de vrouw antwoordt met plezier. “Ik wil niet alleen maar naschilderen.” zegt ze. “Ik wil het nu wel eens vanuit mezelf. Iets creëeren wat er nog niet was. Meer dan alleen een plaatje…” Verderop staat een man met een zelfgemaakte ezel. Het palet is ook eigen fabrikaat. Groot en wit is het. Met een heleboel kleine kloddertjes erop. Het ding glimt van nieuwigheid. “Ze zijn altijd te klein,” zegt hij. Ik knik begrijpend. “Zelf maken dus. Dat knoop ik in mijn oren,” zeg ik en loop verder. Een stuk verderop hoor ik zingen. “Country road, take me home….” Het zijn lage vrouwenstemmen. Ik loop erheen en zing er helder bovenuit. Fijn als je mezzo bent, dan kan je kiezen, laag of hoog. Onder de zangers is een stevige zwarte vrouw. Ik kijk haar aan terwijl ik uit volle borst de tweede stem zing: “West Virginia, mountain mama” Ik kijk naar haar en zij naar mij. We gaan er allebei van stralen.
Na de hele zomer werken is het goed toeven op dit oogstfeest. Ik voer het ene gesprek na het andere, tot het me te druk wordt. Een dikke stroom mensen golft naar binnen terwijl ik mijn fietsslot openmaak om weg te gaan. En terwijl ik dertien kilometer terug fiets, denk ik aan de liedjes en schetsen die ik thuis heb liggen. Ja, denk ik. Ik ga ermee door. Liedjes van beelden maken, beelden van liedjes. Putten uit het grote palet van kleur en klank, putten uit de bron van verleden, heden en toekomst. Alles begint bij de verbeelding. Zonder verbeelding zijn we niets anders dan de slaaf der gewoonte. Een sprong kan je niet maken, als je je het niet eerst hebt voorgesteld. Als je spieren zich niet hebben voorbereid op de inspanning. Je ogen schatten de afstand, en jij maakt je klaar. Dat kan lang of kort duren. En ik, ik schilder een lied ter bemoediging. Voor de ander, voor mezelf, voor alles. Alleen en met elkaar. De wereld heeft kunst nodig.
Thuis kwetteren de mussen boven de voedertafel. Koolwitjes fladderen boven het raapzaad, vliegen omhoog de lucht in, maar komen steeds weer terug. Net als ik. Steeds weer terug. Eigen haard is goud waard..
Liedje: Onder mijn bed. (Song)
Het verhaal.
.
FESTIVE EXPLORATION
It’s still early. In the morning twilight the fog hangs over the meadows. It is so early that everything is silent in the damp air. The Story Path is quiet, no kestrels hover, no swallows skim chattering along the hump. The swarm of sparrows is not there either and the goldfinches are not yet hanging in the teasels. I got out of my car, just woke up. I look around. It promises to be a sunny day. In my pajamas I crawl along the bulkhead, where the cuckoo flower hangs against. A spider web sticks to my face. The same spider, the same spot, between the wall and that dangling thread. Today I am not going to my growing up fairy forest. Today I’m going out. I’m going to the harvest festival in Snakkerbuorren. I’ve heard a lot about that. There are painters at work, there is live music and there is homemade cake. I love that. All three.
She is standing in a corner at the back, near the greengrocer. On her canvas you see a shed, cozy in the sunshine. The wood has turned gray. I see the same shed at the end of the alley. The sky is bright blue, but she has turned it into a dark cloudy sky. The alley glows radiantly against that darkness. A red-brown middle color forms the background. “Yes, I like that color, to begin with,” she says when I ask. I ask all kinds of questions and the woman answers with pleasure. “I don’t just want to repaint.” she says. “I want to do it on my own now, in the future. Create something that wasn’t there before. More than just a picture…” Ahead is a man with a self-made donkey. The palette is also own manufacture. It is big and white. With a lot of little blobs on it. The thing gleams with novelty. “They are always too small,” he says. I nod understandingly. “So make it yourself. I’ll tie that in my ears,” I say and walk on. A little further on I hear singing. “Country road, take me home….” They are low female voices. I walk over and sing clearly above it. Great if you are mezzo, then you can choose, low or high. Among the singers is a big black woman. I look at her as I sing the second voice: “West Virginia, mountain mama” I look at her and she at me. We both shine.
