Feestelijke verkenningstocht . . (Festive exploration)

Mensen op het oogstfeest doorbreken het weerspiegelde riet in de ochtendmist. Het is zoals elke dag, het begint en eindigt met stilte en daartussen gebeurt het.

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you like to read the ENGLISH translation? You can find it underneath.

Het is nog vroeg. In de ochtendschemering hangt de mist over de weilanden. Zo vroeg is het, dat alles zwijgt in de vochtige lucht. Het Verhalenpad ligt er stil bij, geen torenvalken zweven er, geen zwaluwen scheren kwebbelend langs de bult. Ook de zwerm mussen is er niet en de puttertjes hangen nog niet in de kaardebollen. Ik kom uit mijn wagen, net wakker. Ik kijk om me heen. Het belooft een zonnige dag te worden. In mijn pyjama kruip ik langs het schot, waar de koekoeksbloem tegenaan hangt. Een spinnenweb kleeft in mijn gezicht. Dezelfde spin, hetzelfde plekje, tussen de wand en dat loshangende draadje. Vandaag ga ik niet naar mijn opgroeiende sprookjesbos. Vandaag ga ik er op uit. Ik ga naar het oogstfeest in Snakkerbuorren. Daar heb ik al veel van gehoord. Er zijn schilders aan het werk, er is live muziek en er is zelfgebakken taart. Daar houd ik van. Alledrie.

Ze staat in een hoekje achteraf, vlak bij het winkeltje. Op haar doek zie je een schuurtje, gezellig in de zonneschijn. Het hout is grijs geworden. Hetzelfde schuurtje zie ik aan het einde van de steeg. De lucht is stralend blauw, maar zij heeft er een donkere wolkenlucht van gemaakt. Het steegje licht stralend op tegen dat duister. Een roodbruine middenkleur vormt de ondergrond. “Ja, ik houd van die kleur, om mee te beginnen,” zegt ze als ik ernaar vraag. Ik stel allerlei vragen en de vrouw antwoordt met plezier. “Ik wil niet alleen maar naschilderen.” zegt ze. “Ik wil het nu wel eens vanuit mezelf. Iets creëeren wat er nog niet was. Meer dan alleen een plaatje…”
Verderop staat een man met een zelfgemaakte ezel. Het palet is ook eigen fabrikaat. Groot en wit is het. Met een heleboel kleine kloddertjes erop. Het ding glimt van nieuwigheid. “Ze zijn altijd te klein,” zegt hij. Ik knik begrijpend. “Zelf maken dus. Dat knoop ik in mijn oren,” zeg ik en loop verder.
Een stuk verderop hoor ik zingen. “Country road, take me home….” Het zijn lage vrouwenstemmen. Ik loop erheen en zing er helder bovenuit. Fijn als je mezzo bent, dan kan je kiezen, laag of hoog. Onder de zangers is een stevige zwarte vrouw. Ik kijk haar aan terwijl ik uit volle borst de tweede stem zing: “West Virginia, mountain mama” Ik kijk naar haar en zij naar mij. We gaan er allebei van stralen.

Na de hele zomer werken is het goed toeven op dit oogstfeest. Ik voer het ene gesprek na het andere, tot het me te druk wordt. Een dikke stroom mensen golft naar binnen terwijl ik mijn fietsslot openmaak om weg te gaan. En terwijl ik dertien kilometer terug fiets, denk ik aan de liedjes en schetsen die ik thuis heb liggen. Ja, denk ik. Ik ga ermee door. Liedjes van beelden maken, beelden van liedjes. Putten uit het grote palet van kleur en klank, putten uit de bron van verleden, heden en toekomst. Alles begint bij de verbeelding. Zonder verbeelding zijn we niets anders dan de slaaf der gewoonte. Een sprong kan je niet maken, als je je het niet eerst hebt voorgesteld. Als je spieren zich niet hebben voorbereid op de inspanning. Je ogen schatten de afstand, en jij maakt je klaar. Dat kan lang of kort duren. En ik, ik schilder een lied ter bemoediging. Voor de ander, voor mezelf, voor alles. Alleen en met elkaar. De wereld heeft kunst nodig.

Thuis kwetteren de mussen boven de voedertafel. Koolwitjes fladderen boven het raapzaad, vliegen omhoog de lucht in, maar komen steeds weer terug. Net als ik. Steeds weer terug. Eigen haard is goud waard..

Liedje: Onder mijn bed. (Song)

Het verhaal.

.

FESTIVE EXPLORATION

It’s still early. In the morning twilight the fog hangs over the meadows. It is so early that everything is silent in the damp air. The Story Path is quiet, no kestrels hover, no swallows skim chattering along the hump. The swarm of sparrows is not there either and the goldfinches are not yet hanging in the teasels. I got out of my car, just woke up. I look around. It promises to be a sunny day. In my pajamas I crawl along the bulkhead, where the cuckoo flower hangs against. A spider web sticks to my face. The same spider, the same spot, between the wall and that dangling thread. Today I am not going to my growing up fairy forest. Today I’m going out. I’m going to the harvest festival in Snakkerbuorren. I’ve heard a lot about that. There are painters at work, there is live music and there is homemade cake. I love that. All three.

She is standing in a corner at the back, near the greengrocer. On her canvas you see a shed, cozy in the sunshine. The wood has turned gray. I see the same shed at the end of the alley. The sky is bright blue, but she has turned it into a dark cloudy sky. The alley glows radiantly against that darkness. A red-brown middle color forms the background. “Yes, I like that color, to begin with,” she says when I ask. I ask all kinds of questions and the woman answers with pleasure. “I don’t just want to repaint.” she says. “I want to do it on my own now, in the future. Create something that wasn’t there before. More than just a picture…”
Ahead is a man with a self-made donkey. The palette is also own manufacture. It is big and white. With a lot of little blobs on it. The thing gleams with novelty. “They are always too small,” he says. I nod understandingly. “So make it yourself. I’ll tie that in my ears,” I say and walk on.
A little further on I hear singing. “Country road, take me home….” They are low female voices. I walk over and sing clearly above it. Great if you are mezzo, then you can choose, low or high. Among the singers is a big black woman. I look at her as I sing the second voice: “West Virginia, mountain mama” I look at her and she at me. We both shine.

