De plek

.

Er ligt een prachtige uitdaging op je te wachten, een stoere reis naar de ongekende verten die je altijd al heb willen ontdekken. Of zijn het toch de mensen, is het de plek vlakbij, waar je hart voor klopt? Mijn verhaal.

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst. Het duurt 15 minuten.

Vier jaar woon ik nu tussen de groene weiden van het Friese land. Ik werk aan het landschap, plant bomen en struiken. Altijd ben ik er voor het land en werk alleen. Ik voer de koeien, elke dag een hele winter lang. De boer is daar blij mee en de dieren kijken me tevreden na. Aan het eind van de dag kook ik samen met mijn vriend.
Er wonen hier nog een paar mensen bij de boerderij, aan de Swette. En toch, het is stil hier. Voor het schrijven is de plek waar ik woon perfect. Ook schilderen doe je alleen. Maar ik herinner mij de bedrijvige dagen, als rondvaartschipper in Utrecht. Ik mis dat steeds meer. Ik wil mijn leven daar opnieuw op inrichten. Dus ik vertel wat ik zoek als kunstenaar, een werkplek in de stad. Er komen tips binnen, kennissen willen me helpen.
Niet dat dit meteen iets oplevert. Als ik solliciteer op een atelier in de binnenstad val ik meteen buiten de boot. Dat zie ik als een teken. Ik kan mijn langdurige concentratie op deze stille plek nog niet onderbreken. Er moet nog iets. Het broeit al langer. Eerst is er een boek, dat erom vraagt geschreven te worden: “De heilige traagheid der dingen”. Dus ik schrijf. En omdat de uitgever ziek is, schrijf ik nog langer. Het wordt steeds beter.
Maar er komt geen afspraak. De uitgever blijft zwijgen. Dus ik besluit om tijdens het wachten schilderijen te maken die horen bij het boek. Eigenlijk is dat wel een heel goed idee! Een boek, een expositie, als één geheel. Ik zou anderen uit kunnen nodigen om de bijeenkomst te verrijken met muziek en verhalen. Maar dan kom ik weer op hetzelfde punt: De mensen moeten er zijn. Ze moeten het weten en ook nog graag willen. Als het netwerk ontbreekt, sta ik hier alsnog in mijn eentje.
Dat is een goede reden om cursussen te gaan doen. Ik ga olieverftechnieken doen op de kunstacademie. Daar hoor ik praten van een bruisplek: De Doas, in Leeuwarden. Ik laat er geen gras over groeien, meteen ga ik er heen. En zowaar: Hier word ik ontvangen. Ik vind een heel klein plekje, bij Froukje van Wilde Wijk. Het klikt. Op maandag en vrijdag kan ik daar schilderen. Het lijkt een beetje op een buurthuis. Ik ben er blij mee.

Dan komt het bericht van de uitgever. Mijn boek zal niet worden uitgegeven door Uitgeverij Louise. Hij laat weten dat hij rustiger aan wil doen. Zijn gezondheid vraagt erom. Hij moet gaan schrappen in zijn bezigheden. Het spijt hem heel erg en hij vertelt het mij persoonlijk, aan de telefoon.
Maak je niet bezorgd, ik red me wel, zeg ik.
Maar dan…. In een opwelling komt het omhoog: Als dit dan toch niet doorgaat, dan zou ik nu eindelijk eens naar Schotland kunnen gaan! Het is al tien jaar geleden dat ik de grens over ging. Ik houd me al zolang in! Het vuur vlamt op. Ik kan er zelfs fossielvrij naartoe gaan, zeilend! Dat past toch mooi bij de Heilige Traagheid der dingen! Ik zoek het uit: twee keer per jaar is er een kans. Echt zeezeilen. Wat een verhaal zou dat zijn. . . Maar eer het zover is, zal ik mer erop moeten richten. Helemaal. In alles. Bedachtzaam kijk ik op. Is dit wel wijs, nu?

Elke keer is het kiezen. Terwijl ik net in volle concentratie bezig bent, ligt tegelijkertijd het avontuur op de hoek. Stoere mannen staan klaar aan de kade. Ze verleiden je om mee te gaan en woeste baren te trotseren. Weg, naar verre kusten. Ongekende verten die je altijd al hebt willen verkennen. Verten, die nooit eindigen. De uitdaging waar je al zolang op wachtte. Soms kom je daar ineens in terecht, die oude opgespaarde behoefte, terwijl je alleen maar even het hoekje om gaat. Wat tref je daar dan aan? Precies vandaag kreeg ik dit gedicht binnen via de mail van Laurens JZ Koster:

Afscheid

Zul je voorzichtig zijn?
Ik weet wel
dat je maar een boodschap doet
hier om de hoek
en dat je niet gekleed bent
voor een lange reis

Je kus is licht
je blik gerust
en vredig zijn je hand en voet

Maar achter deze hoek
een werelddeel,
achter dit ogenblik
een zee van tijd

Zul je voorzichtig zijn?

Adriaan Moriën.

Ik zie de zee van tijd als de dood. Als je plotseling de concentratie breekt voor een wat al te spontane beslissing, zomaar om het hoekje, dan gebeuren er soms vreemde dingen.
Ik ben nu een vrouw van bijna zestig. Ik beheers me al jaren. Het is al zolang dat ik mij beheers. Dat die uitdaging als een steeds aanwezig verlangen sluimert, slaapt en soms wakker wordt. De wereld aan de andere kant van de zee is nog steeds een grote verrassing voor me. Kom op, wanneer ga ik?
Deze week sta ik naast boerin Jenneke, bij de melktap. Ze kijkt naar de fonkeling in mijn ogen. “Je bent hier alweer bijna klaar hè? En nou ga je weer weg? Hoelang ben je hier nou geweest?”
Gek om te horen. Als puntje bij paaltje komt, kost het me altijd moeite om weg te gaan. Hier wachten de bomen en de koeien op me. En de vogels. Het warme eten met Dick. Dat wil ik haar zeggen, maar ik zie twijfel in haar blik. Begrijpelijk. Een vrouw die woont in een woonwagen. Ze kwam aangereden en strandde op de camping. Voor haar, die hier al zolang woont, is dat nog maar kort geleden. Allicht dat ze denkt: dat is natuurlijk een avontuurlijk type, die ook zo weer weg is.

Het zet me aan het denken. Ik wil dat mensen weten wie ik ben, en wat ze aan me hebben. Je kan zeggen: als je dat zélf maar weet! Maar wat heb ik eraan te weten dat ik een heel communicatief mens ben, als de anderen dat niet weten? Een boeiend schilderij wat niet gezien wordt, boeit niet. En een prachtig muziekstuk vraagt om de emotie van een publiek. En een stenen pleintje vraagt om groene vingers die tegels kunnen wippen. Er is een bankje dat vraagt om thee te drinken in de pauze. Samen. Leven heeft bestendigheid nodig. En dat je elkaar kent.

En dan krijg ik dat berichtje van de Doas: “Wie belangstelling heeft voor lokaal 105, kan zich opgeven voor bezichtiging.” Gaandeweg merk ik dat het toch echt belangrijk voor me is. Niet die zeereis op zeil naar Schotland, hoezeer mijn hart daar ook naar uitgaat. Dat kan altijd nog. Want deze wens gaat dieper. De wens om gekend te worden, als mens. Een actieve rol in een gemeenschap geeft een basis, een plek om terug te komen. Ik wil dat atelier graag!
Maar dan bedenk ik me wat ik al heb. Stel dat lokaal 105 niet lukt, dan is er immers nog de plek bij Wilde Wijk. Het is klein, en ik moet steeds alles goed opruimen. Maar het is een prachtige kans die ik gekregen heb. En zo ontdek ik opnieuw: Niet grenzeloosheid maakt vrij. Je kunnen beheersen, dàt is de basis van vrijheid, zei Gandhi al, lang geleden. Ik kijk naar de mistige horizon. Morgen ga ik weer naar de Doas. Werken aan een nieuw schilderij.

