De kentering van licht naar donker

Elk jaar, als de maand september komt, heb ik een sombere avond. Eentje maar, en dan is het weer voorbij.

.

Auteursrechten Alowieke van Beusekom

Dit keer is er alleen geschreven tekst.

.

Het is niet vaak dat ik sombere gedachten heb. Het is maar één enkele avond en bijna altijd tegen de herfst, als de eerste bladeren vallen en de dagen korter worden. Het is wanneer ik al een hele zomer tuinonderhoud heb gepleegd en er nog steeds veel werk moet worden gedaan. En dan ook nog al die demonstraties waar we voor worden opgeroepen, tegen volkerenmoord, tegen boringen van Shell op de Waddenzee, en tegen het handelsverdrag Mercosur… Ik voel me verantwoordelijk. Maar in beweging komen gaat nu stroever. De vroege ochtend heeft de betovering van de lente verloren, en de vogels fluiten niet meer. De broedvogels vertrekken, de wintergasten zijn nog niet gearriveerd.  De magische herfstssluiers zijn er nog niet. En de bessen, pruimpjes en frambozen zijn allemaal geplukt, terwijl de appels nog niet rijp zijn. Donkere gedachten drijven als wolken mijn kop binnen. Iemand zegt dat de aarde ons er straks allemaal af-flikkert en dan zelf verder gaat. Ik denk daaraan als ik die avond in bed lig. Soms kan ik daar dankbaar voor zijn, dat alles uiteindelijk wel goed komt met onze planeet. Maar nu niet. Ja, we maken er een puinhoop van. En wat kan ik nou doen in mijn uppie, al leef ik nog zo eenvoudig en zorg ik goed voor mijn bomen. Misschien kan ik net zo goed ophouden met bestaan, als het dan toch die kant op gaat met ons. Gelukkig redt de slaap me uit mijn somberheid. Het universum van de droom brengt me zoals altijd tot mezelf. De herfst is in aantocht. Het is de herfst, de lucht vol schimmels en verrotting.

In huis is het ’s ochtends koud. Zoals gewoonlijk doe ik mijn oefeningen en maak ontbijt. Maar na de verwarmende pap weegt die sombere avond nog steeds in mijn ledematen en ik duik opnieuw onder de wol. Tot een uur of tien, half elf, dan komt de zon over de bomen heen en maakt de wereld lichter. Net als de natuur keer ik langzaam naar binnen, voel de stralen van de nazomerzon en doe wat nog gedaan moeten worden. Het maaien van het lange gras, distels trekken, riet weghalen. Overwoekerde paden maak ik zichtbaar aan het einde van het land. Zo kunnen we bewonderen wat er dit jaar is gaan groeien. Ik ontdek de zaailing van een lijsterbes met bessen er al aan. Sommige struiken hebben al gele bladeren. De overgang is duidelijk. Die ene avond gebeurt het. Als een zonnebloem die haar zwaar geworden kop omlaag knikt, voor ze haar zaad weggeeft. Als de kentering tussen vloed en eb, tussen de zonnetijd en de donkere dagen. Het is de wet van al wat leeft, waar ik nog altijd deel van uitmaak.

Wandeling over het Verhalenpad

Het plantwerk gaat door en alles groeit.. De feeën spelen op een gouden bed van speenkruid.

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst. (Met verrassing aan het einde)

Ooit is het begonnen. Dit bomenlandje, hier aan de Swette, ver van de openbare weg. Veertig jaar geleden was het de boer die ermee begon. Voor zijn vader hier kwam om te boeren, was het een ruige plek met kleinvee en hij wilde dat wel weer zo. Destijds was er subsidie voor, voor bomen, en in heel Nederland is daar gebruik van gemaakt. Boer Jochum zal in het weidegebied een van de weinigen zijn geweest die zoveel bomen heeft geplant. En nu ben ik ook bezig op deze plek. Het Verhalenpad groeit. Het is niet alleen rijk aan allerlei bomen en struiken, maar ook steeds meer kruiden groeien er. En ik werk door. Tot twee keer toe komt er een opdracht bij. Er mag meer worden geplant, op andere stukken. Soms vraag ik me af: zal dit zo door gaan? Ik doe het met liefde. Het begint steeds meer een tweede natuur te worden. In de herfst wil ik bomen planten. Het is een sterke drang van binnenuit. Ik zoek binnen de wensen van de boer de hoeken waar ik vrijheid heb. Dat lukt prima. De variatie wordt groter en de samenwerking steeds beter.
Vandaag begin ik niet meteen met werken. Ik maak een rondje, gewoon om te kijken. De lucht is stralendblauw. De grond is droog maar niet zo droog als elders in het land. Het is een droge lente. De temperaturen lopen op, maar ondanks de warmte houden de bomen zich in. De essen, schietwilgen en andere grote bomen staan nog steeds in knop. Heel langzaam gaan ze open. Alleen de kleine bomen zijn stoutmoediger.

.

.

Ik loop naar de plek waar ik al vier jaar aan werk, het Verhalenpad. Het meeste is drie jaar geleden geplant. Het groeit hard, door mijn goede zorgen. Maar nu ben ik er al een tijdje niet geweest. Eerst loop ik het veld over, het hek door. Daar achter is het, de lange bult met de gecultiveerde wildernis eromheen. De sleedoorn bloeit wit, en over de grond ligt een goudgeel tapijt uitgespreid. Het speenkruid bloeit opgetogen. Al dat grastrekken heeft zijn vruchten afgeworpen. Het is een sprookje. Als een lentefee loop ik over de gele bloemen. Er komt hier bijna nooit iemand, het pad is bijna verdwenen. Verderop duik ik onder het wilgenbosje door. Daarachter, achter de wilgen, in het wilde stuk, is de sfeer heel anders. Hier bloeien straks tientallen kaardebollen. Paars, met veel bijen erop. Het staat nog vol dorre stengels van vorig jaar. Daartussen staat een wilde appel en een peer en diverse notenbomen. Hoog rijzen de bruine stengels, dor en droog, en de wilde appel en de walnoot staan er bijna onzichtbaar tussen in. Ook de wolmunt heeft een oerwoud aan oude stengels achtergelaten. Ze komen tot mijn borst. De oude stengels zorgen voor lichte schaduwen op de bodem. En de zon schijnt genadeloos, al dagen lang. Goed dat ze er nog staan, de stengels. Ertussen groeit de nieuwe munt, fris en opgewekt.

.

.


Het is een heerlijke plek. Verscholen tussen de wilde ruigte, ligt als een verrassing een wadi. Een door mij gegraven kuil, gevuld met water uit de sloot. Het nauwelijks te zien dat het door mij gegraven is, zo natuurlijk is het geworden. De pomp met zonnepaneel doet zijn werk, ik heb er nauwelijks zorg aan. De blauwe lucht weerspiegelt in het water en een jonge wilg buigt zich eroverheen. Hoog groeit het op, lange stengels, nieuw en oud. Als je hier zou worden heengeleid, geblinddoekt, dan zou je denken dat je in een moerasgebied stond. De kerspruim, wilg en zachte berk doen het goed in de vochtige  bodem. De groeigrage wilgen maken de grond geteed voor anderen. Hier beginnen de verhalen. Met deze beelden groeit de inspiratie. Daarom zijn dit soort plekken belangrijk, al is het in verhouding maar klein. Bronplekken, waar het in vrijheid kan groeien. En dat dan laten zien. Zodat het de wereld in gaat en zich vermenigvuldigt. Zo snel, dat het niet te volgen is. Laat het gaan. En ik ben hier, nu. Hier. De bronplek heeft me nodig.

.

Auteursrechten Alowieke van Beusekom

.

Klik op de knop voor de luisterversie. (Met verrassing aan het einde.)