After working all summer, it is good to relax at this harvest festival. I have one conversation after another, until it gets too crowded. A thick flod of people streams in as I open my bike lock to leave. And as I cycle thirteen kilometers back, I think of the songs and sketches I have lying around at home. Yes I think. I am going to do it. Making songs from images, images from songs. Drawing from the large palette of color and sound, drawing from the source of past, present and future. Everything starts with the imagination. Without imagination we are nothing but the slaves of habit. You can’t make a leap if you haven’t imagined it first. If your muscles have not prepared for the effort. Your eyes estimate the distance, and you get ready. That can take a long or short time. And me, I paint a song of encouragement. For the other, for myself, for everything. Alone and with each other. The world needs art.

At home, the sparrows chatter above the feeding table. Cabbage whites flutter above the rapeseed, fly up into the air, but keep coming back. Like me. Coming back, again and again. Your home is your castle.

Brief aan de kunstenaars

Een verhalende sollicitatiebrief

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

There is no english translation today.

.

.

Dag mensen,

Het is bijzonder, om weer terug te komen in Leeuwarden, na meer dan dertig jaar. Ooit studeerde ik hier op het Groot Schavernek, voor docent drama, en woonde bij de start van de Elfstedentocht. Die ik helaas nooit heb meegemaakt. Nu keer ik weer als breed georiënteerd kunstenaar, met een verhaal. Het is best lang, dat verhaal. Maar het laatste stukje ervan zal ik vertellen.

In 2020 kwam ik aan, met mijn Rijdende Verhalenhuis, in Bears op Ecocamping de Swetteblom. Boer Jochum heette me hartelijk welkom, met zijn woeste bos grijs haar. Ik had een reis gemaakt van drie maanden, door het Noorden van Friesland. Het boek dat ik schreef werd feestelijk gepresenteerd en kwam zelfs terecht in de bibliotheek. Een boek dat mijn band met de aarde verkent, vol ontmoetingen. Het boek waarin een ieder kan lezen wie ik ben en op welk pad het lot mij bracht. Het was een lange weg, met veel hobbels en kuilen. Maar het maakte me authentiek, inventief en zelfvoorzienend. Vaak was het zwaar, maar mijn nieuwsgierigheid doofde niet. Integendeel.

Ik woonde en werkte in Utrecht, aan de gracht. Was ook rondvaartschipper. Ik hield van de plek waar ik was, maar de geschiedenis ervan woog op mijn rug en doofde mijn creativiteit. Ik wilde verder. Dat deed ik. Ik begon een nieuw leven. Ontwierp en bouwde mijn Verhalenhuis, ging ermee op pad. Verhalen rijgen zich aaneen, niet alleen in het boek, maar op talloze manieren. Elke week maak ik een blog, elf jaar inmiddels al. Er staan tekeningen bij, en korte en lange films. Er zijn gedichten en podcasts. Een hele schatkist, inmiddels.

Nu woon ik al een tijdje op de Swetteblom. De belangrijkste bezigheid was het aanplanten van een Verhalenpad. Vierhonderd bomen en struiken bieden een thuishaven voor allerlei dieren. Ooit, in de toekomst, zullen mensenhanden er noten en appels kunnen rapen, in de herfst. Het begint al aardig groot te worden. Het duurt niet lang meer, dan kan het verder groeien zonder dat ik er steeds bij moet zijn.

Het bosje is een deel van het verhaal wat ik wil vertellen. Het verhaal, dat mensen en natuur niet gescheiden zijn, maar bij elkaar horen. Dat we hier hard aan moeten werken. Maar alleen het bosje is niet genoeg, om dat te vertellen. Er zijn zoveel bosjes… Het verhaal is méér dan dat. Het gaat over de aarde en alles wat er leeft. Om het door te geven, om het meer te laten zijn, moet ik erover vertellen. Niet alleen in woord, maar ook in beeld, in een ruimte waar ook andere mensen kunnen komen. Vele schetsen liggen klaar om uit te werken. Ik maakte ze als tekening, voor mijn blog. Soms wordt ernaar gevraagd. Verkoop je ze niet? Nee, zeg ik dan, ik wil er nog iets mee. Schilderen, verwerken, het is nog niet klaar. Maar dat kan nu niet. Het is praktisch onmogelijk. Het huisje van mij is heel erg klein. Ik heb een atelier nodig.

Ik vroeg Anne Graswinckel, met wie ik ooit samen op het Schavernek zat. Of ze iets wist. En Edith Stultiens. Zo kwam ik erachter dat dit atelier vrij kwam. Ik hoop dat het wat wordt. Niet alleen om aan het werk te kunnen, maar ook om andere kunstenaars te kunnen ontmoeten en samen dingen te kunnen organiseren. Ik hoop dat mijn verhaal aanspreekt, en dat ik in de toekomst meer van jullie zal horen.

Met hartelijke groet,

Alowieke van Beusekom

.

.

Het boek is nog steeds te bestellen, het liefst bij de uitgeverij zelf, daar hebben we het meeste aan: https://www.uitgeverijlouise.nl/boeken/boek?tx_usersales_bookshow%5Baction%5D=show&tx_usersales_bookshow%5Bbook%5D=82&tx_usersales_bookshow%5Bcontroller%5D=Book&cHash=eb1af16aa2b7818717898385c8f62880

.

Bondgenoten! …… (Allies)

.

“Neem jij maar contact met ze op.”zegt de boer. “Als ze iets willen, zie ik ze wel komen. Ik heb het te druk.”

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you like to read the ENGLISH translation? You can find the text underneath.

.