.

.

.

.

Uitgesteld verlangen

Als je ergens heel graag heen wilt, maar wacht op het juiste moment.

.

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Het lijkt op de huid van een oude olifant. De hoogvlakten van Schotland. Soms droom ik ervan, overdag, maar ook in mijn slaap. De ruige hoge heuvels, een waterstroom die het doorbreekt. De stenen die al heel oud zijn, rond en afgesleten. Het scherm op Google Earth kan nooit de grootsheid ervan verbeelden en de sfeer die ik daarbij voel. Ik verlang ernaar. Het is een lang uitgesteld verlangen en ik kan bijna niet geloven dat ik daar echt heen kan gaan. Ik staar naar de beelden voor me. Als een vogel vlieg ik boven het landschap. Een land met rafelranden. In dikke plooien steekt het uit, hoog boven het diepblauwe oppervlak van de zee. Scherp afstekende valleien, woest en met prachtige vergezichten. Op deze ruigtes waaien de winden nog harder en meedogenlozer dan hier. Maar ook de zon kan er fel en ongehinderd schijnen in een lucht die vele malen zuiverder is dan boven Europa. Het lijkt daarin op Friesland, hier merk je dat ook al, de schone lucht, het licht dat feller is dan in het zuiden. Er is nog een overeenkomst. De Schotten zijn even eigenwijs als de Friezen, heb ik begrepen. En net zo gesteld op hun onafhankelijkheid.
Maar het is niet alleen om zijn magische woestheid en de onafhankelijkheid van de mensen, dat het land me trekt. Er zijn daar ook verscheidene herbebossingsprojecten waar je vrijwilliger kan worden. Op die hoogvlakten kun je bomen planten waarvan je weet dat ze blijven staan. Ook als Antartica compleet afsmelt en de zeespiegel 57 meter hoger komt te staan. Dan zijn mijn boompjes in de Friese weiden allang verzopen. Misschien maak ik dat nog wel mee, als ik honderd word. Toch is het nooit zinloos, elke bijdrage aan het web van leven is belangrijk. Ik besef bij elk zaadje, elk insect en elke vogel die ik zie, dat er altijd iets is wat blijft en zich vermenigvuldigt. Hier blijven is beter, zeg ik, verstandig, tegen mezelf. En planten in eigen land nodig. In Schotland hebben ze al 20% bosoppervlak en hier maar 11%. Toch wil ik er graag heen. Ik zoek er redenen voor. Ja, daar is veel meer ruimte voor herbebossing dan in ons postzegellandje. En het kan blijven staan. Het land staat niet onder menselijke druk, en ook zal het weinig te lijden hebben onder klimaatverandering. O ja, als ik er nou eens echt naar toe ging. Dat ik mee kan werken aan dat bos, op een plek waar de rotsen en de bodem nog voor zichzelf spreken, en niet al duizend jaar zijn omgeschept en ingepolderd. Er tijd voor nemen. Veel tijd.

Die avond lig ik wakker. Ik wil er graag heen, maar het kan nog niet. Het boek en de schilderijen vragen al mijn aandacht. En de bomen. De opwinding over de reis zou al het andere doen verbleken. Tenslotte reis ik nooit, of zelden. Het is voor mij iets groots. Dit uitgestelde verlangen. Ik trek het dekbed hoog op tot in mijn nek. Mijn geweten knaagt. Schotland is een heel eind weg. Zomaar even heen en weer voor een paar weken is voor mij geen optie.
Reizen, anders dan te voet, per fiets of te paard, dat is per definitie niet duurzaam. Zeker niet omdat je een band kweekt met dat land, en er een stuk van je ziel achter laat. Daarna wil je er weer heen. En weer. Dat kost een hoop energie, in meerdere opzichten. Daar is niet tegen op te planten, hoe hard ik ook werk. Mijn verhaal dat ik hier aan het opbouwen ben, valt dan stil, voor zolang als ik er niet ben. En ook mijn eigen bomen laat ik achter. Ik zie ze voor me. De kuilen die ik graaf voor waterberging, de silhouetten van de berken, op de bult. Mijn gedachten lossen op bij het beeld van de ondergaande zon. Even dommel ik bijna in. Dan is er iets waardoor ik opschrik. Ik spits mijn oren en luister naar de geluiden buiten. Een kreet van een één of ander geschrokken beestje. Het is hier zo stil ’s nachts, je hoort alles. Ik ken de geluiden inmiddels als mijn broekzak. Ik ben ineens weer klaarwakker. Mijn gedachten gaan door op het zelfde spoor.
Als overtuigde thuisblijver is het logischer dat ik hier bomen plant. Elke plek heeft zijn eigen bodem, met alles wat daarop leeft. Thuis raken kost tijd. Het is als een goed glas wijn, dat je langzaam moet drinken om het te waarderen. Vanuit dat gevoel wil ik scheppen, leren, en planten. Maar ook de verschillen boeien me mateloos. Door te zien hoe het elders is, groeien de inzichten over de verbanden die er zijn. Zeker nu de wereld zo sterk verandert, is het nodig om dat te zien. Wat is groeizaam?

Een besluit moet rijpen. Ik ga het doen. Maar niet meteen. Ik doe het pas als ik er klaar voor ben. Als het boek er is: “De heilige traagheid der dingen.” Als de interviews en boekpresentaties gedaan zijn. Als de schilderijen die ik maakte hangen. En als de bomen die ik dit jaar plant, goed zijn aangeslagen. Niet eerder. Die gedachte geeft me rust. Als een blok val ik in slaap.

.

Luister hier naar het verhaal

.

.

De afbeeldingen zijn van het nieuwste schilderij, behorende bij het boek: “De heilige traagheid der dingen” Het is 100×120 cm en dit is een indruk, want de kleuren verschillen enigszins van het origineel.

Voor hen van wie ik leerde in liefde

Een extra lang verhaal waarin drie mensen de hoofdrol spelen, Carla: de kunstenares die mij uitnodigde, Sietse Drentje, die we allebei gekend hebben en mijn man, Michiel.

.

Blauw was Sietses lievelingskleur.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

“De wind is koud” zegt de vrouw, die aan de andere kant van het tafeltje zit. “Kom naast me zitten,” wenk ik ”hier zit je in de luwte.” Ze doet het. De bank van Jonker Sikke is groot zat, hij bestrijkt de hele voorgevel en ligt vol bontgekleurde kussens. Aan de overkant zijn de weilanden en de kerk. Naast mij zit Carla, kunstenares. Het is het verleden dat ons bindt. Een man, die voor altijd jong zal blijven in onze herinnering. Voor haar was hij een vriend met wie ze intensief correspondeerde, vijf jaar lang. Voor mij was hij mijn eerste vriendje, kort maar krachtig. Hij leeft niet meer. Op zijn zeven en twintigste is hij vertrokken en niet meer teruggekomen. Het was een enorm pak brieven, die ze nog steeds van hem had. Dat lag daar maar. Ze opnieuw allemaal lezen, dat wilde ze niet. Dat maakt teveel los. Wat dan? Ze kwam op het idee om ze aan een ver familielid te geven, die radiomaker was. Hij maakte er een mooie podcast van. Dat is geworden als een monument voor hem.

Nu kunnen we het weer hebben over zijn bijzondere persoonlijkheid, de jongen die zijn laatste reis maakte, en ons geschokt achterliet. Die eenzaam stierf in een ver land.