De tinteling van nieuwe scheppingskracht

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Of je oud of jong bent, dat ligt niet per se aan de leeftijd. Ik was zevenendertig toen M. stierf. Voor die dramatische dag was ik al ernstig van de zorgen. Maar op dat moment was ik in één klap oud. Ik voel me nu jonger dan toen, en mijn hele uitstraling is jonger, hoewel ik nu twintig jaar ouder ben. Rouw doet iets met je lichaam. Toch had ik vrede. Ik wist dat het goed was. Dat wij liefhadden en ook dat hij weer vertrok en mij achter liet met alles. En alles, dat was veel. Het was een zware tijd, die jarenlang duurde. Alles heb ik respectvol afgemaakt en opgeruimd. En toen was ik klaar, taai en vaardig was ik geworden, en de weg was vrij. Toen ik de sprong nam, begon er een nieuw leven. Ik voelde mij jonger dan ooit, zo licht als een veertje en kon wel zingen, zo vol was ik met creatieve energie. De sluier van wat was kon worden afgeworpen, de wereld stond in een nieuw licht. Er groeide iets nieuws in mij, zoals een veteranenboom, omgewaaid, gespleten, maar waar binnenin een nieuwe stam omhoog komt. Dat is twaalf jaar geleden. Het is een flinke boom geworden, want het is een productieve tijd geweest, sindsdien. Al die twaalf jaar heb ik wekelijks geschreven, filmpjes gemaakt, gedichten en tekeningen. Ik ontwierp en bouwde mijn huis op wielen, maakte er een docu van, en schreef een boek. Er zijn veel bomen en struiken geplant en ik heb hommels en vlinders gezien op plekken waar ze voordien niet waren.

Hard heb ik gewerkt. De tinteling van toen, de eerste jaren na de grote sprong, is nu weg. Zo gaat dat. Ja, het vuur is minder, maar niet gedoofd. De waakvlam brandt nog mooi. Er ligt nog een zee van tijd voor me, dat voel ik. Daarom zorg ik goed voor mezelf. Het lichaam is een tempel, zeggen Oosterse wijsgeren. Er kan nog van alles gebeuren, wat de vlam weer aanwakkert, in die tempel.

Ik woon nog steeds op dezelfde plek in Friesland, maar tegelijkertijd gaat mijn blik verder. Als ik klaar ben met het werk, dan ga ik vaker even weg: naar de Vlierhof, naar Schier, of een eind fietsen op mijn geweldige pas aangeschafte tweedehands fiets (zonder accu natuurlijk). In februari word ik zestig. Het is dan twaalf-en-een-half jaar geleden, dat ik de sprong nam. Een jubileum dus.
Wat heb ik bereikt? Dat is duidelijk. Ik maak me in elk geval niet druk meer. Erger dan toen kan het immers nooit worden. Ik kan enorm genieten van een middagdut om dan verkwikt weer op te staan. Daar had ik vroeger de rust niet voor. Ik werk af wat ik te doen heb, met plezier of met gezonde tegenzin, maar zonder dat jachtige gevoel wat ik vroeger vaak had. Als ik klaar ben, kijk ik opnieuw om me heen. Welke deur zal ik nu openen? Hoe gaat het verder? Niets blijft hetzelfde, nooit. En ook mijn blik verplaatst zich. Van de grond waarop ik werk, kijk ik steeds vaker naar de horizon. Misschien ga ik straks wel naar de bergen, als de laatste bomen zijn geplant, bij deze boer. Ik was nog een kind, de laatste keer dat ik een berg beklom. Wat is dat lang geleden! Ik hield enorm veel van bergen. Ik was er gek op: Rotsen, grotten, het onvoorspelbare, en de fysieke uitdaging. Dat is niet weg. Ja, ik wil de bergen zeker een keer terugzien in mijn leven. Misschien zijn er bergen waar ik bomen kan planten. Schotland? Ik weet het nog niet. Maar mijn armen zijn sterk, en aan mijn handen mankeert niks. Het zijn echte werkhanden, maar ze kunnen ook goed uitrusten. Dat moet ook. Zo blijven ze het langste doen, die handen van mij. Want graag blijf ik de aarde mooier maken. Zodat water mag vloeien en tuinen zullen groeien, landschappen zal ik verkennen en verrijken, samen met anderen. Alles vanuit deze grond, waar ik steeds weer terug keer. Hier, bij het kleine Verhalenhuis. Als het zo mag zijn. Amen.

.

.

De balans tussen willen en laten (The balance between wanting and leaving)

.

Het is als een muziekstuk met talloze partijen. Sommige ervan speel ik, anderen volbrengen de rest.

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you like to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

.

Ik sta voor de zoveelste keer in de kas te kijken. Van de bloemkolen zijn er maar drie opgekomen. Waarom? De maand maart was donker. Misschien is het zaad verrot in de te natte bakjes. Ik ben niet de baas, als het niet mee zit doe je er niks aan. Dat willen mensen graag. Dat de natuur zich aan hun wensen voegt. Tot in de puntjes. Het opkweken van voedsel is daarvan het meest extreme voorbeeld.
Ik ben pas laat begonnen met zaadjes in bakjes stoppen. Plantjes die zo kwetsbaar en afhankelijk zijn, daar moet ik aan wennen. Maar ook dat er een doel is. Het doel is bloemkolen eten. Van de honderd-en-dertig kolen zijn er maar drie opgekomen. Ben ik dan een slechte tuinierster? Nee natuurlijk niet. Want ik ben niet de baas over ze. Die zaadjes hebben hun eigen leven, waar ik maar een piepklein beetje van weet. Daarom heb ik dat doel “Ik wil jouw opeten” maar op de tweede plaats gezet. Veel mooier vind ik het om de natuur te volgen, dan om haar mijn wil op te leggen. Dat is een waar avontuur. Al meerdere mensen heb ik enthousiast gemaakt door tuinieren van die kant te belichten.
Ik struin door de weiden en langs de wilgen. Ik trek een veldje brandnetels weg, waar paarse dovenetel zich bescheiden een weg omhoog probeert te maken. De ruimte wordt met graagte ontvangen. En dan zien hoe het paars zich uitbreidt. Elke dag weer even kijken. Ook dàt is tuinieren! Ik volg en ik grijp in. En dan laat ik het weer. Het is net een spel.
Ik loop langs de rietkragen. Ik speur de oevers af van sloten en kuier door de natte greppels. Ik maak paadjes in het riet en de grote bossen die dat oplevert, stop ik in mijn fietskar. Hele bergen heb ik meegenomen en je ziet nauwelijks dat er wat weg is. Ik leg ze neer rond de perken, om de planten en het zaaigoed te beschermen. Ik vlecht het riet achter mijn huis, tot een schutting. Doordat ik er ben verandert het om mij heen. En niet omdat ik alles omploeg. Maar omdat ik kijk. Twee jaar lang was dit kleine hoekje wildernis. Maar nu grijp ik in, hier en daar. Ik trek brandnetels uit en kleefkruid. Niet alles, maar genoeg om het andere ook een kans te geven. Het look zonder look ziet nu eindelijk het luchtruim, en ook het zevenblad groet mij. Ik grijns naar ze. Groeien jullie maar lekker door. Jullie zijn sterk zat, om de brandnetel aan te kunnen. Als ik dan af en toe een paar blaadjes mag? Het lijkt me een goede ruil. Brandneteltoppen, zevenblad en look zonder look, ik eet ze graag. Waarom zou ik keihard vechten om een paar tere kropjes sla te verdedigen? Je houdt alleen maar kale grond over. Ik houd niet van kale grond. En ik heb die sla ook helemaal niet nodig, eigenlijk. Maar kool wèl… Het is mooie stevige kost, voor de winter. Daarom ben ik ze toch aan het bestuderen. Het hoeft niet meteen te lukken. Misschien duurt het wel twee jaar voor het uit mijn handen komt. Maar het begin is er. Vlak naast mijn kas staan de eerste drie miniscule koolplantjes, net uitgeplant. Je kan zien waar ze staan, want ik heb er rietstengels omheen geprikt, tegen de vogels. Het werkt goed. Ze staan er nog steeds.

Tuinieren en landschapsbeheer, het is prachtig. Het is als een muziekstuk met talloze partijen. Sommige ervan speel ik, anderen volbrengen de rest. Er zijn klinkende trompetten, tedere fluitpartijen en stemmen als nachtegalen. Ik luister en ik dien. En soms, heel soms ben ik de baas. Maar meestal niet.