Met de sikkel in de hand sta ik bij de groep berkebomen. Sommigen zijn al best groot. Er is er een waarvan de stam al wit begint te worden. Dat is de koning. Koningberk, op het hoogste punt van de bult. Hij groeit, dankbaar voor mijn harde werk. Ik hurk om rond de stam beginnende rietstengels te verwijderen. Het is verbazingwekkend hoe snel riet groeit. Soms staat er in een dag een stengel van wel dertig centimeter op een plek waar gisteren nog niks te zien was. En als je het niet steeds weghaalt, dan blijft het terugkomen, voortkruipen, met rasse schreden. Tot de bomen groot genoeg zijn, dan groeit er geen riet meer. Maar nu moet ik ze helpen, de bomen. En het zijn er veel. Er is ook veel riet. Het riet rukt op.

Het is zo’n mooi gezicht, die wuivende ruisende groene zee. De verleiding is om het maar te laten gaan. Zeker als de karekiet en de rietgors je belonen met hun geroep. Maar de Friezen hier weten wel beter. De lente heet “maaitiid”. Als je niet maait, dan wordt alles riet, uiteindelijk. Vanuit de sloot rukt het op. Eerst een klein stukje. Het volgende jaar vier meter. En dan acht. En dan zestien. Tot alles riet is. Wuivend riet tot aan de horizon.

De koeien en de paarden houden het kort. Dieren die al eeuwenlang met de mensen samenwerken. Zonder hen was het land één groot karekietendecor. Dat begrijp ik nu, beter dan ooit. Soms moet je het eerst voelen, voor iets tot je doordringt. De vermoeidheid voelen in je dijen en in je armen, van het vele gehurkte hakken. Ineens zie ik het voor me. Die zee van riet, die er groeit als ik niks doe. En ik maar werken, bij dit groepje jonge bomen. Ik kijk naar de sloot en zie dat de rietkraag ongemerkt een meter of drie dichterbij is gekomen. Hè? Hoelang staat dat er? Een paar dagen geleden was het nog maar een smalle strook. Moet ik dat allemaal korthakken? En daarna weer en weer en weer? Ik kan nooit meer weggaan! Mijn jonge bomen, ze zouden aan alle kanten worden ingebed door de lieflijke groene zee, die tegelijkertijd zo verraderlijk is. Gretig zouden ze de hele bodem keihard maken met hun diepe wortelkluiten, tot alleen de sterksten er nog tussenin kunnen staan. Wat kan je dan nog beginnen, als mens? Met lichte verbijstering voel ik een vlaag van wanhoop. Waar ben ik in ’s hemelsnaam mee bezig? Het lijkt water naar de zee dragen, of op het vegen van een pleintje middenin een zandwoestijn.

Ontmoedigd loop ik terug naar huis voor een bakkie troost. Als ik op het pad aankom, tref ik boer Jochum aan. Hij is distels aan het uittrekken tussen het riet, langs de Swette. “Ha!” roept hij. “Mooi dat ik je zie. Ik had bedacht dat je bij de bouwploeg mag. Er moet vandaag een slot worden ingezet in de pipowagen.” Ik glimlach vermoeid. “Dank voor de eer,” zeg ik “Maar dat stuk land vraagt al mijn energie. Het is veel werk in mijn eentje.” Ik kijk stil voor me uit, te moe om meer te zeggen. Jochum kijkt naar me en herinnert zich iets. “O ja!” zegt hij, en haalt een stukje papier uit zijn zak. “Linde kwam hiermee aanzetten. Het komt uit de Leeuwarder Courant.” Ik pak het aan en neem het door. Twee mensen willen een biologische pluktuin beginnen voor de buurt, de bijen en de beestjes moeten er wel bij varen. Een duurzame tuin vol biodiversiteit moet het worden, er wordt gedacht aan1 tot 5 hectare met een stabiele pachtconstructie voor meerdere jaren. “Neem jij maar contact met ze op.”zegt Jochum. “Als ze iets willen, zie ik ze wel komen. Ik heb het te druk.” Dankbaar neem ik het voorstel aan. Jonge tuinders rondleiden, mensen met een plan! Dat doe ik maar al te graag.

Niets van waarde komt aanwaaien. Je moet erop wachten tot je het zat bent, werken tot het je keel uithangt. En dan komt daar ineens een berichtje aanwaaien. En terwijl hoop opwelt, keren ook de goeie gedachten terug. Het riet, dat zo overvloedig groeit is niet alleen lastig, maar ook waardevol. De harde klei heeft het nodig. De gemaaide stengels kunnen de aarde bedekken tegen de hete zon. Gehakseld kan het de grond losser maken en zorgen dat het vocht beter wordt vastgehouden. Als ik niet meer alleen ben kunnen we daarover overleggen. Met de zeis kunnen we veel sneller maaien dan met de sikkel. Er zijn vast meer, die dat graag doen. En wie weet wat ik van deze tuinders kan leren. Samen weten we meer! Als dit nou door kon gaan… Glimlachend stop ik het artikel in mijn zak. Jochum is alweer aan het werk gegaan. Hij trekt de laatste distels uit, die tussen het riet staan. “Bedankt!” roep ik. “Ik ga ze bellen!” Hij knikt me toe en lacht. Wie weet, wat de toekomst brengt. Is het niet vandaag, dan morgen..

.

Alles moet rijpen, net als zaad.

.

.ALLIES

.