(Luister: https://www.nporadio1.nl/podcasts/docs/112080/194-sietse-drentjes-laatste-reis)

Onverwerkte emoties vormen een mist, die dikker wordt zodra je er in stapt. Het is als stof over je ziel. Om de mist op te lossen, moet je erin. Je kunt het ontlopen, maar het gaat ten koste van de sprankeling, de creativiteit die we nodig hebben om deze wereld te genezen. Ook spullen met emotionele lading, die jarenlang blijven liggen, doen iets met je. Het gaat ten koste van je scheppingskracht. Daar moet je op een gegeven moment wat mee, wil je niet eindigen als een stoffig type. Opruimen is goed, en het beste nemen we mee de toekomst in. Sietse Drentje was in elk geval helemaal niet stoffig. Integendeel. Hij was een dynamisch mens, vol ideeën. Sommige ideeën zwerven nog altijd ergens rond, andere zijn in rook opgegaan. Maar hoe dan ook, we waren gefascineerd door zijn beweeglijke, hartelijke en creatieve persoonlijkheid. Bij het verwerken van het verleden kiezen we voor het beste, dat gebruiken we en zetten we voort. Carla heeft de brieven die hij schreef een nieuw leven gegeven. Ze liggen niet meer bij haar in een donkere hoek, het is een verhaal geworden, gemaakt door een man van de VPRO, en iedereen kan het beluisteren, zich laten ontroeren. Het is een mooie daad geweest.
Ik wijs naar de torenspits van de kerk tegenover ons. “Zie je daar? De zwaluwen cirkelen daar rond en pikken insecten van het dak. Mooi hè…” Ze kijkt. Ze kent het. “Dat zijn vliegende mieren. Op warme dagen komen ze uit. Die gaan heel hoog de lucht in.” Ik kijk naar ze, die vliegensvlugge vogels. Prachtige nesten bouwen ze voor hun jongen. Dit zijn hun laatste weken, voor ze weer vertrekken. Laten ze hun buik maar flink vol eten. Een lange reis zal het worden. Ik bid dat ze weer terugkomen. Allemaal. En dat ik kan zijn als de zwaluw, licht, wendbaar en beweeglijk, nog vele jaren, tot de laatste dag. Licht en beweeglijk, als Sietse. Maar tegelijkertijd toegewijd. Dat de plek waar ik ben mooier mag zijn als ik weg ga. Die twee dingen, allebei.

Ik vertel Carla dat ik een keer met Sietse naar een expositie van haar ben geweest. Het was in een tijd dat ze zoekende was hoe ze verder moest, als kunstenares. “Ik kan me jou niet meer herinneren” zegt ze. “Als je creatief wilt blijven moet je ruimte hebben, dus ook dingen vergeten”. Ik knik. Dat herken ik. Het is voor mij de basis van eenvoudig leven. Het gaat niet alleen over spullen, het gaat ook over een opgeruimd gemoed. Over het verwerken van dingen. Afscheid. Denken aan de doden en wat we van ze leren.

Een en twintig was ik. Sietse was mijn allereerste officiële vriendje. Hij was zes jaar ouder, schrijver, avonturier en vrijbuiter. Zijn vertrouwen in mensen was grenzeloos. Even grenzeloos werd zijn val, later, het ongewisse in. En het begon zo mooi en vol vrolijkheid.
We ontmoetten elkaar op creatief kamp Kijkduin. Daarop volgde een weekendrelatie, hij woonde in Hilversum, ik in Leeuwarden, waar zijn zus ook woonde. We schreven over de prachtige onontgonnen gebieden tussen ons, en we geloofden daarin. We tekenden grote rode harten voor elkaar en gloeiden van geluk wanneer we elkaars brieven lazen. Maar als ik naast hem zat kreeg ik steeds meer last van een brok in mijn keel. We zaten stijf van de spanning naast elkaar, en dan kwam er niks meer uit. Voor hij vertrok maakte hij het uit. Het was een brief waarop ik nooit zou kunnen antwoorden. Hij schreef dat hij niet wist wat hij met ons aanmoest en ging op de bonnefooi naar Turkije. Het goede geluk werd hem niet gegeven. Het bericht dat hij was vermoord, leek onwerkelijk. Daarna droomde ik een intense droom, die mijn hele leven is bijgebleven. Ik had van top tot teen kippevel, toen ik wakker werd.

Er is een man in het veld, een grijze herder met een baard. Hij heeft een staf in de hand. Hij loopt op me af, recht zijn rug en kijkt me aan. Dan heft hij de staf boven zijn hoofd. De herder lijkt te groeien en de goedmoedige houten staf verandert in een glimmend scherp zwaard. De stilte is plechtig en geladen, voor hij spreekt. Drie woorden maar.
“Ik moet wel.”

Dan word ik wakker. Dit is voor het eerst dat ik mijn verhaal met hem zo volledig in het openbaar vertel. Nu dus, dankzij Mathijs Deen, die deze radiodocu maakte.
In de docu wordt mijn naam niet genoemd. Alleen: “A. Komt hier dit weekend. ” Dat ben ik. Als de maker me gevraagd had, had ik hem dit verhaal verteld. In de docu komt het over alsof het niet meer was dan een flirt, één van de velen. Maar we meenden het met elkaar, die eerste maanden. Hij schreef ook veel over de dood en dat trof me. Ik herinner me een gesprek over de dood. Dat het een muur was waar hij overheen zou willen kijken, wat er was.
Ik ging met hem naar de schrijverskring van Simon Vinkenoog. Zo onzeker nog, dat ik niet durfde voor te lezen wat ik geschreven had. Ik herkende zijn reislust, nieuwsgierigheid en grenzeloos vertrouwen. Ik stond nog maar aan het begin. Maar die droom was voor mij een waarschuwing. Het sloeg op hem, maar ook op mij. Dit is één van de gebeurtenissen geweest met invloed op de rest van mijn leven. Het heeft me niet bang gemaakt, wel behoedzamer, meer geaard en minder naïef.
Als ik dit verhaal vertel, denken veel mensen aan hun eigen jonge, naïeve reizen, nieuwsgierig, op zoek naar avontuur, of zoekende naar een doel in het leven. Ze zijn dankbaar dat het goed is afgelopen. Bij mij liep het anders. Diverse gebeurtenissen hebben mijn reislust ingetoomd. Het is er nog wel, maar ik houd het aan de teugel. Mijn enige reis als volwassene is geweest de drie maanden door Noord Friesland, vijf jaar geleden. En natuurlijk in 1997, met de boot door Nederland. Toen was ik samen met mijn lief, Michiel. (Hij stierf in 2002). Dat dagboek heb ik bewaard, als een van de weinigen. Ik ben Nederland nauwelijks uit geweest.

Michiel hoefde ook niet verder. Hij verkende land en water vanuit de plek waar hij was, in steeds grotere cirkels. Op de kaart tekende hij dat af, met trots, dikke lijnen over waterwegen die nu tot zijn wereld behoorden. Hij had een bodem van wijsheid, die Sietse nog niet had. Maar Sietse was licht en wendbaar, terwijl Michiel zich al teveel hechtte aan wat hem omringde. Dat maakte hem eigenlijk best wel een stoffig type. Zijn liefde voor mij was het enige wat hem op het laatst nog gaande hield. Zijn motor, zijn liefde, zijn alles. Ik denk aan hem in dankbaarheid daarvoor. Hij had een heel groot hart en heeft mij veel gegeven.
Door hem, en door Sietse, heb ik veel geleerd. Ik probeer licht te blijven en wendbaar, zoals Sietse, en tegelijkertijd toegewijd aan de plek waar ik ben. Zoals Michiel.

Van allebei het beste. In de geest van hen, die mij dit leerden in liefde.

Nogmaals de link voor deze radiodocu die de moeite waard is om naar te luisteren: https://www.nporadio1.nl/podcasts/docs/112080/194-sietse-drentjes-laatste-reis

.

Sprong naar een parallel universum

.

Er zouden werelden kunnen bestaan, parallel aan de onze. Ze lijken op elkaar en toch zijn ze allemaal anders. Hoe zou het zijn om daar heen te gaan?