After working all summer, it is good to relax at this harvest festival. I have one conversation after another, until it gets too crowded. A thick flod of people streams in as I open my bike lock to leave. And as I cycle thirteen kilometers back, I think of the songs and sketches I have lying around at home. Yes I think. I am going to do it. Making songs from images, images from songs. Drawing from the large palette of color and sound, drawing from the source of past, present and future. Everything starts with the imagination. Without imagination we are nothing but the slaves of habit. You can’t make a leap if you haven’t imagined it first. If your muscles have not prepared for the effort. Your eyes estimate the distance, and you get ready. That can take a long or short time. And me, I paint a song of encouragement. For the other, for myself, for everything. Alone and with each other. The world needs art.
At home, the sparrows chatter above the feeding table. Cabbage whites flutter above the rapeseed, fly up into the air, but keep coming back. Like me. Coming back, again and again. Your home is your castle.
“Neem jij maar contact met ze op.”zegt de boer. “Als ze iets willen, zie ik ze wel komen. Ik heb het te druk.”
.
.
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
Do you like to read the ENGLISH translation? You can find the text underneath.
.
Met de sikkel in de hand sta ik bij de groep berkebomen. Sommigen zijn al best groot. Er is er een waarvan de stam al wit begint te worden. Dat is de koning. Koningberk, op het hoogste punt van de bult. Hij groeit, dankbaar voor mijn harde werk. Ik hurk om rond de stam beginnende rietstengels te verwijderen. Het is verbazingwekkend hoe snel riet groeit. Soms staat er in een dag een stengel van wel dertig centimeter op een plek waar gisteren nog niks te zien was. En als je het niet steeds weghaalt, dan blijft het terugkomen, voortkruipen, met rasse schreden. Tot de bomen groot genoeg zijn, dan groeit er geen riet meer. Maar nu moet ik ze helpen, de bomen. En het zijn er veel. Er is ook veel riet. Het riet rukt op.
Het is zo’n mooi gezicht, die wuivende ruisende groene zee. De verleiding is om het maar te laten gaan. Zeker als de karekiet en de rietgors je belonen met hun geroep. Maar de Friezen hier weten wel beter. De lente heet “maaitiid”. Als je niet maait, dan wordt alles riet, uiteindelijk. Vanuit de sloot rukt het op. Eerst een klein stukje. Het volgende jaar vier meter. En dan acht. En dan zestien. Tot alles riet is. Wuivend riet tot aan de horizon.
De koeien en de paarden houden het kort. Dieren die al eeuwenlang met de mensen samenwerken. Zonder hen was het land één groot karekietendecor. Dat begrijp ik nu, beter dan ooit. Soms moet je het eerst voelen, voor iets tot je doordringt. De vermoeidheid voelen in je dijen en in je armen, van het vele gehurkte hakken. Ineens zie ik het voor me. Die zee van riet, die er groeit als ik niks doe. En ik maar werken, bij dit groepje jonge bomen. Ik kijk naar de sloot en zie dat de rietkraag ongemerkt een meter of drie dichterbij is gekomen. Hè? Hoelang staat dat er? Een paar dagen geleden was het nog maar een smalle strook. Moet ik dat allemaal korthakken? En daarna weer en weer en weer? Ik kan nooit meer weggaan! Mijn jonge bomen, ze zouden aan alle kanten worden ingebed door de lieflijke groene zee, die tegelijkertijd zo verraderlijk is. Gretig zouden ze de hele bodem keihard maken met hun diepe wortelkluiten, tot alleen de sterksten er nog tussenin kunnen staan. Wat kan je dan nog beginnen, als mens? Met lichte verbijstering voel ik een vlaag van wanhoop. Waar ben ik in ’s hemelsnaam mee bezig? Het lijkt water naar de zee dragen, of op het vegen van een pleintje middenin een zandwoestijn.
Ontmoedigd loop ik terug naar huis voor een bakkie troost. Als ik op het pad aankom, tref ik boer Jochum aan. Hij is distels aan het uittrekken tussen het riet, langs de Swette. “Ha!” roept hij. “Mooi dat ik je zie. Ik had bedacht dat je bij de bouwploeg mag. Er moet vandaag een slot worden ingezet in de pipowagen.” Ik glimlach vermoeid. “Dank voor de eer,” zeg ik “Maar dat stuk land vraagt al mijn energie. Het is veel werk in mijn eentje.” Ik kijk stil voor me uit, te moe om meer te zeggen. Jochum kijkt naar me en herinnert zich iets. “O ja!” zegt hij, en haalt een stukje papier uit zijn zak. “Linde kwam hiermee aanzetten. Het komt uit de Leeuwarder Courant.” Ik pak het aan en neem het door. Twee mensen willen een biologische pluktuin beginnen voor de buurt, de bijen en de beestjes moeten er wel bij varen. Een duurzame tuin vol biodiversiteit moet het worden, er wordt gedacht aan1 tot 5 hectare met een stabiele pachtconstructie voor meerdere jaren. “Neem jij maar contact met ze op.”zegt Jochum. “Als ze iets willen, zie ik ze wel komen. Ik heb het te druk.” Dankbaar neem ik het voorstel aan. Jonge tuinders rondleiden, mensen met een plan! Dat doe ik maar al te graag.