Sickle in hand, I stand by the group of birch trees. Some are already quite large. There is one whose trunk is already starting to turn white. That’s the king. King birch, at the highest point of the hump. He grows, thankful for my hard work. I crouch to remove budding reed stems from around the trunk. It’s amazing how fast reeds grow. Sometimes in one day a stem of up to thirty centimeters is standing in a place where nothing could be seen yesterday. And if you don’t keep removing it, it will keep coming back, crawling along, with rapid steps. Until the trees are big enough, then the reeds won t grow anymore. But now I have to help them, the trees. And there are many. There is also a lot of reeds. The reed rises. It’s such a beautiful sight, that waving rustling green sea. The temptation is to just let it go. Especially when the reed warbler and reed bunting reward you with their calls. But the Frisians here know better. Spring is called “mowing time”. If you don’t mow, everything will become thatch, eventually. It rises from the ditch. First a little piece. Four meters the following year. And then eight. And then sixteen. Until everything is reed. Swaying reeds to the horizon. ,,,,,,,,

The cows and horses keep it short. Animals that have been cooperating with humans for centuries. Without them, the country would be one great reed warbler decor. I understand that now, better than ever. Sometimes you have to feel it first before something sinks in. Feeling the tiredness in your thighs and in your arms, from the many squatting heels. Suddenly I can see it. That sea of reeds that grows when I do nothing. I see my little work, near this group of young trees. I look at the ditch and see that the border of the reed has come closer about three meters unnoticed. Hey? How long has that been there? A few days ago it was just a narrow strip. Do I have to chop all that up? And then again and again and again? I can never leave! My young trees, they would be embedded on all sides by the lovely green sea, which is so treacherous at the same time. They would eagerly make the whole soil rock hard with their deep roots, until only the strongest can stand in between. What can you do then, as a human being? With slight bewilderment I feel a fit of despair. What the hell am I doing? It seems like carrying water to the sea, or sweeping a small square in the middle of a sandy desert.

Discouraged I walk back home for a cup of coffee. When I arrive on the path, I find farmer Jochum. He is pulling up thistles among the reeds, along the Swette. “Ha!” he shouts. “Good to see you. I thought you could join the construction crew. A lock must be repaired in the gypsy wagon today.” I smile wearily. “Thanks for the honor,” I say. “But that piece of land takes all my energy. It’s a lot of work on my own.” I look ahead in silence, too tired to say more. Jochum looks at me and remembers something. “Oh yeah!” he says, taking a piece of paper out of his pocket. “Linde came up with this. It comes from the Leeuwarder Courant.” I take it and read. Two people want to start an organic picking garden for the neighborhood, the bees and the critters have to benefit. It must be a sustainable garden full of biodiversity, 1 to 5 hectares are envisaged with a stable lease construction for several years. “You just contact them,” says Jochum. “If they want something, I will see them come. I am too busy.” I gratefully accept the offer. Showing young gardeners around, people with a plan! I’m only too happy to do that.

Nothing of value just comes. You have to wait until you get tired of it, work until it hangs down your throat. And then suddenly a message arrives. And as hope wells up, good thoughts also return. The reed, which grows so abundantly, is not only troublesome, but also valuable. The hard clay needs it. The cut stems can cover the earth from the hot sun. When chopped, it can loosen the soil and ensure better moisture retention. When I’m not alone anymore, we can discuss that. With the scythe we can mow much faster than with the sickle. I’m sure there are more who would like to do that. And who knows what I can learn from these gardeners. Together we know more! If only this could go on… Smiling, I put the article in my pocket. Jochum has already gone back to work. He pulls up the last of the thistles that are among the reeds. “Thank you!” I call. “I’m going to call them!” He nods at me and smiles. Who knows what the future will bring. If not today, then tomorrow.

Met modderklompen de toekomst in

Hoe wij haar samen maken.

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Ik zit in de omastoel van mijn vriend Dick en pak mijn mobiele telefoon uit mijn jaszak. Ik heb zin om iets zinnigs op te zoeken. Iets wat past in deze tijd. Het nieuwe jaar, dat begonnen is. Of misschien is het wel iets onzinnigs, dat weet je maar nooit.

“Zal ik de jaarhoroscoop maar eens voorlezen? Dat hoort er toch ook bij.” Dick zit op zijn bed en kijkt me wakker aan. “Doe die van vorig jaar maar,” zegt hij. Ik twijfel even en geef toe. Ja, het oudejaar is eigenlijk interessanter. Dat kan je checken en bespiegelen, het nieuwe jaar is nog leeg. Ik vind een redelijk serieuze site en lees zijn horoscoop voor. Af en toe zegt hij wat. Sommige dingen kloppen, maar het meeste klopt niet. We zijn er al snel doorheen. Ik kijk op. “Ze hebben ook een horoscoop voor de wereld. Iets met Uranus en dat er een nieuwe tijd begint,” zeg ik. Dick kaatst de bal meteen terug. “Een nieuwe tijd? Het komende jaar? Daar hebben ze het al heel lang over toch? Aquarius… Dat was in de jaren zeventig al.” Ik knik bevestigend. “Ja. Er zijn mensen die zeggen dat de wereld wel verandert, van binnen zeg maar, maar dat het aan de buitenkant nog moet doorbreken. Het systeem zit nog te vast.” Hij grijnst. “Het systeem? Dat zijn wijzelf hoor! Het zijn alle mensen samen.” Daar kan ik geen speld tussen krijgen. Maar toch, hoe zit dat dan? Terwijl ik het me afvraag komen de woorden vanzelf. “Wat mensen als groep bedenken, daar heb je als eenling maar weinig invloed op. Samen vormen ze het systeem.” Ik ben even stil. Er komt een herinnering bij me op. “Er was een tijd dat ik in een huis woonde met vijf anderen. Ik had een gebroken been. Het genas niet, het duurde máánden. Daar zat ik dan op mijn kamertje van vier bij drie. Omdat ik me verveelde begon ik te snoepen. En omdat mijn maag daar niet tegen kan, kotste ik het weer uit. Dat heb ik altijd al gehad en daarom snoep ik nooit. Behalve toen. Zo ging het een paar weken. Toen kreeg ik er genoeg van en ik stopte er weer mee. Maar “het huis” had intussen besloten dat ik boulimia had, een eetziekte. Als ik wat anders zou zeggen, hadden ze het waarschijnlijk niet eens gelooft. Ik denk dat het in het groot ook zo gaat. De groep samen maakt een verklaring voor wat er gebeurt en daar gedragen ze zich naar. Die normen en waarden zijn hard als marmer. Je moet lang bikken, voor er iets verandert.” Dick grijnst niet meer. Hij knikt serieus. “Ja, dat is zo.” Ik vertel verder. “Nou gaat het niet om mij. Ik vond het eigenlijk heel boeiend om mee te maken. Het laat zien hoe dat werkt, met groepen, die ergens in geloven. Voor de één is het Jezus, voor de ander de techniek of een gevaarlijke vijand. In een groep versterken mensen elkaar in hun mening en je kan jezelf erin verstoppen. Het geeft een twijfelachtige vorm van zelfvertrouwen. En samen vormen zij de werkelijkheid, al die grote groepen maken de wereld uit, waarin we leven…

Ik moet denken aan een droom, die ik toen had. Er was een stem die tegen me zei: All in all it’s just a fascinating fuzz.