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

“Alles is met elkaar verbonden”, zeggen natuurkundigen. Ik lees erover, het is een onderwerp dat al heel lang wordt besproken. Ze zijn er nog lang niet over uit. Maar toch, ze komen steeds dichter bij oude wijsgeren, die hetzelfde zeiden, lang, lang geleden. Ja, alles is verbonden. Maar dat is niet het enige wat de wetenschappers ontdekken. Er zouden behalve onze wereld, diverse werelden naast elkaar kunnen bestaan, die óók weer met elkaar verbonden zijn. “Het is heel waarschijnlijk dat er meerdere versies van onszelf zijn, maar ook meerdere aardes en universa,”zeggen ze. “We kunnen dit echter nooit bewijzen, want we zijn gebonden aan dit universum.” De verschillende universa beïnvloeden elkaar, zeggen ze ook. Dat klinkt boeiend. Maar helemaal begrijpen doe ik het niet. En zij zelf ook nog steeds niet.

Mijn dagelijks leven gaat zijn gewone gang. Overdag schep ik zand, ik stapel met kluiten en hang vogelhuisjes op. Ik kijk naar de bewegingen op de Haak, de dikke vette verkeersader naar Leeuwarden. Soms gaat er een vliegtuig over. ’s Avonds verdwijn ik in een boek. Nu is het een kinderboek over een meisje dat sprongen maakt naar een parallelle wereld. De schrijfster raakte kennelijk geboeid door het onderwerp en heeft er haar eigen verhaal van gemaakt. Ze heeft zich serieus afgevraagd of het wel leuk zou zijn, om naar een parallelle wereld te kunnen springen.
Het meisje en haar andere ik wisselen telkens van lichaam. Het is vooral verwarrend. Het lijkt voor buitenstaanders een groot avontuur, maar voor haarzelf zit is het een grote opgave om de kluts niet kwijt te raken. Dat is wel goed bedacht van de schrijfster. We moesten maar blij zijn, dat we niet onbeperkt heen en weer kunnen reizen naar andere werelden. Mensen willen toch al veel te veel en almaar verder. Daar moest maar eens een eind aan komen, anders valt de hele samenleving uit elkaar. Het is nu al lastig om met iemand af te spreken en dat zou alleen maar erger worden als mensen zomaar verdwijnen naar een ander universum.

Kan dit echt? Een aantal zaken zijn in elk geval bewezen. Atomen staan nooit stil, alleen als je ze bestudeert. Op het moment dat je kijkt, heb je invloed op het atoom. Het atoom bevriest, als het ware. Maar tegelijkertijd gaat de beweging door. Je ziet een bal door de lucht vliegen, maar in een tweede universum is die bal allang gevallen. Tijd is in feite niets anders dan beweging. En nooit regelrecht, het is meer zigzaggend, als een kronkelpad de berg op. Het is allemaal heel raadselachtig, en dat blijft het voorlopig ook. Misschien is dat maar goed.

Uitstapjes naar een parallel universum. Het lijkt een fantasie, goed voer voor schrijvers en filmmakers. Alles wat je wilt kan je in die wereld plaatsen. Ideaal. In de fantasie kan alles. In werkelijkheid is dat nog steeds een stuk beperkter. Die verhalen zijn allemaal fictie, natuurlijk. Toch is een grote groep natuurkundigen het erover eens. Het zou heel goed kunnen zijn dat er meerdere universa naast elkaar bestaan. Op Wikipedia voor kinderen is er ook van alles over te lezen. Vooral over wormgaten. Die blijven spannend, al is het nog steeds een theorie. Wormgaten zijn vervormingen van tijd, in de ruimte. Wormgaten zijn het tegenovergestelde van wat zwarte gaten zijn. Zwarte gaten trekken aan, witte gaten slingeren uit elkaar. Je vliegt als een tornado door het heelal. Via wormgaten zou je door de tijd kunnen reizen. Het voedt de verbeelding. Schrijvers scheppen hun eigen magische wereld, via wormgaten. Er zijn verhalen van een deur die ineens ergens anders op uit komt. Een bekend kronkelpad dat eindigt op een plek die je niet kent. Of je stapt in tramlijn nummer 11, die tot je stomme verbazing steeds sneller gaat, alle haltes voorbij rijdt, de stad uit. Bizarre, onbekende landschappen gaan langs het vensterglas voorbij. Heerlijk om te lezen, ’s avonds na het werk. Even heel ergens anders te zijn, in de verbeelding. Als het daar maar bij blijft.

Stel je voor dat het je lukt, om in een parallel universum te komen. Is dat leuk? Een plek waar de gekapte bomen gewoon door blijven groeien. Dat zie ik dan toch wel graag. En waar je huis ineens de vorm heeft van een ei, dat als een amoebe steeds van vorm verandert. Je zoekt de deur, maar ook de ingang is steeds ergens anders, en soms is hij zo klein dat je er niet meer in komt. Toch wel vervelend. De trein waar je mee reist is toevallig nog hetzelfde, maar de tunnel in de rotswand is ineens weer dicht, terwijl je er in vliegende vaart op af rijdt. Het vliegtuig in de lucht valt plots uit elkaar in losse deeltjes en de grondstoffen keren terug naar de aarde. Het zal vast wel goed komen, maar het lijkt me toch tamelijk stressvol. Maar tegelijkertijd, de gedachte dat niets is wat het lijkt, dat maakt bescheiden. Een mooie bijkomstigheid. Alles wat we maken is zo relatief!

Ik werk aan mijn kronkelpad en plant bomen. Maar ik hoop niet dat je achter dat bochtje op een dag een andere wereld komt. Misschien zou ik eens in mijn dromen kunnen gaan, als uitstapje. Maar verder, laat mij er maar hier, met mijn klompen op de Friese klei. Hoe langer ik hier ben, hoe meer ik ervan houd. Ik kijk naar dat ingenieuze stel atomen, dat de pimpelmees zijn karakter geeft. De verscheidenheid in vormen, de bomen en heesters die ik in de grond plant. De regen valt, de zon schijnt, en heel langzaam zie ik ze groeien. Ik denk, uiteindelijk: snelle tijdsprongen zijn misschien wel spannend, maar ze hebben de liefde niet. En zonder liefde valt alles uit elkaar.

Langs het pad ligt compost en zand. Kruiwagen na kruiwagen schep ik vol. Ik recht mijn rug en beweeg mijn vingers, zodat ze niet stijf worden. Het is deze aarde, waar ik voor zorg. Hier.

.

.

Het boek dat ik lees, is van Dagmar Bach. Het heet: “Dubbelleven” Ik lees nu deel 1, “De verwisselde werelden van Victoria KIng.”

https://www.nationalgeographic.nl/wetenschap/a43443536/wat-is-een-multiversum-multiverse

https://wikikids.nl/Wormgat

https://www.wikihow.com/Contact-Yourself-in-a-Parallel-Universe

.

.

Uit en thuis in veranderend land (Home and away in changing land)

.