Niets van waarde komt aanwaaien. Je moet erop wachten tot je het zat bent, werken tot het je keel uithangt. En dan komt daar ineens een berichtje aanwaaien. En terwijl hoop opwelt, keren ook de goeie gedachten terug. Het riet, dat zo overvloedig groeit is niet alleen lastig, maar ook waardevol. De harde klei heeft het nodig. De gemaaide stengels kunnen de aarde bedekken tegen de hete zon. Gehakseld kan het de grond losser maken en zorgen dat het vocht beter wordt vastgehouden. Als ik niet meer alleen ben kunnen we daarover overleggen. Met de zeis kunnen we veel sneller maaien dan met de sikkel. Er zijn vast meer, die dat graag doen. En wie weet wat ik van deze tuinders kan leren. Samen weten we meer! Als dit nou door kon gaan… Glimlachend stop ik het artikel in mijn zak. Jochum is alweer aan het werk gegaan. Hij trekt de laatste distels uit, die tussen het riet staan. “Bedankt!” roep ik. “Ik ga ze bellen!” Hij knikt me toe en lacht. Wie weet, wat de toekomst brengt. Is het niet vandaag, dan morgen..
.
Alles moet rijpen, net als zaad.
.
.ALLIES
.
Sickle in hand, I stand by the group of birch trees. Some are already quite large. There is one whose trunk is already starting to turn white. That’s the king. King birch, at the highest point of the hump. He grows, thankful for my hard work. I crouch to remove budding reed stems from around the trunk. It’s amazing how fast reeds grow. Sometimes in one day a stem of up to thirty centimeters is standing in a place where nothing could be seen yesterday. And if you don’t keep removing it, it will keep coming back, crawling along, with rapid steps. Until the trees are big enough, then the reeds won t grow anymore. But now I have to help them, the trees. And there are many. There is also a lot of reeds. The reed rises. It’s such a beautiful sight, that waving rustling green sea. The temptation is to just let it go. Especially when the reed warbler and reed bunting reward you with their calls. But the Frisians here know better. Spring is called “mowing time”. If you don’t mow, everything will become thatch, eventually. It rises from the ditch. First a little piece. Four meters the following year. And then eight. And then sixteen. Until everything is reed. Swaying reeds to the horizon. ,,,,,,,,
The cows and horses keep it short. Animals that have been cooperating with humans for centuries. Without them, the country would be one great reed warbler decor. I understand that now, better than ever. Sometimes you have to feel it first before something sinks in. Feeling the tiredness in your thighs and in your arms, from the many squatting heels. Suddenly I can see it. That sea of reeds that grows when I do nothing. I see my little work, near this group of young trees. I look at the ditch and see that the border of the reed has come closer about three meters unnoticed. Hey? How long has that been there? A few days ago it was just a narrow strip. Do I have to chop all that up? And then again and again and again? I can never leave! My young trees, they would be embedded on all sides by the lovely green sea, which is so treacherous at the same time. They would eagerly make the whole soil rock hard with their deep roots, until only the strongest can stand in between. What can you do then, as a human being? With slight bewilderment I feel a fit of despair. What the hell am I doing? It seems like carrying water to the sea, or sweeping a small square in the middle of a sandy desert.
Discouraged I walk back home for a cup of coffee. When I arrive on the path, I find farmer Jochum. He is pulling up thistles among the reeds, along the Swette. “Ha!” he shouts. “Good to see you. I thought you could join the construction crew. A lock must be repaired in the gypsy wagon today.” I smile wearily. “Thanks for the honor,” I say. “But that piece of land takes all my energy. It’s a lot of work on my own.” I look ahead in silence, too tired to say more. Jochum looks at me and remembers something. “Oh yeah!” he says, taking a piece of paper out of his pocket. “Linde came up with this. It comes from the Leeuwarder Courant.” I take it and read. Two people want to start an organic picking garden for the neighborhood, the bees and the critters have to benefit. It must be a sustainable garden full of biodiversity, 1 to 5 hectares are envisaged with a stable lease construction for several years. “You just contact them,” says Jochum. “If they want something, I will see them come. I am too busy.” I gratefully accept the offer. Showing young gardeners around, people with a plan! I’m only too happy to do that.