Dit is mijn land
hoever strekt de grond
waar het zaad dat ik strooide
zich spreidt in het rond
Hoe meer dat ik laat,
hoe meer dat het groeit,
Hoe meer dat ik luister,
hoe meer dat er broeit.

.

.

Mijn inspiratie haalde ik o.a. uit dit artikel: https://www.naturetoday.com/nl/nl/nature-reports/message/?msg=30604

Ook interessant is wat de Vlamingen vinden, en het verschil tussen hun wat rommelige aanpak en de grootschalige werkwijze van de Nederlandse natuurorganisaties. Wat is beter?

Over de noodzaak van verstilling in het natuurbeheer: https://edepot.wur.nl/148759

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

Nature is like a piece of music with countless parts. Some of them I play, others accomplish the rest. (Alowieke)

Song of diversity

This is my land
how far does the soil extend
where the seed I sowed
spreads around despite the drought
The more that I let
the more it grows,
The more I listen
the more it glows.
And our brightful laughter
is like the needed water

.

I always try to trace my blogs to a deeper source. This time I got my inspiration from this article, which Jeroen de Ditches connoisseur sent me, exactly when I was looking for a theme for my new story. The philosopher Eric Higgs is a Canadian environmental philosopher. He distinguishes between two ways of land restoration. The technological approach and the focal. The latter explicitly focuses on the connection between man and nature. In other words, creating committed relationships between people and ecosystems. And that is exactly what my stories are often about: https://www.naturetoday.com/nl/nl/nature-reports/message/?msg=30604

Also interesting is this story by Glenn Deliège. He is affiliated as a research fellow of the FWO at the Higher Institute for Philosophy of the KU Leuven. He is currently working on a dissertation on a philosophical interpretation of conservation practices, paying particular attention to nature conservation as meaning and to nature conservation which brings about the continuity of meanings in the lifeworld. In this article he carefully distinguishes between two archetypes of nature conservation in Flanders and the Netherlands, with a view to the question of how well they succeed in establishing that continuity. The difference between the somewhat messy bottom-up approach and the large-scale approach of the Dutch nature organizations that is directed from above. What is better? About the need for stillness in nature management: https://edepot.wur.nl/148759

WAT BOMEN FLUISTEREN WANNEER JE TEVEEL WILT . . . . . . . .What trees whisper, when you want too much

.

.

Heel veel willen is als een laaiend vuur. Wat doe je daarmee? De woorden kwamen uit mijn eigen mond. “Ik kijk naar wat is, niet naar wat ik wil wat er is.” Verbaasd lees ik het, als een waarheid die steeds opnieuw ontkiemt.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Listen to the english version? Click on the button down under the text

Er is een sprookje waar ik vaak aan moet denken. Het gaat over de gevolgen van teveel. Nu zijn er meer sprookjes die gaan over hebberigheid of vriendelijke behulpzaamheid zoals Vrouw Holle. Maar wat gebeurt er nou echt met je, als je teveel wilt? Ten slotte zijn het niet allemaal lelijke stiefdochters die daar last van hebben. We hebben het allemaal wel eens. Soms gaat het zo verschrikkelijk goed, je zit in de juiste stroom en krijgt van alles aangeboden. Welke keuzes neem je dan? Graag denk ik dan aan het sprookje van de arme vrouw.

Een arme oude vrouw woont eenzaam in een hutje op de hei. Meer kan ze niet betalen. Ze werkt wat in haar groentetuintje, dat maar weinig opbrengt, op de arme zandgrond. Ze heeft één magere geit, die ze dagelijks melkt. Veel geeft ze niet, maar ja. Het oude mens heeft er vrede mee. Op een dag klopt er iemand aan. Ze opent de deur. Het is een knappe man met mooie kleren aan, het lijkt wel een prins. “Ik ben verdwaald” zegt de prins. “En ik heb honger, heeft u misschien te eten voor mij?” De oude vrouw zegt dat ze niet veel heeft, maar ze kan wel soep maken. De prins is haar heel dankbaar. “Ik geef u voor elke vetkring in de soep een zilveren daalder” zegt hij stralend en hij gaat zitten op het bankje naast het huis. De arme vrouw maakt de soep en doet de boter erin. Netjes afgepast, één eetlepel, zoals altijd. Maar dan laait er een vuur in haar op. Wat kan ze allemaal doen als ze veel méér daalders kan krijgen? Een groter huis met een boomgaard, een koets met paarden ….Gretig gooit ze de hele kluit boter in de soep. Het is alles wat ze in huis heeft. Dan staart ze ontsteld in de pan. Op de soep ligt één dikke laag vet!

Ik was mijn vuile handen in de waskom. Twee diepe kuilen in de weg zijn weer mooi geëgaliseerd. Zo kunnen we makkelijk keren, als we dit weekend de boompjes uitladen. Er ligt een berg zand klaar om ze tijdelijk in de grond te zetten, want ik krijg ze niet alle driehonderd in één keer de grond in. Doe ik wel genoeg, vraag ik me soms af. Wat stelt dit eigenlijk voor vergeleken bij de duizenden bomen die sommige anderen kunnen planten? Misschien kan ik mijn talent wel veel breder inzetten. Ten slotte: bomen planten kan iedereen. Ik kijk naar de onverharde weg. De kuil is in elk geval dicht.

Ik ga naar binnen om verder te werken aan mijn laatste verhaal. Ik open mijn laptop. Eerst kijk ik even naar de vele reacties op het laatste interview in de Leeuwarder Courant. “Verlangen naar langzaam leven” staat erboven. En: “Ik kijk naar wat is, niet naar wat ik wil wat er is.” Het is alsof ik de woorden opnieuw zie. Dat heeft de schrijfster mooi samengevat. Er is ook een vrouw die me bedankt voor al mijn blogs, mijn eenvoud inspireert haar en het heeft haar door een moeilijke tijd geholpen. “Bedankt dat je zo gewoon bent!” zegt ze. Ik glimlach. Langzaam maar zeker bouwen we een netwerk op van bomen, planten, en mensen. Dan zie ik een volgend bericht. Ik word attent gemaakt op een groot kunstevenement. Bosklab in Leeuwarden. Er is veel geld voor beschikbaar en het lijkt op mijn lijf te zijn geschreven. Het gaat over bomen en verbinding. Wat leren we van bomen en hoe kunnen we daar anderen mee inspireren, zo snel mogelijk? Het duurt honderd dagen. Speciaal voor die gelegenheid komen meer dan duizend bomen de stad in wandelen. Ik zie een plaatje met mensen die tussen bomen doorlopen, bomen die allemaal in bakken staan. Ieder loopt er op zichzelf. Verbinding zie ik niet. Wat raar… Maar het is wel een mooie kans. Als kunstenaar kan ik er vast anderen ontmoeten en meer naam maken. Ik kan veel meer dan wat ik nu doe! Even brandt er een vuur in mij. Ga ik het doen? Maar inmiddels ken ik dat vuur wel. Het is vaak de aankondiging van een periode met weinig slaap en teveel hooi op de vork. Bovendien: Is het wel nodig, meer naamsbekendheid? Het gaat toch goed zo? En verbreek ik juist niet de verbinding met wat ik nu, heel langzaam aan het opbouwen ben?

Ik denk aan de oude vrouw in de hut en neem een besluit. Het is genoeg. Ik hoef niet meer. Ik doe het met wat er is en ik weet zeker dat het iets heel moois gaat worden. Ook bomen groeien niet in één dag. Ze hebben een netwerk nodig. En wandelen kunnen ze ook niet. Al zou je willen.

(Wat gebeurt er eigenlijk met die bomen na afloop? Gaan ze dan de grond in?)

.