Ik kijk naar Dick. Hij laat de woorden even op zich inwerken en hij knikt. “Ja..” zegt hij alleen maar. Dit heeft niet meer woorden nodig. Het is immers een groot deel van zijn leven geweest. Er te zijn voor die eenlingen, die de wereld anders zien en die er op eigen wijze wat moois van willen maken, duurzaam, praktisch en in harmonie met de aarde. Nu zit hij hier voor het raam. Sinds tien jaar mijn vriend. De groene mok in de vensterbank is leeg, op een klein bodempje koffie na. Ik kijk van zijn gezicht, de grijze krullen, de blauwe ogen, naar het landschap achter hem. Het weiland is nat van de regen. De zon komt door en schijnt op de plassen in het gras. Het is alsof alles oplicht. Er komt een sprankeling in mijn gedachten, die meteen zijn weg naar buiten vindt. “Maar als we leren daar niet in mee te gaan…” begin ik dan, “Als we leren onszelf te zijn en onbevooroordeeld…” Dick kijkt me aandachtig aan. “…..dan kunnen er wèl dingen veranderen” besluit ik. Op het serieuze gezicht komt een lach. “Ja. Zo is het.”

Ik lach terug terwijl ik mijn muts pak. “Ik ga naar buiten. De zon lokt.” Mijn vriend wenst me veel plezier. Ik stap in mijn blauwe klompen en zoek mijn weg door de modder. We komen er wel.

.

.

Wat ik wél kan doen

.

.

Luister hier naar het voorgelezen verhaal van  7 min

.

Op mijn vouwfietsje sla ik af, de brede straat in, naar het centrum van Heerenveen. Het rode PTT bakje zit stevig achterop mijn bagagedrager gebonden. Daar doe ik straks mijn boodschappen in. Het is altijd weer even een uitje, naar de Ecowinkel en terug. Het is 7 km, de bocht om de brug over, het park door. Je bent er zomaar.

Langs de kant van de weg  naast de huizen, zijn brede bermen met bomen er in. Er staat een vrouw gebukt boven het korte gras. Een grijze oudere dame met een net wit vestje aan. Ze plukt iets en doet het in het kleine tasje. Ik stop met trappen en stap van mijn fiets.
„Dag mevrouw! Plukt u madeliefjes?“ vraag ik. Verrast kijkt ze op. „Ja! Ik wil ze op een kaart plakken voor iemand,“ en ze kijkt een beetje bedremmeld naar het kleine kartonnen tasje. „Het is misschien een beetje gek om bloempjes te plukken en in een tasje te stoppen,“ zegt ze aarzelend. „Gek?“ Ik kijk haar vrolijk aan. „Helemaal niet gek hoor, dat doe ik ook altijd.“ Ze lacht opgelucht. „Ja, we beginnen het nu langzaam te bevatten, wat de impact is, van alles,“ begint ze langzaam en ze is even stil. „In deze tijd kun je wel heel somber worden over grote dingen en daarom…“ ze zoekt naar woorden en kijkt nadenkend de kruin van de boom in. „Daarom wilt u vooral genieten van kleine dingen!“ Vul ik haar aan. Ze knikt enthousiast en gaat meteen verder „En om goed voor elkaar te zorgen. Elkaar verrassen. Dat is ook belangrijk. Ik maak me soms zorgen over mijn kleinkinderen. Ik wil graag dat ze het net zo goed hebben als ik. Wij zijn gepensioneerd, wij zitten gebakken. Maar zij….. “ Ze praat steeds zachter, alsof ze hardop nadenkt.
„Ja dat begrijp ik,“ zeg ik „Al die grote leningen die nu worden gedaan door de regering, gaan ten koste van hún financiele toekomst.“ Toevallig heb ik daar net een artikel over gelezen in Follow The Money. Ze is blij met de aanvulling op haar gedachten.
„Ik zou willen dat ze het net zo goed krijgen. Maar ik kan niks doen. Daarom maak ik vandaag een mooie kaart met bloemen erop. Dat kan ik wél doen.“ Ik kijk haar stralend aan. „Dat vind ik mooi, mevrouw!“
„Dank je,“ zegt ze „En wat ik ook kan doen is op een goede partij stemmen. Ik ga duurzaam stemmen, zeker weten. Al die grote bedrijven die steeds maar doorgroeien, dat gaat niet goed. Dat moet maar eens afgelopen zijn.“ Grijnzend knik haar toe. „Daar ben ik het helemaal mee eens.“
Haar blik gaat naar de overkant en haar ogen lichten op. „Ik ga nog even verder met plukken. Ik zie daar nog meer madelieven.“ Ik volg haar blik naar de overkant. „Oh ja, daar zijn er een hoop!“ Mijn stem schalt door de straat. Ze lacht om mijn enthousiasme en steekt de weg over. Ik stap op de fiets, kijk nog één keer om, steek mijn hand op. Ze kijkt nog. „Een gezonde toekomst!“ roept ze. „Lekker buiten in de frisse lucht!“ roep ik terug. Glimlachend fiets ik verder.