Nothing of value just comes. You have to wait until you get tired of it, work until it hangs down your throat. And then suddenly a message arrives. And as hope wells up, good thoughts also return. The reed, which grows so abundantly, is not only troublesome, but also valuable. The hard clay needs it. The cut stems can cover the earth from the hot sun. When chopped, it can loosen the soil and ensure better moisture retention. When I’m not alone anymore, we can discuss that. With the scythe we can mow much faster than with the sickle. I’m sure there are more who would like to do that. And who knows what I can learn from these gardeners. Together we know more! If only this could go on… Smiling, I put the article in my pocket. Jochum has already gone back to work. He pulls up the last of the thistles that are among the reeds. “Thank you!” I call. “I’m going to call them!” He nods at me and smiles. Who knows what the future will bring. If not today, then tomorrow.
Het is als een muziekstuk met talloze partijen. Sommige ervan speel ik, anderen volbrengen de rest.
.
.
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
Do you like to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath.
.
Ik sta voor de zoveelste keer in de kas te kijken. Van de bloemkolen zijn er maar drie opgekomen. Waarom? De maand maart was donker. Misschien is het zaad verrot in de te natte bakjes. Ik ben niet de baas, als het niet mee zit doe je er niks aan. Dat willen mensen graag. Dat de natuur zich aan hun wensen voegt. Tot in de puntjes. Het opkweken van voedsel is daarvan het meest extreme voorbeeld. Ik ben pas laat begonnen met zaadjes in bakjes stoppen. Plantjes die zo kwetsbaar en afhankelijk zijn, daar moet ik aan wennen. Maar ook dat er een doel is. Het doel is bloemkolen eten. Van de honderd-en-dertig kolen zijn er maar drie opgekomen. Ben ik dan een slechte tuinierster? Nee natuurlijk niet. Want ik ben niet de baas over ze. Die zaadjes hebben hun eigen leven, waar ik maar een piepklein beetje van weet. Daarom heb ik dat doel “Ik wil jouw opeten” maar op de tweede plaats gezet. Veel mooier vind ik het om de natuur te volgen, dan om haar mijn wil op te leggen. Dat is een waar avontuur. Al meerdere mensen heb ik enthousiast gemaakt door tuinieren van die kant te belichten. Ik struin door de weiden en langs de wilgen. Ik trek een veldje brandnetels weg, waar paarse dovenetel zich bescheiden een weg omhoog probeert te maken. De ruimte wordt met graagte ontvangen. En dan zien hoe het paars zich uitbreidt. Elke dag weer even kijken. Ook dàt is tuinieren! Ik volg en ik grijp in. En dan laat ik het weer. Het is net een spel. Ik loop langs de rietkragen. Ik speur de oevers af van sloten en kuier door de natte greppels. Ik maak paadjes in het riet en de grote bossen die dat oplevert, stop ik in mijn fietskar. Hele bergen heb ik meegenomen en je ziet nauwelijks dat er wat weg is. Ik leg ze neer rond de perken, om de planten en het zaaigoed te beschermen. Ik vlecht het riet achter mijn huis, tot een schutting. Doordat ik er ben verandert het om mij heen. En niet omdat ik alles omploeg. Maar omdat ik kijk. Twee jaar lang was dit kleine hoekje wildernis. Maar nu grijp ik in, hier en daar. Ik trek brandnetels uit en kleefkruid. Niet alles, maar genoeg om het andere ook een kans te geven. Het look zonder look ziet nu eindelijk het luchtruim, en ook het zevenblad groet mij. Ik grijns naar ze. Groeien jullie maar lekker door. Jullie zijn sterk zat, om de brandnetel aan te kunnen. Als ik dan af en toe een paar blaadjes mag? Het lijkt me een goede ruil. Brandneteltoppen, zevenblad en look zonder look, ik eet ze graag. Waarom zou ik keihard vechten om een paar tere kropjes sla te verdedigen? Je houdt alleen maar kale grond over. Ik houd niet van kale grond. En ik heb die sla ook helemaal niet nodig, eigenlijk. Maar kool wèl… Het is mooie stevige kost, voor de winter. Daarom ben ik ze toch aan het bestuderen. Het hoeft niet meteen te lukken. Misschien duurt het wel twee jaar voor het uit mijn handen komt. Maar het begin is er. Vlak naast mijn kas staan de eerste drie miniscule koolplantjes, net uitgeplant. Je kan zien waar ze staan, want ik heb er rietstengels omheen geprikt, tegen de vogels. Het werkt goed. Ze staan er nog steeds.