Liever wonen in een vernield land dat wordt hersteld, dan in een wild paradijs dat wordt vernield.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you like to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

Ik sta in de nieuwe tuinkas van de zon te genieten, wanneer buurman Jeroen komt aanfietsen. Ik herken zijn silhouet. Zijn blonde haar zit in een staart, zoals altijd. Hij zet zijn vouwfiets tegen een boom en loopt het veld over naar me toe. In de deuropening blijft hij staan. “Zo zeg! Je hebt een hele ruimte erbij! En wat een mooi uitzicht hier.” Je kan goed door de ramen kijken. Ze zijn nog brandschoon. Mijn buurman heeft de bouw niet meegemaakt. Hij is bijna twee maanden weggeweest, naar Amerika. Ik zie hem nu voor het eerst weer terug. “Hoe was het? Ben je blij weer terug te zijn?” vraag ik. “O ja, zeker,” zegt hij. “Toen ik in Canada was had ik het op een gegeven moment wel gehad.”
“O, ben je daar ook geweest?”
“Ja” antwoordt hij “Na vier weken bij Sofie in California ben ik naar Vancouver Island gegaan, met een vriend in de auto.”
“Oei,” zeg ik bezorgd, “daar wordt veel gekapt hè?”
“Ja,” bevestigd hij “De mensen daar menen: O wij hebben hier zoveel, wat maakt het uit….” Triest kijkt hij naar de horizon. “Zo zonde. Zúlke bomen gaan er om!” Hij spreidt zijn armen wijd om een onzichtbare boom, als een postume omarming.
“Ik weet het.” zeg ik. “Ik heb het vorige zomer nog bestudeerd, toen er in die streken 50 graden Celsius werd gemeten. Stukken gelezen, filmpjes bekeken. In de herfst waren er in diezelfde gebieden flinke overstromingen. Hoe zit het met de bomen, dacht ik toen. Kaalkap en verstoringen in het weer hebben veel met elkaar te maken. Het is niet alleen maar een CO2 verhaal.”
Jeroen haalt zijn wenkbrauwen op. “De veranderingen zijn daar in elk geval veel extremer dan hier. Ik kan het niet aanzien, dat die mensen nog geen enkel besef hebben van de enorme waarde van alles wat hen omringt. Al die prachtige wouden… Ik ben blij dat ik weer terug ben.”
Het was in elk geval een opgewekte thuiskomt met goed nieuws. Zijn gezicht verandert meteen van uitdrukking. Vrolijk vertelt hij wat hij gehoord heeft. De Greidhoeke moet een biologische regio worden. Europa heeft geboden dat Nederland veel meer natuurinclusief boerenland moet creeëren. Acht regio’s in Nederland zijn daar gelijk op ingehaakt. Ook bij ons, in de Greidhoeke bundelen de krachten zich. De bodem moet worden verbeterd. Het moet open land blijven, een paradijs voor de weidevogels. Ook Jeroen is daar al heel lang mee bezig, voor zijn werk.

.

.

Jeroen kijkt om zich heen. De kas is pas net klaar. Het witte zand ligt nog op de tegels. “Best groot,” zegt hij, “Dus hier ga je van alles voorkweken. Mooi zeg.” Ik knik. “De stellingkasten en de zaaitrays liggen al klaar. De compost ook.” Ik denk even na, om dan verder te gaan: “Weet je,” begin ik “Ik woon veel liever in een land dat omgeschept, leeggepompt, uitgemolken en verstoord is en waar de mensen werken aan herstel. Dat liever dan wonen in een prachtig wild gebied dat voornamelijk afgebroken wordt. Ik heb gehoord dat ze wel bomen terug planten, maar dat is niet te vergelijken met de reuzen die zijn omgegaan.
“Ja,” zegt Jeroen bedachtzaam. “Wij zitten hier al in een volgende fase.”
“Gelukkig wel…” zeg ik. Het klinkt als een ademtocht. We kijken beide naar buiten. De weiden zijn weids en groen. Straks zullen de halmen weer wuiven, tussen de lichte opgroeiende stammen van pas geplante berkebomen. We maken er wat moois van, langzaam maar gestaag. En ook in Canada zal de natuur herstellen, ooit.

NEDERLANDS:

ENGELS:

Rather live in wasted land thats being restored, than in beautifull wild nature that’s mainly in the proces of being destroyed.

Levende wegen

.

.

Ik ben geen reiziger. Ik verzamel verhalen en ik help met het scheppen ervan. “Het rijdende verhalenhuis,” staat er op mijn wagen. Dat klopt. Mijn huisje kàn rijden. Maar ik kies ervoor om te blijven. Deze tijd vraagt daarom. (Luisteren naar het verhaal kan ook, via de knop onderaan de tekst.)

Verdorie, trap ik alweer met mijn klomp in een diepe plas. Ik sta in de wei, met de spade in de hand. Je ziet het niet. Al dat regenwater is verborgen onder het lange gras. Je trapt er in zonder dat je er erg in hebt. En die arme meidoorns staan te verzuipen zonder dat ik het in de gaten had! In het midden van het land heeft zich een ondiepe kom gevormd, daar watert het niet af, ondanks de greppels. Langzaam voel ik mijn sok nat worden. Het regent dikke droppels en ik graaf door. Het moet nu gebeuren, want de pas geplante meidoorns redden het anders niet. Een mooie grote struik is er erg aan toe. In een paar uur tijd zijn de blaadjes bruin gekleurd. Gelukkig zag ik het. Voor deze ene is het vast te laat, maar voor de anderen misschien nog niet.

Aan mijn klompen kleven grote hompen klei. De modder kruipt over het randje heen, mijn natte sokken in. Stom, ik had mijn nieuwe laarzen aan moeten doen. Nou ja, het geeft ook niet. Ik heb het op tijd gezien, dat is belangrijk. Ik graaf kuilen en sleuven, waar het water in kan. Sleuven, slenken en wadi’s, tussen de jonge boompjes door, langs het kronkelpad.

Ik maak het pad niet, het ontstaat. De aarde zit vol geheimen, die zich gaandeweg onthullen. Kuilen, wortels, verborgen zaad. De gang van een mol of het huis van een groep duizendpoten. Ik kan de aarde mijn wil opleggen. Een betegeld pad maken, regelrecht naar perken die ik heb afgebakend. Perken met mijn voedsel. Wat ik wil eten. Ik ben de ontwerper en de baas. Het kan best, nooit meer moddersokken in mijn klompen. Maar ik doe het niet. Ik doe het anders. De aarde en ik zijn steeds in gesprek. Het is geven en nemen, en ik maak kleine stappen. Langzaam vinden we een vaste loop, langs de heuvel, om de kuilen heen. Een pad als dat van de hazen. Elke ochtend rennen ze, ik zie ze tikkertje doen. Daardoor blijven de paden vers, want anders groeien ze dicht.

Zo maak je een Verhalenpad. Niet door te betegelen, want al die rijen tegels maken geen verhalen, ze pletten ze. Een Verhalenpad is een gesprek met de aarde, met de mensen, met wie je oploopt. Sommige mensen denken dat ik een reiziger ben, en een verhalenverteller. Maar ik ben geen reiziger. Ik verzamel verhalen en ik help met het scheppen ervan. “Het rijdende verhalenhuis,” staat er op mijn wagen. Dat klopt. Mijn huisje kàn rijden. Maar ik kies ervoor om te blijven. Deze tijd vraagt daarom. In Nederland is ruimte schaars. In smalle kaalgeschoren bermen is nauwelijks ruimte voor bloemen en beestjes. Ik kan daar overnachten met mijn huisje, in dat smalle strookje, naast de weg. Auto’s en trekkers rijden vlak langs me heen. Soms word ik uitgenodigd. Die mensen hebben een oase gemaakt, om hun huis. Een plek waar je op adem kan komen en waar een palet aan verhalen zich kan wortelen. Ik kan hun gastvrijheid genieten, we kunnen onze verhalen delen en genieten van een vol glas wijn. De eerste avond is prachtig, de tweede is mooi, de derde misschien ook nog wel. Maar daarna raakt de wijn op. Als ik te lang blijf, dan teer ik op hún verhalen. Alles wat zij met vuur en vlam hebben verdedigd, of met veel zweet hebben onderhouden. Het kost moeite om iets voeten in aarde te geven, het afbreken ervan gaat duizend keer sneller. Toerisme is daarop gebaseerd, wandelen op verhalen van anderen. Er worden steeds meer wegen aangelegd om die verhalen van anderen te bereiken. Wegen die weer andere verhalen pletten. Het is een dodelijke weg, die ik niet wil berijden.