We moeten goed voor elkaar zorgen, zei deze mevrouw. Voor mijn vriend Dick en ik gaat die zorg over grote afstand. We bellen. Maar deze week zouden we elkaar voor het eerst weer zien. We spraken af in Zwolle, dat ligt mooi tussen Brabant en Friesland in. Na twee maanden afzondering was het extra leuk. Lekker fietsen, zonder doel. Gekke plekjes en onverwachte paadjes vinden. We vonden ook een leeg podium bij een verlaten broedplaats. Daar heb ik een toespraakje gehouden, over alles wat we kunnen doen. Dick filmde het. Het was een heerlijk dagje.

.

Lege trein

.

 

Wat vroeger niet mocht is nu het beste

.

 

Stationspiano tegen de lift geschoven

.

 

Een eenzame café-eigenaar

.

 

Druk op de markt in Zwolle

.

 

Ronald A. Westerhuis, vlakbij Gerrits tuin met het lege podium.

 

.

Klik hier om de spontane toespraak te beluisteren op het lege podium

Gefilmd door Dick Verheul.

.

.

.

 

 

De aantrekkingskracht van eenmalige magie

.

.

Iemand kwam eens naar mijn huisje kijken. “Deze woonwagen heeft iets magnetisch. Het wordt een plek van communicatie..” merkte hij op, helder en bedachtzaam. Op dat moment waren we met zijn tweeën. Na een dag als vandaag denk ik daar aan terug.

,

Ik sta achter mijn glazen windscherm en kijk over het veld naar de boerderij. De didgeridoospeler die net bij me was, loopt terug naar de feestende menigte. Bij de boerderij brandt een vuur en er lopen mensen. Ik zie het van uit de verte, ik zie hoe hij met zijn vrouw bij het vuur gaat staan. Zo juist hebben we getest hoe het klonk, de diepe bas van het instrument, terwijl ik spreek. Hij gaat het verhaal begeleiden dat ik zodadelijk ga vertellen. Af en toe zal hij een zachte ondertoon te laten horen als achtergrond. We hebben niet geoefend, dus ik heb geen idee op welke momenten hij invalt. Ik vind het wel spannend.
Vastbesloten om er iets moois van te maken, kniel ik bij het vuur en leg het hout er op. De snel in elkaar getimmerde bankjes staan er in een halve boog omheen. Ik kan zeker dertig mensen ontvangen.

Ik componeerde een verhaal voor Samhain, het feest wat we nu vieren en waarop we terugkijken en ons bezinnen. Wat kunnen we oogsten en wat laten we los? Vroeger geloofde men dat dit de tijd was, waarin de levenden en de doden het dichts bij elkaar zijn. Niet voor niets hebben de Christenen er Allerzielen en Allerheiligen van gemaakt en de Amerikanen Halloween.
Het inspireerde mij. Ik dacht, wat heeft het Friese volk in het verleden zodanig geraakt, dat het nog lang rond bleef spoken? Ik ging op zoek naar een trauma in de geschiedenis. Iets wat ongelooflijke impact moet hebben gehad. Ik vond de oorlog bij de Middelsee in 734, de dag dat de Franken binnenvielen met een enorme vloot, de dag dat het Friese volk niet alleen zijn onafhankelijkheid kwijt raakte, maar ook alles waar ze tot nog toe in geloofden, hun god Wralda en hun godin Fostare, hun priesteressen, hun rechtsysteem brokkelde af, met de Lexion Frisia, hun dagelijkse gewoonten. Alles wat ze al eeuwen en eeuwen lang kenden, er bleef niets meer van over dan een rokende ruïne.

Ik wilde het helemaal voor me kunnen zien, en terwijl ik meer en meer ontdekte over die tijd, ontspon zich in snel tempo een verhaal, dat begint op de plek waar ik nu ben, maar dan in 2060. Ik ben Beitske. In haar dromen keert Beitske terug naar het oude Friesland, in de gedaante van een uil.

Ik spreek de laatste zinnen uit van het verhaal. Het einde is hoopvol en hartverwarmend. Ik zie stralende ogen en in de hoek zit een man die bij elk woord heel wijs knikt, alsof hij alles wat ik zeg wil bevestigen. Na de laatste woorden is het stil. Iedereen kijkt me aan, alsof ze nog iets van mij verwachten. Ik geef een nawoord, ik vraag of ik de mensen mee heb kunnen nemen, een andere tijd in. Ja, knikken er velen, ja!
Ik ben blij. We kijken naar de sterrenhemel boven ons. Die is zo mooi, dat hebben we al vele nachten niet meer gezien.

En nu is het voorbij. Het verhaal is verteld. Het duurde iets meer dan een half uur, maar het lijkt of we veel langer zijn weggeweest. Ik heb het niet opgeschreven. Het is wat het is en het was wat het was. Het is een vertelling die nu alleen nog bestaat in de herinnering. Ik denk ook niet dat ik het nog een keer vertel. In deze tijd waar alles eindeloos herhaald kan worden op talloze manieren geef ik mijn verhaal de magie van de eenmaligheid. Ik wil passanten duidelijk maken, het gebeurt nu! Wees erbij of niet. Daar heb je dan vast een goede reden voor. Maar wees je bewust van de pareltjes die opbloeien op de plek waar je bent. Dat is wat ik wil zeggen. Het liefst zou ik zien dat, net als in Ierland in de kroeg, elk verhaal of lied alle aandacht zou krijgen, wie het ook zingt of vertelt, volledige, oprechte aandacht.

Dus deze gedachte neem ik straks mee op mijn reis. Elke plek heeft zijn eigen verhaal en ik hoop dat ik het mag vertellen, misschien wel samen met anderen. Het is wat het is. Als ik weer vertrek laat ik het verhaal achter. Want daar heeft het zijn wortels. Elke plek is uniek, elk mens is uniek. En het moment is eeuwig en altijd nieuw.

.

https://youtu.be/tNOqqfD90J0

.

.

 

Voet aan de grond

.

.

 

Ik bouwde een huisje op wielen
en ga.
De Aarde zelf
weet wel waarheen.

Ik ga waar de bodem
mij asiel verleent
om klei te wroeten
compost te broeien
voet aan de grond
om te groeien.