Bosklab (van laboratorium), komt drie maanden lang in Leeuwarden, van de zomer. Het wordt vast een leuk evenement. Wie weet wat voor bruisende dingen de kunstenaars er aan toe kunnen voegen. Maar het concept mist voor mij diepgang, letterlijk. De bomen staan centraal. In bakken worden ze door de stad gerold. Maar de energie van de boom komt vooral uit de bodem. De boom heeft een netwerk nodig van micchorizae, schimmels, die hen onderling voedt en verbindt. En meer nog. Talloze miniscule beestjes maken de bodem los en vol leven. Als dit alles er is, dan pas staat een boom in diepgaande verbinding en is hij gezond. Het is een voorwaarde voor leven, de bodem is de basis. Mensen horen er geen werk aan te hoeven besteden, dan is het goed. Bomen in bakken zijn eenlingen, ze missen hun gemeenschap. Dat evenementenmensen weinig met wortels hebben is logisch. Dat zijn snelle zaken, per definitie niet geworteld. Het komt en het gaat. “Stadsinrichters willen meer groen. Het lijkt een mooie match, maak er een bomenevenement van. Je kunt rollen met bomen als meubelstukken om te kijken hoe je het wilt hebben, in de stad van de toekomst. Dat is leuk. Maar de vraag die je dan stelt is: “Wat willen wij”. Dat is volgens mij toch heel wat anders als: “Wat kan de boom mij vertellen.”

Hoe bruisend het ook kan worden, ik zie er geen bodem in, als gewortelde nomade. Ik zou er eerder hyper van worden, elke dag wat anders. Bomen in bakken, twaalfhonderd nog wel. Al dat geld voor die eenzame bomen rollend door de stad, dat besteed ik liever aan iets anders. Ik zou het verspreiden over een nog langere periode. Met een speciaal aanvullend programma voor scholen bijvoorbeeld. Natuurouders en kinderen verbinden met kunstenaars. En niet alleen kunstenaars met naam uitnodigen, maar vooral ook buitenlandse inheemse activisten. Zij wagen hun leven om het regenwoud te beschermen. Ze zien familieleden sterven door de afbraak van hun land, de toenemende ziektes, de terloorgang van natuurlijk medicijn. Denken aan bomen is voor hen geen evenement, maar puur overleven. Die mensen eens te zien en te kunnen spreken, dat zou mij als activistisch kunstenaar pas werkelijk beroeren en inspireren. Ik denk al zo lang aan ze! Waarom worden ze steeds vergeten? Zij staan aan de heetste vuren van deze tijd! Zij zouden ons kunnen leren hoe we werkelijk naar bomen kunnen luisteren.

.

PS: Ik las later, dat een oude studiegenoot van mij zorgt voor een verdiepend kinderprogramma. Dat is mooi. Nu de inheemse activisten nog.

Nederlands:

Engels:

Laat ze maar denken

.

.

.

Is wat normaal is, wel zo normaal? En waarom hebben mensen zoveel nodig?

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Met een warme muts over mijn hoofd loop ik over het onverharde pad. Het waait stevig en ik zou er oorpijn van kunnen krijgen, met mijn natte gewassen haar. Eén lok komt onder de rand van mijn pet vandaan. Vanaf de andere kant komt een man aan gelopen. Hij is hier tijdelijk en ik heb weinig met hem te maken. Hij kijkt me slim aan en zegt: “Lekker hè, zo’n frisse douche!” Ik knik ja. “O ja, een keer per maand of zo….” zeg ik wat onverschillig. Een minzaam lachje ontglipt hem. Wat zou hij denken: Wat een viezerik? Maar het is nog erger! Ik douche nog niet eens een keer per maand. Ik douche vrijwel nooit! Ik heb zojuist mijn haar onder de kraan gewassen, met warm water. Dat is wel fijn.

“Ik badder elke dag in de Swette”, zeg ik dan. “Daar word je ook heel schoon van. En dan flink boenen en schrobben met de handdoek.” Hij springt meteen in de houding en glimlacht beleefd. “O ja, en het is ook heel gezond hè, voor je organen.” Ik beloon hem met een glimlachje. “Zo is het.” Dan loop ik verder naar huis. Langs de bosjes en de struiken. Ik vermijd de stenen, die anders in het hout van mijn klomp blijven prikken. Ik zet mijn ene voet voor de andere en vraag me af waarom mensen zoveel nodig hebben. Wereldwijd is een warme douche tegenwoordig normaal. In Amerika, Mexico, Brazilië en Afrika. Zelfs als er beperkte watervoorraden zijn wordt er gedouched. Het kost nogal wat. En niet alleen water. Ik las gisteren dat de Romeinen Europa veroverden, omdat ze hout nodig hadden om te stoken in hun luxueuze badhuizen. Die luxe, daar zijn ze uiteindelijk aan ten onder gegaan. Zouden de Romeinen elkaar net zo hebben aangekeken? Met een minzaam lachje, als je niet regelmatig naar een badhuis ging? Uiteindelijk viel er helemaal niks meer te badderen. Dat geeft wel te denken. Is wat normaal is wel zo normaal?

Ik verheug me elke ochtend op het frisse natuurbad. En het is leuk om te zien dat er hier steeds vaker mensen uit het dorp komen om het ook te doen. Die herhaling van ontmoetingen maakt dat een plek gaat leven.

Ik hoef geen pompje, zodat er water uit een kraan komt. Ik hoef geen leidingen door het huis en een boiler. Alles wat ik kan missen maakt me onafhankelijk en vrij. Er is al zoveel, zonder dat ik er wat voor hoef te doen. De Swette is een afwateringskanaal en volgt de loop van een oud riviertje, dat al eeuwenlang het regenwater afvoert. Vele liters fris helder water gaan er door heen. Elke ochtend ben ik er weer. Langzaam laat ik me omhullen in die overvloed en was me. Ik kijk naar de zon in het water. Een groep puttertjes vliegt over en landt in een hoge wilgenboom. Dit is rijkdom.

.

.

PS: 1x per maand doe ik de was op de boerderij. Ik zet het een nacht in de week, dan korte stand, eco, 30°C. Verder was ik 2x per maand mijn haar onder de warme kraan met het zeepje dat op de foto staat.

.

Een levend thuis met echte buren

.

Een deel van deze afbeelding komt terug in een ander verhaal: “De bestendigheidsgelofte.”

Een deel van mijn leven in vogelvlucht. Hoe ik woonde en wat ik mijn thuis noemde. Hoe ik de wet der wederkerigheid ontdekte, die ik niet alleen toepas op menselijke relaties, maar ook in relatie met de planten en dieren heel dichtbij, direct om mijn huis. Ze horen er allemaal bij.

Liever luisteren? Klik op de knop onder het tweede plaatje.

Er was een dag dat ik in een stenen huis woonde. Nooit had ik zorgen om de wind, de regen en er was niets wat weg kon waaien. Er was niets om vast te sjorren en een schoorsteenkapje hoefde ik niet te hebben want ik had CV. Het water en de stroom werd verzorgd door anderen en het huis werd onderhouden door de woningbouwvereniging. Dat is lang geleden. Wel vijfentwintig jaar. Hierna kwam ik in een eeuwenoude werfkelder terecht. Een heel romantisch plekje, maar je bent wel altijd bezig om je huis bewoonbaar te maken, en ook te houden. Een werfkelder vraagt ook veel energie. De stenen muren zijn tegelijkertijd het fundament van de huizen erboven. Daarom zijn ze een meter dik en warmen erg traag op. Ik moest de hele zomer blijven stoken op een laag pitje. Anders werd alles klam en vochtig en kleding begon te schimmelen in de kast. Ik heb geleerd mijn huis zo leeg mogelijk te laten zodat de lucht goed kan circuleren. Ik heb geleerd dat ventilatie erg belangrijk is en dat de wanden poreus moeten zijn en moeten kunnen ademen.

Uiteindelijk heb ik veel van de verworven wijsheden in de bouw van mijn kleine huis gestopt, met als gevolg dat ik vele malen minder hoef te stoken en altijd een heerlijk licht plekje heb. Het beddengoed voelt niet vochtig aan, de kleding schimmelt niet in de kast en ruikt gewoon fris. Een huisje klein maar fijn.