In een tijd dat levende verhalen schaarser en schaarser worden, wil ik ze scheppen. Op dit postzegeltje land maak ik het begin van een nieuw, levend pad. En ooit, als alle mensen ontdekt hebben dat het paradijs onder hun eigen voeten ligt, ja, dan zal ik vertrekken en de verhalen aan één kunnen rijgen. Het Rijdende Verhalenhuis zal eindelijk weer rijden op een pad dat bloeit van scheppingskracht. Zal ik dat meemaken? Misschien is dat wel nooit. Dan geef ik mijn stokje door aan een jonge zielsverwant. Een twintiger, die het begrijpt. Ik ontmoet er steeds meer en elke keer ben ik verrast.

Soppend in mijn klompen loop ik terug over het pad, dat zich vormt door mijn voetstappen. Het regent nog steeds en het is koud. In de kou groeit alles trager. Het maakt niet uit. Ik heb de tijd.

.

.

Presentjes bij vertrek

Ò.

Er staan mij onderweg meerdere presentjes te wachten. De nacht op dit unieke plekje is er óók eentje van. Een wereldplek. Met deze aardbol als symbool van de gemeenschap, die het leven met elkaar verbindt.

.

Luister hier naar het voorgelezen verhaal van 7 minuten.

.

Ik ben terug bij Annemarie om bij te komen van een onrustige week. Onderweg zijn is niet altijd makkelijk. Het is belangrijk om geconcentreerd te blijven. Hoe is de situatie, wil of kan  ik hier blijven of niet. Dat is altijd in beweging. Soms wordt het constant waakzaam zijn me teveel. Maar bij Annemarie kan ik altijd terecht. Tussen de heggen naast haar oprit gebeurt niet veel. Er vliegt een groepje mussen en mezen rond. Er is een steenmarter, die tussen mijn houtvoorraad piest. Dat zijn de meest opmerkelijke gebeurtenissen. Dit lijkt misschien saai, maar voor mij is saaiheid onontbeerlijk om de stroom aan indrukken te verwerken en opnieuw richting te kiezen. Alleen in rust schrijf ik verhalen, maak ik een film, een gedicht, een lied of een tekening.

Er zijn zes dagen voorbij. De onrust is bezonken, de prullenbakken zijn geleegd. De keuken is gepoetst en de was is gedaan. Ik heb een hele berg houtbriketten geladen in mijn huisje, achter mijn kachel. De nachten worden kouder en ik zal ze nodig hebben. Vandaag is de dag van vertrek. Ik wil weer de weg op! Ik heb heerlijk geslapen. De egaal grijze lucht is niet erg vrolijk, maar ik ben het wel. Graag ben ik bereid om mijn vrolijkheid te delen. Er zijn immers altijd mensen die stoppen. Die naar me toekomen, het tuinpad af. Of staan te zwaaien voor het raam.
Ik ga niet zomaar weg, ik heb een doel. Ik ga terug naar Bears. Naar de camping van Jochum, waar ik een jaar geleden stond. Dit is de plek waar ik toen mijn reis begon. De reis met de vele ontmoetingen. De unieke verhalen van boeren en dorpelingen zijn nu verweven met mijn eigen verhaal. Dit is de plek waar ik me voorbereidde, waar ik de eerste zinnen schreef voor het boek: ‘Lang kantelende wegen.’ Op diezelfde plek, op deze camping, ga ik de presentatie voorbereiden. Ik zal mensen opzoeken, die ik vorig jaar heb ontmoet. We kunnen bijpraten. Er is alle tijd. De presentatie is pas over twee maanden.

Ik rijd de weg op. De motregen is opgehouden en het wordt al iets lichter. Annemarie loopt naast de wagen met haar twee kleinkinderen. Ze lachen en de kleinste holt op een drafje mee met haar kleine beentjes. „Daar gaan we dan!“ roep ik. En ik loop naar de bel en slinger de klepel flink heen en weer. „En nu is de reis ingeluid!“ grinnik ik. „Tot ziens!“ roep ik luid.
Ze zwaaien nog een laatste keer. Dan draaien ze zich om. En ik loop verder, over het natte asfalt. Het is een reis van 38 kilometer. Ik doe 10 km per dag, en praat onderweg met allerlei mensen. Sommigen vertellen me hun levensverhaal, anderen praten over toekomstdromen of over de wereld. Anderen kijken alleen maar. Weer anderen gluren meteen door de ramen. Dat vind ik niet erg. Ik houd van nieuwsgierige mensen en neem de tijd voor ze. Maar rust op zijn tijd is onontbeerlijk!
Na een kilometer gelopen te hebben staat er een man naast de weg. Hij zet zijn fiets op de standaard en komt naar me toe lopen. Ik sta stil en kijk hem nieuwsgierig aan. „Ik heb je al eerder ontmoet,“ zegt hij „Ik vind het zo mooi wat je doet, ik wil je iets geven.“ Hij stopt zijn hand in zijn zak en haalt er een briefje van vijftig uit. Verbaasd kijk ik naar het bruine papiertje in mijn hand. „Wat een hartelijk gebaar!“ roep ik uit „Dat heeft nog nooit iemand gedaan!“ De man grijnst stil voor zich uit, met zijn ronde gezicht. Hij loopt terug naar zijn fiets en kijkt nog eens om naar mij. Ik sta nog steeds met open mond te kijken. Tot hij wegfietst. De lange weg af.

.

 

Spiegel van het verleden

.

.

Luister hier naar het voorgelezen verhaal van 9 minuten.

.

Dit jaar maakte ik een wandeltocht in Friesland. Onderweg kreeg ik gezelschap van een bijzondere reisgenoot.

“Tocht langs kantelende wegen,“ dat is de titel van het boek, dat ik schrijf. Dit jaar maakte ik een tocht van drie maanden, door het Noorden van Friesland. Mijn wielen rollen over kantelende wegen. Hoe sneller een auto gaat, des te schever is het wegdek als je de bocht om gaat. Dat percentage is berekend, en wordt overal toegepast. Het houdt je voertuig in balans. Eigenlijk heet het “verkanting” maar ik vind kanteling toepasselijker. De wegen kantelen steeds vaker, want het verkeer gaat hard.
Maar ik ben geen snelle weggebruiker. Ik ben een voetganger met een elektrische mover van 150 kilo aan de hand en daarachter een Wandelhuis. Ik ga maar 3 kilometer per uur.
Alles gaat sneller en sneller. Voor mij is dat een metafoor. Want de kantelingen gaan verder dan de weg alleen. Het is een tijd van kantelingen, waarden die lange tijd heilig waren, werken niet meer.

Door langzaam te reizen, hoop ik die veranderingen te kunnen zien, de kiemen van wat er komt. Op mijn eerste reis heb ik veel gezien en bijzondere dingen meegemaakt.

Elke dag beschreef ik het landschap en de ontmoetingen die ik had. Ik hoopte dat ik onderweg gesprekspartners zou ontmoeten, die met me mee zouden wandelen. Maar ik liep alleen. Dat bleek precies het juiste. Er was namelijk een andere reizigster, die met me meeging. Gaandeweg ontdekte ik haar. Een vrouw die lang geleden leefde, Auck van Hearsma. Zij leefde van 1705 tot 1786. Ze leefde óók in een tijd van kantelingen. De kerk verloor steeds meer macht. Het was de tijd van de Verlichting, van het intellect en de waarneming. Het was de tijd van Eise Eisinga die met verbazingwekkende precisie zijn planetarium bouwde, een kopie van ons zonnestelsel in beweging. En vooral was het een tijd van groeiend zelfbewustzijn en opstanden.