Ik ben in klei geboren
en ben te gast op zand
om dit van de grond
in de hoogte te bouwen
ik investeer mijn ademhaling
in dagelijks vertrouwen

Waar ga ik heen
naar welke taak
ik wil geen toerist zijn
slechts voor vermaak.

En alléééé

dan is het er
of wellicht was het er al

Ik krijg voet aan de grond
een gunst aan mij verleend
Ik spreid het laken
voor ‘t laatste stille ontbijt
krachten worden nu vereend
en alles is op tijd
om een brede lach te maken
om lippen
van elke mond

Dat ieder zich verheugen kan
op die ochtendstond
nog verzonken in mist
en het ei dat zachtjes sist
in de koekepan

.

.

 

Met de kracht van een donkergroene reus

Een filosofische wandeling door het bos

.

blogtek-wortelgangen-door-de-tijd-kl-frm

.

Ik spreid mijn handen wijd
maak wortelgangen door de tijd
Onze dromen zijn de bomen
van de toekomst

.

De lucht is koud en blauw, maar onze voeten zijn warm. Samen met Dick loop ik in stevig tempo over de verharde weg richting het landgoed “Baest“. Onze adem maakt wolkjes. Als je je ogen dicht doet, lijkt het of er iemand alleen langs komt, zo gelijk lopen we op. Met halfgesloten ogen kijk ik naar de lage zon en geniet van de kleuren, die het licht tussen mijn wimpers maakt, het lijken net vleugels van libellen. „Zo mooi is het zonlicht,” zeg ik tegen Dick „Als kind deed ik dat ook, zo kijken tussen mijn wimpers.”
„Pas maar op,” lacht hij schertsend „Je wordt er stekeblind van!“
„Dat zeiden ze vroeger ook. Ik merk er nog steeds niks van.“
Ik kijk naar het prachtige zachte licht, tot het bos begint, een bosje met enkel sparren, bedoeld om regelmatig hout uit te kunnen oogsten.
In een stil, gestadig tempo komen we aan bij het oude land, het bos dat al veel langer bestaat. Er staan dikke beukenbomen waar verder niks onder groeit. Er ligt een dikke laag goudgeel blad onder, bedekt met bevroren dauw. De stilte en de herfst maken me filosofisch.
„Jij bent niet bang hè?“ vraag ik.
„Waarvoor?“
„Voor het einde van de wereld. Voor chaos en onherstelbare verwoesting door alles wat er nu gebeurt.“
„Nee, er gebeuren net zoveel goede dingen. Het is maar waar je naar kijkt,“ antwoordt Dick.
Ik kijk naar één van de majestueuze beuken, met takken als armen van een donkergroene reus en zonder bladerige kruin op zijn hoofd kun je zijn houtige spierbundels nog beter zien.
„Ik kende ooit een Afrikaan. In de zomer was hij naar ons land gekomen. Toen het herfst werd, kwam hij zorgelijk bij me aanzetten en met grote ogen zei hij: Alle bomen gaan dood! Ik moest lachen en heb hem gerustgesteld.“
„Ik kan me voorstellen dat het schrikken is, als je dat nooit gezien hebt,“ glimlacht Dick.
„Daar moet ik aan denken. Mensen die bang zijn weten niet dat na elk einde weer een nieuw begin is, net als na de herfst en de winter, net als die Afrikaan. Soms lijkt het of alles afstevent op aftakeling en einden van dingen. Maar ik denk dat de meeste kracht niet zichtbaar is. Het is als een netwerk van wortels dat onder de grond groeit en wacht. Als je niet goed kijkt, dan weet je niks van de enorme levensdrang van alles, dat rust in de bodem en zich klaarmaakt voor een nieuwe lente..”
Ik ben even stil en we kijken naar het krakende bevroren blad onder onze voeten. Dick zegt niks, in afwachting of ik nog meer ga zeggen.
„Ik denk dat het precies zo gaat, in een samenleving van mensen en alles wat ons omringt. Overal zijn mensen die werken aan de basis, vaak onbekend en ongezien, maar met ongekende volharding. Al weet niemand hoe het er straks uit gaat zien.“
„Zo is het,“ knikt Dick.

We lopen verder langs de rietkragen van het Wilhelminakanaal. In het dorp drinken we een heerlijke blonde trappist. De glazen met de goudgele drank fonkelen in de lage zon.
„Op alles wat er is!“ Ik hef het glas en klink tegen het zijne.
„En dat we er nog veel van kunnen genieten,“ lacht mijn vriend.

.
.
.

piano-impro-kado-zw-w-kl-frm

VOETNOOT

Tot mijn verrassing kreeg ik een piano improvisatie kado.
Het thema is “Na elke winter komt een lente“
En het past zo mooi bij dit verhaal
dat ik het in de reacties heb gezet.
Het is van Jeroen de Clercq, uit België.

.

.

..

Hoe straks verder

.

bouwen-boomhuttendorp-kl-frm

.

In het begin wist ik het zeker. Ik ga trekken met mijn woonwagen, met een trekker ervoor. Of, nog veel romantischer, met paarden. Ik wilde mooie plekken opzoeken in de natuur, landschappen onderzoeken, mensen interviewen en over dit alles schrijven en het vorm geven in een landschapsboek met prachtige afbeeldingen en verhalen. Er zou iemand bij me zijn die ik graag mocht en met wie ik dit samen kon doen. Misschien wel meer mensen. We zouden zingen bij zonsondergang om de avond in te luiden.

Een idee groeit met de tijd, of het vormt zich tot iets anders. Deze droom is erg specifiek. Bovendien heeft er zich niemand aangediend met dezelfde plannen. Of dit het wordt is dus de vraag.

Waar gaat het dan wel heen? Dat ligt eraan. Het kan iets gezamelijks worden, wat langzaam groeit.