De basis is goed. Maar wat er van buiten op me af komt, dat heb ik niet voor het zeggen. Het kan stormen of de wielen zakken weg in de modder. Zo is het nu. Maar zo was het niet altijd. Ooit stond mijn wagen op een mooie ondergrond van beton. Om me heen had ik een glazen windscherm laten bouwen, op Frijlân. Dat was mijn eerste woonplek in Friesland. Ik had dat mooie scherm niet alleen voor mezelf. Dan had ik het nooit gedaan. Ik wist dat ik weer weg zou gaan. Het windscherm zou een cadeau worden aan de gemeenschap. Ik had veel aan de gemeenschap te danken, al was het dan in een andere plaats, op een ander moment. Dat was aan de Oudegracht, in die werfkelder. Het voelde als een ver verleden, de vuren op de werf aan het water, de muziek en de mensen van toen. Ik zou ze nooit van mijn leven meer bij elkaar kunnen krijgen, iedereen die er bij was. Maar dat hoeft ook niet. Ik heb geleerd dat je, wat je krijgt, niet per se aan dezelfde mensen terug hoeft te geven. Het netwerk is immers met vele lijnen aan elkaar verbonden en het voedt veel meer dan wat je kan zien. Ik weet nog dat iemand me dat uitlegde. Ik had het gevoel in het krijt te staan. Die man had zoveel voor me gedaan! “Ik vind je een mooi mens” zei hij, “En je bent met goeie dingen bezig. Daarom help ik je. Als je mij iets wilt geven, geef het dan aan een ander.” Ik voelde me verlegen en verbaasd dat ik daar nog nooit eerder bij stil had gestaan.

Het glazen windscherm wordt nu goed gebruikt. Er komen mensen bij elkaar en er wordt muziek gemaakt. Ik ben erbij, als het einde van het seizoen wordt gevierd. De trommels klinken prachtig tussen de glazen wanden, met de vloer van beton. Het is een perfecte klankkast. Overal zie ik lachende gezichten, er wordt gedanst en er worden oerkreten geslaakt. Even krijg ik kippenvel. De sfeer is precies als die ik achter liet. De feesten van toen, op de werf in Utrecht, hadden dezelfde muzikale openhartigheid als wat ik nu meemaak. Hetzelfde vuur. Is dit de wet der wederkerigheid? Dat alles bij je terugkeert als je durft te geven?

Mijn huis staat nu op een andere plek. Voor mezelf wil ik geen glazen windscherm, geen betonnen vloer. Ik hoef ook niet opgeborgen te staan in een schuur, zodat me niets kan gebeuren. Ik wil leven tussen het leven wat mij omringt. Glazen wanden geven mij het gevoel van gekooid zijn, dat ik in een aquarium zit, los van de rest. Ik maak het scherm nu van riet, dat ik rechtop tegen een wand zet. Die wand is van pallets gemaakt en goed gestut. Een windschut moet leven. Het moet langzaam vergaan, en terugkeren naar de bodem. Ik geniet er van om op die manier ruimte bieden aan andere levende wezens. Al is het maar een groep duizendpoten, die er beschutting vinden. Het is heerlijk om daar telkens weer aan te bouwen, en te zien wat er gebeurt. Ik maak er holletjes in voor de vogels. Ik zie hoe er na een uur al een hele zwerm kleine mugjes in woont. Als het winterkoninkje dat ontdekt, dan heeft hij weer eten. Maar ik heb hem nog niet gezien. Wanneer zou hij het ontdekken, mijn geliefde vogeltje? Al kijkende werk ik aan mijn plek. Vanuit mijn raam moet ik het zien. Juist wat dichtbij is, krijgt de meeste voeding. Doordat ik mezelf verzorg, verzorg ik de Aarde. Zoals ooit mijn geliefde zei: “We zijn niet alleen op de wereld.”

Het doet mij meer dan ooit beseffen: Het moet nu gebeuren. Hier, waar je bent. Op je eigen plek, en het liefst vlak voor je voeten. Het Web van Leven is overal.

.

.

Versterkt windschut met geoogst riet. Er zitten holletjes in voor insecten en voor de vogels. Doordat het jaar extreem vochtig was, was de rietoogst vele malen groter dan vorig jaar. Ik gebruik het ook voor paadjes, zodat het niet modderig wordt. Ik bouw met wat er is, ik leef samen met het leven dat zich vestigt. Ook muggen.

.

Tijdens het opschonen van mijn mailbox kwam ik toevallig deze architect weer tegen. Anna Heringer. Niet voor niets had ik haar opzij gezet, ze is belangrijk voor me. Waar zij voor staat als architect, datzelfde draag ik uit in mijn verhalen. Ook zegt het iets over het feit waarom mijn buren zo belangrijk voor me zijn . En over hoe ik nu mijn windschut bouw en versterk . Door haar levenswerk een plek te geven in mijn blog, hoop ik mijn keuzes nog beter toe te kunnen lichten.

Voor Anna Heringer is ‘Het bouwen van een huis tegelijk bouwen aan de gemeenschap’. In wezen is ecologisch bouwen dus eigenlijk sociologisch en politiek bouwen. ‘Eerst bouwen mensen huizen, daarna bouwen huizen mensen,’ is een gevleugeld woord uit de Baukultur. Zoals de mens bouwt, zal hij leven. Denk daar maar eens over na. Dat veel van de nieuwe, spectaculaire ecosteden overal ter wereld zozeer op techniek georiënteerd zijn, is voor Anna Heringer eerder een onderdeel van het probleem dan een oplossing. Waarom er niet veel meer met leem wordt gebouwd? Leem laat zich niet patenteren en standaardiseren, ‘daardoor is het economisch niet aantrekkelijk’. Leem heeft geen lobby. (Artikel 360 Magazine 1-10-2020 “Natuur en bouwsector moeten bondgenoten worden.”).

In dit filmpje kun je zien hoe ze samen met een heel dorp in Bangladesh een lemen school bouwde. De materialen komen uit de streek zelf. Het is zeker inspirerend, want modder hebben wij hier ook op deze oude zeebodem (Middelsee, N. Fryslân). Zelf heb ik diverse ervaringen met klei en het bouwen ermee. In deze beelden komt de titel van dit verhaal weer terug. Een levend thuis met echte buren.

Uitvliegen

.

.

Dit verhaal gaat verder waar ik vorige week stopte. Hoewel er een week tussen zit in mijn blogs, is dat in werkelijkheid niet zo. Het één volgt op het ander, dit alles gebeurde op één dag.

Liever luisteren? Klik op de link onderaan de tekst.

Daar sta ik dan, als gewortelde nomade. Ik heb er even genoeg van. Ik sluit de deur om eens een flinke wandeling te gaan maken. Wat heb ik nog op de camping te zoeken? Het is wel klaar hier. De bomen en de velden munt hebben de top van hun groei bereikt. De weiden zijn gemaaid en wachten op de laatste oogst van hooi. Vaste gasten en bewoners zijn óf druk, óf niet fit, of met eigen sores bezig. Enkele oudere mannen kijken mij lonkend na. Hun leven is op een dood pad gekomen en daarom zijn ze een tijdje hier. Ze kijken naar me. Leuk, zo’n vrouwtje dat van alles doet. Maar ze kijken zonder vragen te stellen. Niet aan mij, laat staan over mijn gewortelde ideaal: te Zijn en en te Blijven.