Auck groeide op in een adellijke familie en trouwde op haar 25e. Kinderen kreeg ze niet. Haar man stierf toen ze 37 was. De mijne ook en ook ik had geen kinderen. Ze hield net als ik, van eenvoud en was nieuwsgierig en intelligent. Ze maakte lange voettochten door Friesland. Van opsmuk hield ze niet, en de dikke lagen lange rokken, die de andere adellijke vrouwen droegen vond ze verschrikkelijk. Ze ging zelfs zo eenvoudig gekleed, dat ze soms zelfs werd weggestuurd met de woorden: „Aan de deur wordt niet gekocht!“

Door haar word ik een andere tijd ingeleid. Ze maakt veel mee. Haar man is zeven jaar overleden, wanneer de pleuris uit breekt, aangestoken door de rellen in Groningen en de rest van het land. In de rest van Nederland zijn ook opstanden, maar die zijn anders van karakter. Men eist daar vooral een nieuwe stadhouder. In Friesland is al een stadhouder. Hier hebben de mensen andere wensen. Eisen, die uiteindelijk pas in 1852 gemeengoed zullen worden.

Door haar kom ik terecht tussen woedende boeren, die niet alleen belastingverlaging eisen, maar ook stemrecht voor iedereen, een einde aan de bonussen, in die tijd “tractaten“ genoemd. Ze eisen een einde aan de vriendjespolitiek, waarin de adel elkaar bijbaantjes geeft, en onder elkaar het geld verdeelt wat uit belastingen wordt verdiend. Er staan meer eisen op het lijstje, maar deze vind ik het meest opmerkelijk, vanwege hun gelijkenis met onze tijd.

Verbaasd volg ik haar verhaal. Ik denk aan de gele hesjes en de maatschappelijke verontwaardiging over bonussen. Ik denk aan grote bedrijven als Amazon, Bayer-Monsanto, Shell, die net zo machtig lijken te zijn als de 28 adellijke families die in de tijd van Auck in Friesland woonden.
En is het spoor van de Verlichting ten einde? Ik denk het niet. Ik denk aan al die mensen, die niet langer willen dienen als een radertje in de groei-economie, die op zoek zijn naar hun authentieke zélf, en die hun eigen beslissingen willen nemen.

De Verlichting betekende in de zeventiende en achttiende eeuw een tijd voor persoonlijke groei. Door de industrialisatie groeide ook de materiële welvaart. Dat heeft veel opgeleverd. Maar we zijn te ver doorgeschoten en het heeft ons op een dood spoor gebracht. En nu onderzoeken we wat werkelijk van waarde is.

Auck geeft niet om geld. Toch stroomt het van alle kanten naar haar toe, want haar rijke zwager, die tal van lucratieve bestuursbaantjes heeft gehad, heeft geen kinderen. Ze sterft in haar landhuis in Menaldum. Op haar erf lopen allerlei dieren rond, halfwilde zwijntjes, runderen, kippen, en honden, alles dwars door elkaar heen. Zelfs in huis lopen ze. Haar laatste wens is dat al die dieren om zich heen te hebben. Haar trouwe huisknecht doet wat ze vraagt. Hij opent alle deuren en ramen, en drijft de dieren haar slaapkamer in. Omringd door haar levende have blaast ze de laatste adem uit.

Zal ik ook zo eindigen? Mijn tijd is nog niet gekomen. Gelukkig maar. Mijn reis is nog maar net begonnen! En er is nog veel te doen.

.

.

Ik schreef dit  voor tijdschrift ZOZ van Omslag, maar mocht het ook voor mijn blog gebruiken

.

Verhalen als paddestoelen

.

.

Reizen en verhaal maken is een inspannende bezigheid. Elk gesprek kan belangrijk zijn en wordt opgeslagen in het geheugen, inclusief gezichtsuitdrukkingen en omstandigheden. Soms zijn dat wel tien of twintig gesprekken per dag, kort of lang. En steeds weer moet je kiezen.

.

Luister hier naar het gesproken verhaal, met tussendoor muziek van eigen hand. (5 min)

.

De hoge haag omringt mijn woonwagen. Het is nu geen wandelhuisje meer, het is een wooncocon, en rondom went het dierenleven aan de nieuwe omstandigheden. De koolmezen weten inmiddels, dat er zaad uit de deur komt. Niet elke dag, maar af en toe. Ik geniet van hun verkenningstochten in de heg, buitelend en fladderend van tak tot tak en eronder, op de grond. Ook de mussen laten steeds weer van zich horen en een enkele roodborst fluit zijn lied dwars door het gekeuvel heen.
Binnen brandt de kachel. Ik schrijf en wanneer ik niet schrijf, wandel ik tussen de plassen en de rietvelden.

Soms word ik overmeesterd door een lome slaperigheid. Ik geef me er graag aan over, vooral in de avond doe ik het liefst helemaal niks meer. De vliegen weten inmiddels dondersgoed dat het buiten koud is en blijven alle 56 binnen.

Ik lig op de bank en voel ze. Met een stuk of wat tegelijk kriebelen ze over mijn armen. Met ogen dicht probeer ik ze te tellen, waar voel ik wat? Eigenlijk is het tantra voor gevorderden. Haha. Zal ik ze ooit dood slaan? Eigenlijk heb ik liever dat de spinnen ze opeten.

Het is heerlijk toeven in mijn huisje, nu ik even niet meer weg hoef. Het is geen wonder dat ik leeg ben, na wekenlang in een toestand te hebben verkeerd van waakzaamheid. Niet vanuit gevoel van onveiligheid of angst, nee, ik ben niet bang alleen. Het is het feit dat overal zaden voor verhalen zijn, die wortel kunnen schieten. Alles wat ik meemaak kan een schakel betekenen in het boek. Tegelijkertijd beïnvloeden mijn keuzes het verdere verloop van de reis en het verhaal.

En nu is het herfst en bladeren verschrompelen en verkleuren. In de ochtend kruipt een koude mist over de velden en langzaam maar zeker trekt het leven zich terug in zichzelf. De verhalen die ik verzamelde, verdiepen zich, maken lange draden in de aarde. Draden verbinden zich, en wat ooit begon met een gesprek of iets wat ik zag vanuit de hoek van mijn oog, groeit. Verhalen bloeien op als paddestoelen die uit de verzadigde bodem breken. Ze vormen een deel in het geheel van constante verandering. Onderwerpen verweven zich, kwetsbare volkeren, mensen in de knel, de bodem onder onze voeten, hoe alles groeit en bloeit, en dan wij, hoe wij hier zijn en onze gang gaan.

Ik schrijf en kijk naar buiten. De zon is bijna onder. Ik stop een dikke tak in de kachel en zet een keteltje water op. Tijd voor koffie.

 

Vraagje:  Hoe vinden jullie de zwart wit tekening? Dit is er een die ik voor mijn boek ga gebruiken. Ik weet nog niet of ik hem ga inkleuren met pastel, of niet. Misschien worden het zwart-wit tekeningen omdat dit makkelijker is bij het drukken, misschien ook niet, omdat kleur toch essentieel kan zijn.

De gedachte bij dit beeld: Het fundament van de samenleving zijn de mensen zelf, als het netwerk aan schimmeldraden met hun veelheid aan paddestoelen. 

.

Ik dacht dat ik er was

  • .

.

 

Luister hier naar het gesproken verhaal van 13 minuten.

.

De regen tikt op het dak van mijn wooncocon. Ik lig op de bank te luisteren en rust uit van de wekenlange reis. Ik ben bek af. Soms lijkt het wel of alles meewerkt om de vaart er in te houden, om je opdracht af te maken, maar zodra de laatste stap is gezet, dan komt de punt erachter, of je het wilt of niet. Het is een dikke vette stip, alsof de laatste inkt uit je pen wegloopt en onherroepelijk zegt: “Nu doen we helemaal niks meer.”