Tuinieren en landschapsbeheer, het is prachtig. Het is als een muziekstuk met talloze partijen. Sommige ervan speel ik, anderen volbrengen de rest. Er zijn klinkende trompetten, tedere fluitpartijen en stemmen als nachtegalen. Ik luister en ik dien. En soms, heel soms ben ik de baas. Maar meestal niet.
Dit is mijn land hoever strekt de grond waar het zaad dat ik strooide zich spreidt in het rond Hoe meer dat ik laat, hoe meer dat het groeit, Hoe meer dat ik luister, hoe meer dat er broeit.
Ook interessant is wat de Vlamingen vinden, en het verschil tussen hun wat rommelige aanpak en de grootschalige werkwijze van de Nederlandse natuurorganisaties. Wat is beter?
Nature is like a piece of music with countless parts. Some of them I play, others accomplish the rest. (Alowieke)
Song of diversity
This is my land how far does the soil extend where the seed I sowed spreads around despite the drought The more that I let the more it grows, The more I listen the more it glows. And our brightful laughter is like the needed water
.
I always try to trace my blogs to a deeper source. This time I got my inspiration from this article, which Jeroen de Ditches connoisseur sent me, exactly when I was looking for a theme for my new story. The philosopher Eric Higgs is a Canadian environmental philosopher. He distinguishes between two ways of land restoration. The technological approach and the focal. The latter explicitly focuses on the connection between man and nature. In other words, creating committed relationships between people and ecosystems. And that is exactly what my stories are often about: https://www.naturetoday.com/nl/nl/nature-reports/message/?msg=30604
Also interesting is this story by Glenn Deliège. He is affiliated as a research fellow of the FWO at the Higher Institute for Philosophy of the KU Leuven. He is currently working on a dissertation on a philosophical interpretation of conservation practices, paying particular attention to nature conservation as meaning and to nature conservation which brings about the continuity of meanings in the lifeworld. In this article he carefully distinguishes between two archetypes of nature conservation in Flanders and the Netherlands, with a view to the question of how well they succeed in establishing that continuity. The difference between the somewhat messy bottom-up approach and the large-scale approach of the Dutch nature organizations that is directed from above. What is better? About the need for stillness in nature management: https://edepot.wur.nl/148759
Ik kies voor de kleine boer. Zij kunnen land en bodem herstellen.
.
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
Do you like to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath.
Ik heb het eigenlijk nooit over standpunten. Een goed verhaal bestaat uit beelden, zodat je je kan inleven. Het liefst bereik ik daarmee zoveel mogelijk verschillende mensen. Maar soms is het nodig om je direct uit te spreken. Het is als een punt achter een zin. Of een komma, waarna je door kan gaan.
Laat ik helder zijn: We konden kort geleden stemmen. Ik ben gegaan, want ik vond het belangrijk. Het ging om de Waterschappen en de Provinciale Staten. Vanuit de Provinciale Staten wordt de eerste kamer gekozen, dus daar hebben we dan ook invloed op. Ik stond dus ook in zo’n hokje met een rood potlood in mijn hand. Het zal sommigen niet verbazen: Ik heb niet op BBB gestemd. Waarom niet? Deze partij is opgezet door een marketingburo, die conservatieve boeren in het zadel wil houden. Deze boeren zetten mijns inziens de zaak vast, en niet alleen met tractors op de weg. Het is de doodlopende weg van schaalvergroting die ten koste wat het kost wordt verdedigd. Heggetjes, hakhoutbosjes en greppels, alles wordt uitgewist om beter met grote machines het land op te kunnen. Er wordt al decennialang kunstmest gebruikt, hoewel men een eeuw geleden al wist dat het de grond geen goed deed. Ook het gifgebruik is weer toegenomen. Het leek er een tijdje op dat het minder werd, maar helaas zette dat niet door. Het gevolg is een steeds doder, fantasielozer landschap, waar niemand graag in rondfietst. Een partij als BBB maakt dat hierin niets of weinig zal veranderen. Natuurlijk wil ze ook wel goeie dingen. De bus en bieb, die terug moeten komen in het platteland. Dat zie ik ook graag. Maar dit weegt voor mij bij lange na niet op tegen die andere kant: Het voortzetten van de grootschalige export en de agro industrie. Alles voor de groei-economie, een grijze wereld van cijfers. Daarmee door te gaan zie ik niet alleen als een ramp voor Nederlandse landschap, maar ook voor onze gezondheid, de aarde en de mensen in het verre Zuiden.