Ik zal even uitleggen hoe ik het zie. Ik denk dat zijn waar je bent precies is waar de aarde behoefte aan heeft. Je gebruikt geen brandstof, eet lokaal en poept voor de composthoop die de aarde vruchtbaar maakt. Je praat met de buren en bent er voor ze wanneer ze je nodig hebben. Op die manier verbindingen maken. Dat is mijn streven. Ik zorg ook voor de vogels, de wormen, de salamanders en de krekels. Zo te zijn, dat noem ik “Mijn gewortelde ideaal.” Maar wat als de aarde hard is en de buren vooral druk zijn met eigen dingen? Ik heb gebikkeld, met spades, grondboor en de sikkel. Bomen geplant, gemaaid. Ik ben er als de boer me nodig heeft, voor het hooien, voor een politieke actie. Of voor iemand anders. Eerst was het leuk. Maar energie moet worden gevoed en aangevuld. Soms krijgen de wortels te weinig voeding. Dan is er iets nodig. Wat? Heerlijk is het om dan te spelen en te lachen om niks. Of te verdwijnen in meerstemmig zang en je stem te mengen met andere! Je lievelingsnummer draaien voor een echte luisteraar die je ontroert aankijkt. Kijken hoe mooi de bomen groeien, die je ooit samen plantte. Die dingen. En dan bedenk ik me, kan een ideaal wel altijd geworteld zijn en standvastig? Ik denk dat er ook licht en lucht bij moet. Het liefst lekker veel. En vleugeltjes en gezoem, waarvan je gaat trillen en gloeien. Soms moet je weggaan. Het verstikte ideaal achter je laten. De hoek om en lekker rondkijken. Misschien staat je liefste droom daar vroeg of laat wel weer opnieuw. Zomaar. Helemaal fris en gevoed.

Dat beeld is de aanzet. Het gezoem, de vleugeltjes, het weggaan.

Ik hoef er niet eens over na te denken. Ik trek mijn jas aan en veter mijn wandelschoenen vast. Met stevige pas loop ik over het lange grindpad. Ik voel me gelijk anders. De vrijheid waait me tegemoet. De twee kilometer naar de weg heb ik in een oogwenk afgelegd. Het lijkt wel of de tijd met me mee stroomt, alsof alles sneller gaat. Bij de asfaltweg tussen Weidum en Jellum ga ik links de bocht om. Daarna zie ik rechts van me de landweg die door Bears leidt. Een mooi oud dorp. Daar is de kerk en de kinderboerderij. Ik sta stil, kijk even en loop door. Voor mij daagt het bord op, van een heel klein gehucht. “It Wiel”. Ik ben er vaak doorheen gereden, zonder te zien wat het nou eigenlijk is. Het is tijd dat ik het eens ga onderzoeken. Het is zo klein, sommige mensen weten niet eens dat het bestaat. Maar de echte Friezen hier kennen het allemaal.

Het zijn maar een paar huizen. Erachter staat een oud fabrieksgebouw. Wat zou dat toch zijn? Ik heb het me wel vaker afgevraagd. Meteen verdwijnt die vraag uit mijn gedachten. Want er staat een klein kastje naast de weg. Het is een kleine straatbieb. Ik pak er een boek uit en ga op mijn hurken in het gras zitten lezen. Dan hoor ik het geluid van voetstappen. De zon schijnt op schoenen die vlak voor mij stoppen. Ik kijk omhoog. Er staat een man van middelbare leeftijd. “Is het wat?” vraagt hij. “Ja, het gaat over Afrika,” zeg ik. We praten verder. Hij weet warempel nog wie ik ben. “O, jij bent het, je kwam toen langs met je wagen. Ben je niet meer op pad?” Ik antwoord van nee. “Veel mensen hebben allang van me gehoord of gezien, op televisie, in de krant. Opnieuw weggaan is voor mij niets anders dan de herhaling van een kleurplaat die al is ingekleurd. Bovendien is het een onrustig bestaan. En er is al zoveel onrust.” De man knikt. “Dat snap ik helemaal.” We praten over bijen, want hij is imker. Het gaat heel goed met zijn bijen. Ook kleine wilde grondbijtjes doen het goed. Er waren er heel veel van dit jaar. Of ik de buurvrouw niet eens wil ontmoeten? Zij werkt mee met zaaien voor het Bijenflinterlint en zingt in het zangkoor van Weidum. Ik kijk hem verbaasd en hoopvol aan. Goh, ik wist niet dat Weidum een zangkoor had. Ik dacht dat dat was opgedoekt.

Het is een genoeglijk gesprek, maar de man heeft nog meer te doen vandaag, zegt hij. Hij wil teruglopen naar de deur. Ik heb nog een vraag en ben net op tijd. “Wat een rij brievenbussen staat er hier naast de oprit! Van wie zijn die allemaal?” Rustig geeft hij antwoord. “De bussen zijn van de mensen hierachter. In de oude fabriek is een bedrijfsverzamelgebouw. Er zit van alles. Ook zijn er nog een paar kleine huisjes waar mensen wonen. Ga gerust eens kijken!” Ik gloei van nieuwsgierigheid en kom meteen overeind. “Ik wist niet dat dat mocht.” Hij grijnst. “Er staat een bord bij met een plattegrond, daar kan je zien wat hier allemaal is.”

Mijn bloed gaat sneller stromen. In mijn borst trilt en gonst het, precies zoals ik vanochtend hoopte. Ik loop dichter en dichterbij naar het oude gebouw. Bedrijvigheid… Wat was ik daar aan toe! Voor het bord sta ik stil, en kijk. Het is een lange lijst en rustig lees ik de namen. Wie zullen dat allemaal zijn?

.

.

.

.

.

.

Eigenlijk wilde ik gaan zwemmen.

.

.

.

.

.

Tot het krakend neerstort

.

.

Een parkeerverbod op het erf zou nooit ter sprake komen, al was het maar tijdelijk. Maar dat hoeft ook niet. De natuur zelf geeft het antwoord. Ze gromt, kraakt en barst en zegt: Nou is het eens afgelopen met al dat drukke mensengedoe. (Onderaan de tekst vind je een knop om naar het verhaal te kunnen luisteren.)

.

Marja heeft het gehoord. Het regende, iedereen zat binnen. Toen klonk er luid gekraak. Marja zat op het puntje van haar stoel, vlakbij, in haar kleine huis. “O jee, als er maar niks bovenop mij valt,” dacht ze. Maar dat was niet zo. Toen ze naar buiten kwam zag ze het. De boom.

Het nieuws gaat als een lopend vuurtje. Ik sta op Jochumsreed met de sikkel in de hand. Ik wil gras snijden. Dagelijks houd ik het Verhalenpad bij. Het is een eindeloos creatief proces van laten groeien en laten verteren. Ik wil net het veld oversteken, als Dick komt aanfietsen. Hij grijnst en stopt vlak naast me. “Er is een boom omgevallen. Hij ligt over de weg heen, auto’s kunnen er niet meer langs”, glundert hij. Hij groet en fietst verder om boodschappen te doen. Ik loop nieuwsgierig naar de boerderij toe. Ik denk dat ik weet welke het is. Het is van verre te zien. Het pad eindigt in een donkergroene massa. Als ik dichterbij kom zie ik dat een dikke tak is afgescheurd. Hij hangt nog met zijn oksel aan de boom, die verder helemaal niks mankeert. Het gewicht moet te groot zijn geworden, door al het blad en die regen. Hij leunt op een dikke zijtak op de oever, pal naast een omgekeerde boot. Het vormt een poortje. Ik kan er net rechtop onderdoor. Een paar mensen staan aan de andere kant te kijken. Boer Jochum, de gedreven greppelkenner Jeroen, en een gast. Verbaasd nemen ze de onverwachte verandering in zich op. Bewonderend, en tegelijkertijd prakkiserend: Wat moeten we hiermee aan? Maar boer Jochum twijfelt niet. “Ik laat hem een tijdje liggen. Het komt me wel goed uit. Het erf is leeg. Ik moet hooien, en nu hoef ik niet steeds iemand aan zijn jas te trekken dat zijn auto in de weg staat.” De mannen praten nog even verder. Ik loop door naar het erf. De rust is heerlijk en de schoonheid van oude boerderij komt nog beter tot zijn recht.