Tien weken liep ik met mijn wandelhuis door Friesland. Heel Noord-West Friesland liep ik door, langs korenvelden, pittoreske dorpjes met al hun torentjes en langs de zeedijk. Ik sprak huismoeders en kinderen, vrijheidzoekers, boeren en kunstenaars, geïnteresseerde techneuten en gemoedelijke oude vrouwen. Allemaal genoten ze bij het zien van mijn wandelhuisje, de één om de techniek, de ander om het schattige, de grijze dame om de antieke fruitschaal die ik op mijn tafel heb staan, van lichtgrijs keramiek met blauwe bloemen.
En nu staar ik naar buiten. Het lichtblauwe tafelkleed is nat van de regen. De doppinda’s liggen verzopen op de bodem van de fruitschaal en een paar appels zijn gaan rotten. De zomer is voorbij. Achter de dunne rij bomen staat hoge mais op de akkers. En ik zit hier en kijk ernaar door het raam van mijn deur, ik kijk naar rijpende mais in de regen. De laatste dag van mijn reis was net als vandaag, urenlang bleef het zachtjes regenen. Ik kan me elke stap bijna nog herinneren.

Ik loop Heerenveen uit, de weg die ik moet gaan ligt voor me. Maar regelmatig sta ik stil. Mijn huisje lijkt te werken als een zonnestraal. Ondanks het miezerige weer komen er mensen naar me toe en ze vergeten de regen wanneer we samen van gedachten wisselen. Wat heb ik veel mensen gesproken in die tien weken! Ik verlang naar het eindpunt, naar rust, maar toch raap ik tot het einde toe mijn aandacht bij elkaar om met de vonk van enthousiasme elk gesprek levendig te maken. Alleen wanneer een Jehovagetuige mij zijn kaartje geeft en vraagt hoe ik erover denk, vind ik het welletjes. “Bedankt,” zeg ik, “Maar ik ben op weg naar mijn eindbestemming en ik moet nog twee uur lopen.”
En ik loop verder, de kronkelige weg naar Rotstergaast, me vergapend aan de vele bosjes en bomen langs de weg. Het gevarieerde landschap is zo anders dan het weidse noorden waar ik doorheen trok! De open vlakte is prachtig en de wolkenluchten blijven altijd boeien. Maar de wijde vlakte is ‘s winters onherbergzaam en dit gebied is veel vriendelijker. Het is een goeie plek om me te vestigen, tijdens de gure maanden die komen gaan.

Nog even en ik ben bij mijn vriendin Annemarie, dat is mijn eindbestemming. De motregen heeft mijn haren nat gemaakt en mijn groene regenjas is donker van het vocht. Er komt een rode opel voorbij, de wielen spetteren met veel lawaai op het natte asfalt. Vlak naast me stopt de auto en een blonde vrouw draait het raampje open. “Ben je op weg naar mijn camping?” vraagt ze me, “Naar de Frije Fries?” Ik zeg dat ik op weg ben naar het huis van Annemarie Elout. ”Het is de bedoeling dat ik daar ga staan.“ Ze knikt. “Maar als het niet lukt kun je ook wel bij mij staan hoor! Het is maar een kilometer verder,” zegt ze. Ik vraag of ik er ook voor langere tijd kan blijven. Ze knikt hartelijk en rijdt gauw weer verder.

Zal ik het huis van Annemarie herkennen zodra ik het zie? Nieuwsgierig loop ik door. Dan zie ik het, gemaakt van oude geeltjes, precies zoals ik me herinner, pal na de scherpe bocht. Ze staat net op de oprit en kijkt met open mond naar mijn woonwagen. Haar haar is nog witter geworden dan het al was en haar blauwe ogen kijken bewonderend naar wat ze zien. De kleuren maken veel indruk op haar. Ik blijf staan op de smalle weg en wacht tot ze is uitgekeken. Ze komt naar me toe gelopen en de begroeting is alsof we elkaar gisteren nog gezien hebben, terwijl het toch al jaren geleden is.
Dan lopen we samen de oprit op en we schatten de situatie in. Lukt het om hier in te parkeren met mijn wandelhuisje, kunnen we hier een plekje maken? Het lijkt erg krap te zijn en we nemen niet de moeite om er lang op te studeren. “Ik zou doorlopen naar de camping, daar heb je veel meer ruimte,” zegt ze. Samen lopen we door en de blonde eigenaresse assisteert ons naar een goede plek. Ze is gelijk weer weg, want ze heeft het erg druk, net als Annemarie, die ook meteen de benen neemt. “Kom je straks naar me toe?” vraagt ze “Gaan we samen eten!”

Het is een paar dagen later. Ontspannen kijk ik uit het raam. Het veld is omlijst met hoge bomen en hier en daar groeit een haag van hoge struiken. De vlier, meidoorn, bramen en abelen hebben zich tot een dicht netwerk aaneen gevlochten en ik sta er dicht tegenaan, om zoveel mogelijk van de luwte te profiteren. Straks komen de herfststormen weer en ik weet hoe heftig dat kan zijn.
De regen is opghouden en een waterig zonnetje schijnt tussen de sluierwolken door. Ik strek me uit op de bank en kijk naar de bladeren door mijn dakraam. Ik heb goed geslapen vannacht en ben al minder moe dan toen ik aankwam. Ik vraag me af of ik deze week met het boek zal beginnen. Ik kan bijna niet geloven dat dit mijn plek is voor deze winter. Ik moet eigenlijk een houtvoorraad gaan bestellen voor de kachel, maar kan er niet toe komen het te doen.
Op dat moment klopt de eigenaresse van de camping aan. “Zullen we even praten,” zegt ze “Ik wil graag duidelijk hebben wat je bedoeling is. Op 1 november sluit de camping.” Ik kijk haar verbaasd aan. Ze vertelt dat ze rust nodig heeft na elk kampeerseizoen en dat begrijp ik. “Dus ik heb nog zes weken,” reken ik uit. Ze denkt na en knikt. Ik ben niet lang van mijn stuk gebracht. Het is immers al duidelijk waar ik heen kan en dat is helemaal geen slechte oplossing.
“Ik ga meteen Annemarie bellen, er is vast wel een mouw aan te passen,” zeg ik. “Ik ga er naar toe zodra het kan,” zeg ik en ik leg uit waarom. De blonde vrouw knikt, ze snapt wel dat ik mijn bivak op wil slaan, op een plek waar ik kan blijven. Dan pas is er rust. En rust, dat willen we allemaal, om ons te bezinnen op de komende winter.

Even later heb ik Annemarie aan de lijn. “Over twee weken heb ik pas weer tijd,” zegt ze “Maar ik vind het gezellig als je bij mij komt staan. Morgen praten we verder, okee?” Prima, zeg ik en leg op. Annemarie is een open en directe vrouw, je weet wat je aan haar hebt. Ze is een bezig baasje en heeft een ruime interesse. Daar mag ik graag op het erf staan.
Ik pak mijn fiets en rijd naar haar huis. Ze is er niet, maar ik kan wel kijken. Bij nader inzien valt de ruimte best mee. Als ik op de strook gras, pal naast de hoge heg ga staan, dan kan de zon zelfs in de winter over het dak van het huis heen schijnen, mijn kamer in. We moeten alleen een beetje opruimen en snoeien en dan kan het best. Ik sta er naast de oprit en iedereen kan er makkelijk langs. Wat gek dat ik dat eerder niet zag.

Ik dacht dat ik er was, maar ik ben er nog niet. Het lijkt op een grapje, als een muziekstuk waarvan je denkt dat het is afgelopen en dan er komt nog wat. Je houdt je adem in, is dit echt het einde? Mag ik nu gaan applaudisseren? Ja, ik zal er op proosten, wanneer de laatste meter is afgelegd en ik de plek bereik om de winter door te brengen. Niets is vanzelfsprekend, voor een mens die onderweg is en elk geluk is het vieren waard.

.