.
Ook heggen en sloten horen thuis in Nederland
.
Nederland is beroemd om zijn zwart witte koeien met enorme uiers. Andere runderen kunnen prima met een kruidenrijke weide toe, maar deze zijn zo ver door gefokt dat ze verslaafd zijn gemaakt aan grote hoeveelheden eiwit. De bulkladingen vol soja die daarvoor uit Brazilie worden gehaald, maken een wereld van leven kapot. Er worden vele hectares bomen gekapt, diersoorten sterven uit en stammen die daar thuishoren worden opgejaagd. Dus ik zet steeds weer mijn handtekening: “Laat die bomen staan.” Ik ben vóór die stammen, die er hun thuis kunnen vinden, en ik leef mee met de laatste jager verzamelaars. Ik denk ook aan de kleine boeren in Afrika. Ook hen steun ik, door niet op BBB te stemmen. Honderd miljoen kilo aardappelen worden daar naartoe gebracht, nee, zelfs meer nog. De prijzen zijn zo laag, dat een kleine Ethiopische boer daar niet tegenop kan telen. En het is zelfs nog gekker: Vele kilo’s groente komen in de winter uit Ethiopië, geteeld door Nederlandse boeren daar. En dat terwijl de bevolking er honger lijdt door toenemende droogtes. Waarom doen we dat? We moeten ze beschermen, juist die kwetsbare kleine boer in verre landen. Door bij de biologische boer in je eigen buurt te kopen, zorg je indirect ook voor hen. Je helpt ze door boerenkool te eten in de winter, in plaats van sperziebonen uit Ethiopië of Senegal. Het helpt ook als je voor een politieke partij kiest die de wereldhandel wil beperken. Die meer streekmarkten wil en de eco-boer een eerlijke prijs wil geven.
Ook in Nederland hebben kleine en beginnende boeren het moeilijk. Er zijn steeds meer jongeren te vinden, die het anders willen doen. Een organisatie als Toekomstboeren groeit als een speer. Ze weten de energie erin te houden. Er zijn conferenties en workshops. Het gaat over gezonde landbouw waarin de natuur een plek heeft. Er zijn allerlei vormen en namen voor. Herstellende landbouw, biologische landbouw, agro forestry, permacultuur, het is een hele hand vol. Inspiratie en kennis is er zat. Jonge boeren willen graag hun handen uit de mouwen steken. Maar hoe kom je aan land als je geen pa hebt die boer is? Grote boeren, voor een groot deel BBB stemmers, kopen het vrijkomende land op. Grond gaat van de hand voor torenhoge prijzen. De boerenakkers in Nederland kosten tien keer zoveel als elders. Dat is geen probleem, de bank zorgt wel voor een lening. Maar deze jonge boeren staan aan de kant. Die komen nauwelijks aan bod. Er is geen ruimte voor hen. De koek gaat op aan grote jongens. Sommige landloze jongeren emigreren dan maar. Maar ik wil die jongelui niet kwijt! Juist zij, die het kleinschalige boerenlandschap willen herstellen, hen moeten we dragen op handen. Zij, die gezond voedsel willen kweken van gezonde grond. Ja, er moeten meer kleine boeren komen, hier in Nederland. En niet alleen hier, maar wereldwijd. Ik steun ze. Dit is het standpunt, vanwaaruit ik mij beweeg. Hier sta ik, in alle hoop op beterschap en met vieze schrijvershanden.
Je kunt nog altijd de petitie tekenen. Het gaat om andere keuzes in de wereldhandel, bescherming van mensenrechten en een gezonde aarde voor de generaties na ons: https://alowieke.blog/de-petitie/
.
NEDERLANDS:
ENGELS:
We need a Small Farmer Revolution. Especially here, in the Netherlands, where large scale agriculture is defended at all costs. There are more and more young landless farmers, with energy and knowledge to bring the balance back. But they are standing aside. We need a revolution to help them, and other small farmers in the world..