De natuur heeft vandaag terrein gewonnen. Voorlopig. De houtduif, die anders schichtig op het pad scharrelt, klaar om weg te schieten, doet dat nu op zijn dooie akkertje. “Dit is nu ook van ons,” lijkt hij te zeggen. De donkere bladermassa beschermt hem. De tak is zijn vriend. Ik begrijp dat sommigen het gevaarlijk vinden, bomen en zwaartekracht. Maar ik geniet hiervan, ik houd van risico’s, die bij het leven horen. Ik houd van dingen laten zijn zoals ze zijn en eenvoud. Ik doe boodschappen op de fiets en reis maar af en toe een keer met de trein. Ik plant bomen en struiken en houd mijn voetstap bewust klein, om de natuur de ruimte te geven. Maar hier op de camping staat het vaak vol blik. Allemaal mensen die van de rust willen genieten. Nogal tegenstrijdig, vind ik. Al die auto’s die het terrein domineren, waarom moet dat? Het lijkt een vanzelfsprekend recht te zijn op het uiterste gemak. Een parkeerverbod op het erf zou nooit ter sprake komen. Maar dat hoeft ook niet. Hoera. De natuur zelf geeft het antwoord. Ze gromt en kraakt en zegt: Nou is het afgelopen met al dat drukke mensengedoe. Ik steek er een stokje voor. Ik hoop dat die tak daar nog lang blijft liggen.

Hoelang kunnen we de wereld naar onze hand zetten, inrichten naar ons gemak? De politiek kan eindeloos debatteren over stikstof. Over de noodzaak van verstedelijking en over natuur die het onderspit delft. Vogelweides krijgen een bouwbestemming. De bouwnorm moet gehaald worden. We moeten wel, zegt de gemeente. De economie dendert voort. Het dreunt, het ruist, het piept, en toetert tot je oren ervan fluiten. Er komt geen einde aan. Zo lijkt het. Tot de Aarde beeft en een monsterlijk grote boom het dreunend begeeft. Het is de Wilg, het toonbeeld van levenskracht. Symbool van de eindeloos taaie natuur. De Wilg die vanuit zijn wortels voortleeft. Vanuit de liggende takken ontspringt een nieuw bos. Het groeit zo snel, dat er geen houden aan is. Niemand had het voorzien. En niemand had er ooit aan gedacht. Het leven gaat waar het wil, en trekt zich nergens iets van aan. Als een zwaluw in zijn vlucht.

.

.

Gluren naar de karekiet

De stem van de natuur en haar rechten

.

.

Er zijn steeds meer organisaties die de natuur een stem willen geven. Maar dan zijn er nog altijd mensen nodig die die stem kunnen verstaan, zoals deze kennismaking met de karekiet het begin daarvan illustreert. (Je kunt ook luisteren naar dit verhaal. Klik op de link onder de tweede foto in deze tekst.)

Het is zomer aan het worden. De Swetteblom wordt steeds meer bezocht door stadsmensen, die het drukke leven moe zijn. De rust die deze plek uitstraalt is weldadig en steeds meer mensen weten het te vinden. Er zijn weekendgasten en soms mensen die hier langere tijd verblijven. Het veldje naast de Swette is erg populair. De hele winter liep ik daar om naar de aangrenzende steiger te gaan, voor mijn dagelijks bad. Nu doe ik dat niet meer. Niet nu er mensen staan. In plaats daarvan heb ik een geheim paadje gemaakt, verderop, dwars door het riet.

Het is half acht in de ochtend. Ik haal de kleden weg die mijn kleine huis verduisterden voor de nacht en open de deur. De zon schijnt met een zacht licht. In de verte hoor ik het heldere gefluit van de winterkoning. Ik denk dat hij een tweede nest heeft in de oude wilg. Ik wikkel de handdoek om mijn heupen en zet het vast met een ijzeren knijper. Nu heb ik een groen rokje aan. Met blote voeten in de klompen stap ik het bordes af, loop om mijn wagen heen en kruip door het poortje in de wilgenhaag. Nu het veld steeds vaker bezet is door gasten, heb ik mijn eigen paadje gemaakt, naar de weg. Zachtjes loop ik over het veld, mijn klompen pletten de harde stengels van het gemaaide gras. Ik steek Jochumsreed over, de zandweg vol stenen en kuilen, die naar de boerderij leidt. Ik speur naar de plek waar ik moet zijn. Een inheemse berenklauw markeert de ingang van mijn spoor door het riet. Het is maar heel smal en omlijst door een paar brandnetels, om nieuwsgierigen af te schrikken. Het paadje gaat direct de bocht om. Mocht iemand iets opmerken, dan lijkt het net alsof het daar al ophoudt. Alleen ik weet het te vinden. Daar, in die brede strook riet, daar komt nooit iemand.

Ik houd mijn adem in, wanneer ik tussen de brandnetels door loop. Ik leerde het van mijn moeder. Houd je adem in, dan prikt het niet. Voetje voor voetje loop ik over het klomp-brede pad, de bocht om en verder. Het riet strijkt langs mijn lichaam. Dan ben ik er. Daar, aan het water, heb ik een open plek gemaakt. Het is maar een vierkante meter, en het hoge riet vormt een dichte wand rondom mij, die hoger is dan ikzelf. Er ligt een dikke laag hooi. Het is een heel fijn nestje. Een nest dat niemand weet. Niemand? Dat dacht ik maar.

Ik trek mijn shirt uit. Dan hoor ik een zacht fluitje, vlak bij mijn hoofd. En daarachter klinkt geritstel. Heel langzaam draai ik mijn hoofd om. Het zijn twee karekieten. Ze komen steeds dichter bij en gluren naar me, tussen de rietstengels door. Nog trager dan net ga ik op mijn hurken zitten. Ik kijk naar hen en zij kijken naar mij. Heel lang, want niemand heeft haast. Tot ik me herinner dat ik ging zwemmen. Ik buig me naar voren. In het water staat een trapje, diep in de modder gedrukt. Ik span mijn spieren om heel langzaam die grote stap te nemen. Via het trapje glijd ik, traag en geruisloos als een krokodil, het water in. Er is nauwelijks een rimpeling. Ik glijd tussen de drijvende plompebladeren door, zoals ik dat leerde met kunstzwemmen: de benen gestrekt en strak als een duikboot. Mijn armen houd ik dicht bij mijn lichaam en mijn handen bewegen heen en weer als de vinnen van een vis. De karekiet gaat in een rietstengel verderop zitten en fluit zijn liedje. Boven het water vliegen talloze mugjes en een klein vlindertje. Overal hoor ik karekieten. Ze zitten ongeveer om de twintig meter en sommigen vliegen al fluitend steeds heen en weer naar de overkant. Stil kijk ik om me heen. Het water is niet heel koud meer maar nog wel fris. De kou trekt langzaam door mijn armen mijn lijf in. Langzaam drijf ik terug. Net zo geruisloos glijd ik terug naar het trapje. Traag als een oosterse butohdanser kruip ik terug de wal op. Ik ben een wandelende boom, zeg ik tegen mezelf. Je ziet bijna niet dat ik beweeg. Het hooi veert onder mijn blote voet. Het is warm en zacht. In het riet hoor ik opnieuw geritsel. Kleine kraalogen gluren naar me, tussen de stengels door.

Zo kan het zijn, wanneer we plekken behouden voor de dieren. Het riet is van de karekiet, ik ben hun eerste menselijke gast. Hij vertrouwt me, want het vertrouwen is nog nooit beschaamd. Zo kan het zijn. In het drukke mensenland zijn er nog altijd plekken als deze. Kleine stroken buiten onze paden. Stroken van soms maar een paar meter breed, zo begroeid dat niemand eraan denkt het te verkennen. Soms is het een kreek, een moddersloot, en maar weinigen zullen zich vuil willen maken om te zien wat daar is. Natuur en mensen kunnen heel goed met elkaar. Als je maar stil bent. Als je maar weet dat je te gast bent, op deze wondermooie aarde. Mensen zijn geen vernietigers. Maar alleen als we onze voetstap klein houden en onze bewegingen langzaam en betrouwbaar. Tevreden zijn met niets.

Er zijn steeds meer organisaties die de natuur een stem willen geven. Maar dan zijn er nog altijd mensen nodig die die stem kunnen verstaan. Die weten op welke stukken land we de baas zijn, en waar niet. Mensen die ecologische vrijplaatsen aan kunnen wijzen en zich daarover met anderen kunnen verhouden. Met elkaar kunnen we leren hoe dat moet, hoe we ons als gast kunnen gedragen. Wat is daar? Op die paden, buiten de onze? Een verkenningstocht is prachtig. Maar mysteries moeten er blijven. Met respect voor het nest van de buren. Hoe kan je dat respect hard maken?