Wat nodig is… Een beker kennis, een vat vol liefde en een oceaan van geduld. . . . . . . . . . . . Franciscus van Sales (1567 – 1622)
Alleen een oceaan van geduld vult onze beker van kennis tot in het oneindige, zonder hoogmoedig te worden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Alowieke (1965)
.
Edwin Harris, 1855 – 1906, Spring
.
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath.
.
Mijn nieuwe kas is ingewijd en heeft nu alle weersomstandigheden gehad. Vandaag stormt het. Ik heb de schuifdeuren moeten vastbinden. Gisteren lag er nog sneeuw op het dak. De dag dat ik terugkwam van weggeweest.
Ik loop over het veld naar mijn nieuwe tuinkas. Ik heb een drukke tijd gehad en was veel op pad. Het is lang geleden dat ik zo vaak ben weg geweest. Het was leuk. Maar vaak weg zijn eist zijn tol. Ik moet eraan wennen weer terug te zijn. Ik stap over een greppel heen. Er staat een klein beetje water in met een dun laagje ijs erop. De grond is nog bevroren en het kraakt onder mijn laarzen. Vlak voor de kas blijf ik staan. Er ligt een dun laagje sneeuw op het dak. Er mag geen sneeuw op het dak liggen, stond er in de handleiding. Maar de zon geeft al veel warmte. Af en toe valt er met een doffe plof een klont naar beneden. Laat de boel maar smelten, dan heb ik er geen werk aan. Ik wil naar binnen. Moeizaam probeer ik de schuifdeur te openen maar het lukt niet. Oei, niet forceren, nu. Eerst kijken. Waarom doet hij het niet? Dan zie ik zie het. IJs belemmert de goede geleiding. Ik heb nog geluk dat de deur niet op mijn kop is gevallen. Ik peuter het ijs uit de geleidingsgoot en probeer het voorzichtig opnieuw. Er komt beweging in tot het een kier is, net groot genoeg voor mij. Nieuwsgierig wring ik mezelf erdoor, de glazen ruimte in. Nog steeds wordt ik blij, als ik tussen de glazen wanden sta. Toch neem ik geen tijd om daarvan te genieten. De stellingkast achterin wil ik zien. Hoopvol schiet ik erheen en sta stil, met mijn neus erbovenop. De zaaitrays staan er nog net zo bij als hoe ik ze achterliet. Ik kijk naar de zwarte bladaarde, die ik zo mooi heb gezeefd, voor het in de tientallen aanééngesloten potjes ging. Het zit in de allerbeste zaaitrays die ik kon vinden. Ze zijn sterk en stevig en van gerecycled plastic en gaan nog vele jaren mee. De nieuwe kas is prachtig en redelijk warm, hoewel er af en toe een koude wind door de kieren waait. Ik heb veel moeite gedaan voor die piepkleine zaadjes. Alles is optimaal. Dat dacht ik. En toch, zwart is de aarde, alleen maar zwart. De zaadvaste bloemkool en koolrabi zitten er al twee weken in en doen nog niks. De kruiden die ik vorige week zaaide ook niet. Het is een dooie boel. Kom op zaadjes, ga het nou doen! Ik heb alles voor jullie over! Tja… Zaad groeit niet omdat ik het wil. Zelfs al bouw ik er een glazen kasteel omheen met een luxe kachel erin. Zelfs al geef ik elke dag een groot concert om de lucht uitnodigend te laten vibreren. Misschien gebeurt er wel helemaal niks. Dan zal ik toch doorgaan, het op een andere manier proberen. Iets laten groeien vraagt om geduld en volharding. Je moet erbij blijven, ernaar kijken en ervoor zorgen. Het laten mislukken als het moet, bedenken wat er anders kan en opnieuw beginnen.
Ik kijk naar de uitgestrekte weide, bedekt met een witte sluier. Dikke pollen groen gras steken boven de sneeuw uit. Het gras heeft mij niet nodig, om te groeien. De grond zit vol wormen, die de bodem voeden. Vooral hier, waar de bomen staan zijn het er veel. Deze plek wordt dan ook druk bezocht door merels. Die lusten wel een wormpje. Jonge plantjes trouwens ook. Vooral bloemkoolplantjes, fris en mals. Ik houd van de merels, maar je moet ze wel in de gaten houden. Of zorgen dat er eten is. Wormen, beestjes, bessen. Struiken, blad, een mesthoop. Dan hebben ze geen honger meer. Kunnen ze fluitend de boom in, met een volle maag. Maar nu is er niks te horen. Geen merel, geen winterkoning roert zich. Geen zaad wat opkomt, geen vogels om me te begroeten… Ik voel me leeg en heb de neiging om gelijk weer weg te gaan. Ik haal diep adem en weet. Hier moet het gebeuren. De plek waar mijn huis staat. Waar ik ben daar groeit het. Alles waar ik zoveel tijd en liefde heb ingestopt roept om mij. Vooral die kleine dingetjes waar leven in schijnt te zitten. Soms maar een millimeter groot. Ik kijk in de zaaitrays naast me. Is er echt geen eentje die op komt? Nee, niks. Dan zie ik dat één tray wat droog is. Ik pak het kopje van de tafel en dompel hem onder in de grote wijnrode emmer, met water uit de sloot. Ik giet het water over de rulle grond in de potjes en hoop dat het zo goed is. Meer kan ik niet doen. Dan loop ik door dezelfde kier weer naar buiten en schuif de deur dicht. Een klodder gesmolten sneeuw valt vlak naast me neer, net niet op mijn hoofd. Ik glimlach.
.
En de wind die waait maar door, en door en door……..
.
NEDERLANDS:
ENGELS:
Only an ocean of patience fills our cup of knowledge to infinity, without becoming haughty. . . . . . . . . . . . Alowieke(1965)
I come home after being away a lot. I look at the seeds I sowed in my new green house.
Vorige week vertelde ik een verhaal op een bijeenkomst over zaden en de toekomst. Ik heb beloofd dat ik dat verhaal hier zou publiceren, dus doe ik dat bij deze.
.
In het lage zonlicht kijkt boer Jan uit over zijn land. Het is het eind van een lange werkdag. Zijn twaalfjarige zoon staat naast hem. Op de lichtgroene bloemkoolbladeren ligt dauw. Ze zijn keurig naar binnen gevouwen en beschermen de roomwitte schat er binnenin ‘De kolen horen bij ons’ mijmert hij. ‘Het zijn net kinderen. Mijn pa kweekte het zaad uit het zaad van mijn grootvader en overgrootvader. Het verbindt ons met de generaties voor ons en met het land. Weet dat, jongen, dat we dit nooit vergeten. De schat die voor ons ligt wordt steeds zeldzamer.’ ‘Elk gebied had vroeger zijn eigen rassen. Overal waren boeren als wij, trots op hun eigen unieke zaad. Wij zijn de laatsten der Mohikanen’. De boer is één van de weinigen die nog zaadvast kweekt. Zaad dat bestoven wordt door bijen en insecten. Zaad dat verbonden is aan de bodem waar het vandaan komt, of het nou klei is, veen of zand. Het is sterk en vol vruchtbare groeikracht. ‘Ze zijn wel iets kleiner dan die die uit hybride zaad komen,’ zegt boer Jan langzaam. ‘Maar wij zijn onafhankelijk en vrij! Wat er ook gebeurt, we kunnen er altijd op vertrouwen.’ ‘Maar waarom nemen we dat andere zaad niet, als dat zoveel groter wordt?’ vraagt de jongen. ‘Die andere worden steeds opnieuw gekweekt uit dezelfde twee ouders. Hybride, noem je dat. De vader en moeder verschillen wel erg van elkaar. En het zaad dat daaruit komt is niet altijd vruchtbaar. Er zijn er die wel ontkiemen, maar dan is het een warrige boel. Ze zijn allemaal verschillend. De kool zelf heeft er weinig aan, en wij ook niet. Ik denk, laat de kool maar kiezen hoe hij zich aanpast. In vaste bodem weet hij dat vast en zeker beter dan wij. Het klimaat verandert sneller dan we dachten. Weet je nog hoe droog het was vorig jaar? Maar onze bloemkolen zijn sterk. Met ons zaad zijn wij goed voorbereid.’ De jongen glimlacht tevreden.
Hybride zaden geven grotere vruchten, knollen en kolen, en zijn vaker bestand gemaakt tegen ziektes. Maar op den duur is de fut eruit. Het mist een vaste bodem. Daarom is het belangrijk dat er altijd zaadvaste familieleden blijven. Planten die vruchtbaar zijn, en waar we altijd naar terug kunnen. En hoe mooi is het, dat voedsel, of het nou kolen, knollen of peren zijn, zo’n geschiedenis kent! Daarom is het belangrijk dat het blijft. Dat iedereen het weet, dat boer Jan er is en anderen zoals hij. Kijk of vraag ernaar, is het zaadvast of hybride wat je koopt? Wisseling van spijs doet groeien!