Wereldwijd zijn er 369 initiatieven gestart om rechten toe te kennen aan de natuur. De Verenigde Naties hebben sinds 2019 negen dialogen gehouden over de Aarde: “Harmony with Nature” werd het genoemd. Een werkgroep kijkt verder hoe de Rechten van de Natuur gerespecteerd kunnen worden. Er is een IUCN Wereld Verklaring naar buiten gebracht, over de ”Environmental Rule of Law”. Daarin wordt erkend dat “de natuur het inherente recht heeft om te bestaan, te bloeien en te evolueren”. Dat is één. Nu de handhaving nog. Boven alles hoop ik, dat wij met elkaar leren de Stem van de Aarde te verstaan. Als het zover komt, dan zijn al die wetten niet meer nodig. Daar ga ik voor. Wil je hier meer over de rechten van de Aarde lezen, ga dan hieronder verder.

.

TIP …. Kom vanavond om half zeven naar het Hofplein bij het gemeentehuis in Leeuwarden. We demonstreren tegen de nieuwe woonwijk, die pal tegen een vogelweidegebied aan komt te liggen. Er is een milieurapport geweest. De gemeente moet driehonderd meter afstand houden, maar vertikt dat. Wij willen laten weten dat dit niet kan.

En dit kan altijd. Deze petitie tekenen. Hier word je ook aardebeschermer: https://www.stopecocide.nl/word-aardebeschermer

.

.

In Ecuador wordt de natuur gezien als uiting van Pachamama, de Inca-vruchtbaarheidsgodin. Je zou haar kunnen zien als “Moeder Aarde”. In de GalaposIn 2008 werd als eerste land ter wereld in de grondwet opgenomen.om de rechten van de natuur op te nemen. Pachamama heeft niet alleen bestaansrecht, maar ook het onderhoud en herstel wordt vanaf nu in de gaten gehouden. Het gaat om levenscycli, structuren, en evolutionaire processen. In 2011 was er een eerste rechtszaak, aangedragen door de bewakers. Het ging om de Vilcabamba-rivier, die had geleden onder puinophoping van een wegverbredingproject. De rechtbank oordeelde in het voordeel van de rivier. De rechten van Pachamama werden wettelijk gehandhaafd. Andere landen waar de wet voor de natuur al is aangepast, zijn: Colombia, Australië en de VS. Thomas Berry, een Amerikaanse cultuurhistoricus heeft er diep over nagedacht. Wetten van de samenleving horen volgens hem voort te komen uit de wetten van de natuur. Het universum is een ​​gemeenschap van levende onderwerpen, niet een verzameling objecten”. Ook Christopher Stone, professor in de rechten aan de Universiteit van Zuid-Californië, schreef uitgebreid over dit onderwerp in zijn baanbrekende essay, “Should Trees Have Standing”. Overal ter wereld zijn er mensen die hier over na denken en aktie ondernemen. In Bangladesh was het de Tourag rivier die nu mag bloeien en vloeien met alle rechten die erbij horen. De rivier was aan het verdwijnen doordat bedrijven en overheden zand en vervuilde grond in de rivier stortten om daarop industriële gebouwen te realiseren.  Daar is nu een stokje voor gestoken. Het kan! En ook in India heeft de Ganges rechten gekregen. Lokale gemeenschappen hebben zich daarvoor ingezet. De Indische bevolking vond de vervuiling van de Ganges onacceptabel, te meer omdat ‘Ganga’ de Hindoestaanse godin van zuivering en vergeving is. Vandana Shiva komt uit India. Zij is een activistische geleerde. Ze heeft veel goeds te zeggen. Zij heeft uitgebreid geschreven over de rechten van de Aarde en Earth Democracy, De verantwoordelijkheid van lokale gemeenschappen is in haar visie erg belangrijk. Vooral de vrouw kan volgens haar verantwoordelijkheid terugnemen. De vrouw wil immers haar kinderen goed en gezond voedsel geven. Dat is eeuwenlang haar rol geweest. En gezonde kinderen kunnen alleen maar opgroeien uit een gezonde Aarde. Vandana Shiva is dan ook een prominent vertegenwoordigster van het eco feminisme. Ik ben het met haar eens dat lokale gemeenschappen belangrijk zijn. Van daaruit komt veel kracht. Ook in Nieuw zeeland is de gemeenschap druk bezig geweest. Het is voor elkaar: De berg Taranaki is nu een rechtspersoon. Ook hebben inheemse Maori voorgesteld om rechten aan de Whanganui Rivier toe te kennen. Zij wilden zeggenschap hebben over de visrechten in de Rivier. Overexploitatie kan nu een halt toe worden geroepen. Maar er zit nog een diepere motivatie achter. De Rivier wordt als een spirituele entiteit gezien en zij noemen deze ‘Te Awa Tupua’, dat is: ‘Rivier van heilige kracht’. De Rivier wordt gezien als een levend wezen en als een voorouder en levensbronnen voor de Maori’s. De Maori’s geloven dat hun welzijn en dat van de Rivier een en dezelfde zijn. Zij voelen er zich in hoge mate verantwoordelijk voor en ermee verbonden. Daar kunnen wij nog van leren. En natuurlijk zijn er meer succesvolle wetten gelanceerd voor de Aarde, in Bolivia, Mexico, Uganda. En dan heb ik nog niet eens alles genoemd.

Rechten geven aan de Waddenzee?

De gemeente Nord East Fryslan heeft een motie aangenomen, om rechten toe te kennen onze Waddenzee. Ook aan de universiteit in Nijenrode wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn om dit uit te voeren. Miljoenen trekvogels komen er ieder jaar langs, het gebied bulkt van biodiversiteit. Het is een uniek getijdengebied, dat is aangewezen als UNESCO Werelderfgoed. Toch wordt het bestaan ervan regelmatig bedreigd door een oprukkende economie. Een pijpleiding of kabel is belangrijker voor onze bestuurders. ze moeten nog veel leren. Want het moet en kàn anders. “Laten we ervoor zorgen dat ook toekomstige generaties van dit gebied kunnen genieten”, zegt professor Tineke Lambooy.

De Verenigde Naties hebben sinds 2019 negen dialogen gehouden over de Aarde: “Harmony with Nature” werd het genoemd. Een werkgroep kijkt verder hoe de Rechten van de Natuur gerespecteerd kunnen worden. Milieuspecialist Jessica den Outer is één van hen. Er is een IUCN Wereld Verklaring naar buiten gebracht, over de ”Environmental Rule of Law”. Daarin wordt erkend dat “de natuur het inherente recht heeft om te bestaan, te bloeien en te evolueren”. Dat is één. Nu de handhaving nog. Jessica den Ouden: ‘Met anderen pleit ik in een aantal artikelen voor het oprichten van een nieuwe publiekrechtelijke rechtspersoon, het Natuurschap. Een rechtspersoon is een juridische constructie, waardoor bijvoorbeeld een besloten vennootschap of een provincie rechten kan uitoefenen. Ook voor kleinschalige betrokkenheid is men bezig zich te organiseren. “Het nieuwe instituut” werkt aan een nieuwe organisatievorm, waarin mensen kunnen strijden voor niet-mensen. “Zoöp” gaat het heten. Het biedt handvaten om als gemeenschap aan het werk te gaan. Al is het maar voor een stuk braakliggende grond bij jou in de buurt. Juist plekken waar niks mee gebeurt, kunnen veel leven ontwikkelen. (Artikel uit Waag, met Klaas Kuitenbrouwer.)

Ik hoop dat dit alles iets teweeg gaat brengen. Dat wij gaandeweg met elkaar leren de Stem van de Aarde te verstaan. Als het zover komt, dan zijn al die wetten niet meer nodig. Daar ga ik voor. En dan hoef ik ook niet meer te schrijven. Dan kan iedereen het zelf meemaken. Toch? (Belangrijkste bronnen: IVN nieuws, Nijenrode nieuws, Wikipedia en Waag.)