Ik houd van een goed gesprek en luister graag, als ik er de tijd voor kan nemen. Ik houd zielsveel van de natuur. Ja, alleen timmeren en tuinieren is fijn, maar samen is leuker. Het kan zo inspirerend zijn! We kunnen met elkaar een veldkeuken op zetten en experimenteren met eetbare planten.
Ik zie het voor me. De pot hangt boven het vuur. Erin pruttelt een dikke geurige soep. We plukten alles vers uit een weelde van groen en groeven een paar knollen uit de vochtige grond. Terwijl we roeren in de dampende grote pan, genieten we in het schemerlicht. Naast het vuur op de grond ligt een hamer, een keurig opgeschoten touw en een spade. Wat hebben we heerlijk gewerkt vandaag. Moe en tevreden kijk ik naar de mensen om het vuur. Iedereen deed zijn best. Wat hebben we er weer wat moois van gemaakt vandaag.

Wat is het? Wat zie ik daar schemeren vanuit de toekomst? Misschien is het wel het boomhuttendorp, waar zoveel mensen van dromen. Misschien heeft een andere groep weer een stuk voedselbos aangeplant, jong en pril nog, maar tjokvol diversiteit. Ooit dan zijn we daar en genieten we van avonden vol poëzie, muziek en dans en verhalen.

.

bouwen-goot-en-dak-kl-frm-10

.

Nu ben ik veel alleen. Dat is om iets heel nieuws te bouwen, wat nog niet bestaat. Dat moet ook wel alleen, in rust. Het bouwen van mijn eigen huisje vraagt volle concentratie en heel veel discipline. En net als muziek niet kan bestaan zonder rusttekens, zo kan ik niets voortbrengen zonder stilte. Stilte is als de lucht die ik inadem, die ik nodig heb om te kunnen spreken en bewegen en het meest nog, om te slapen. En als ik niet slaap, dan laat ik alles vallen en snap ik er niks meer van. Jarenlang leefde ik met chronische slapeloosheid. Een kwelling was het. Goddank is die tijd voor bij. Hoe ouder ik word, hoe beter ik mijn energie kan gebruiken. Voor wat? Waar zal het zijn, waar ga ik heen? Wie zal ik ontmoeten? Ik weet het niet.

Gelukkig is Dick er. Met Dick heb ik elke avond inspirerende gesprekken aan de telefoon. In de weekends komt hij vaak en ook mijn buren zijn er dan en het is heerlijk om met ze te filosoferen.

Ja, ik ga op pad als mijn nieuwe wagen af is, ergens in de lente, of in de zomer. Maar hoe? Misschien lààt ik me wel trekken, daarheen waar ik nodig ben.

Morgen bouw ik verder aan de wagen. Ik ben nog lang niet klaar. Ik moet nog zestien deurtjes maken vier voor de voordeur, vier voor de achterdeur, vier luiken links voor de ramen en vier rechts. En ik moet ook nog vijf luiken in de vloer monteren. Reken maar uit hoeveel scharnieren dat zijn! En ik moet het bed nog maken, de isolatie bijwerken, de wanden afwerken, de elektra een plek geven, de goten ophangen en het dak egaliseren. En ook wil ik regelmatig even uitrusten en niks doen. Zo. Nou kan ie wel weer.

Dus al lijkt het nu snel te gaan, het duurt nog wel even voor het klaar is!

.

https://www.youtube.com/watch?v=kye-U3AL4uA

 

OPROEP VOETNOTEN, “Het laatste boek van de Plank”.

Ik vind de voetnoten heel leuk, maar nu zijn ze op! Wie vind het leuk wat te schrijven? Het werkt zo.

Kies je lievelingsboek, maak er een foto van. Leg het boek op de grond tussen je blote voeten, net zoals de foto hierboven. De vroege ochtendzon of in de avond, het zijn mooiste tijdstippen voor een foto.

Schrijf kort waarom je het zo mooi vindt.

Zoek een alinea die je aanspreekt en zet die erbij.

Stuur het naar tt.alowieke@gmail.com.

.

.

bouwen-boomhuttendorp-kl-frm

PS… Ik kan dat landschapsboek natuurlijk ook maken

op plekken waar ik me heen laat trekken…

Aan de overkant

.

.

EEN EEUWENOUD DILEMMA

eeuwenoud liefdesverhaal

.

.

Zo even was hun omarming nog innig. Een man en een vrouw staan stil naast elkaar. Zij is klein, taai en lenig, haar lange dikke vlecht glanst als rood goud in de zon. Zijn brede schouders hangen werkeloos neer onder zwart-grijs haar. Als bevroren staan ze te staren naar de kloof voor hun voeten, waar alle speelsheid van zojuist in verdwenen lijkt te zijn. Aan de andere kant zijn heuvels vol kamille, duizendblad, korenbloem, klaprozen en nog veel meer. Een groepje lindebomen geurt weldadig. Kleine rotspartijen en bosjes strekken zich uit als een vlekkendeken. Er doorheen zijn diverse kronkelwegen te onderscheiden. Het kruidige weiland lokt en geurt. Er graast een wit gevlekt paard en een ezel. De schimmel loopt omlaag naar een meertje, omringd door riet, elzen en wilgen. Ze kijkt naar de soepele tred en ziet hoe het dier zich vooroverbuigt om te drinken. Ze kijkt vragend naar haar lief, die nog steeds naast haar staat. Hun omhelzing zindert nog na, als een stroom van het klaarste water. Het geeft haar kracht. Ze kàn het, weet ze. Juìst nu!
“Nee,” antwoordt hij haar vragende blik, “ik spring niet. Jij bent jong en vol energie, ik ben oud.” Ze kijkt hem ontsteld aan. “Jij oud? Dat dènk je maar. Was het niet heerlijk, te ravotten in de rivier en klommen we niet in de hoogste bomen?”
“Nee. Ik doe het niet. Veel te groot, dat land aan de overkant. En wat heb ik daar? Hier heb ik een huis en een vijver met vissen erin. En mijn hondje. Ik kan het niet.”
“Dan spring ik alleen,” zegt ze. Ze neemt een aanloop en maakt een sprong als een reuzenpanter. Tegelijkertijd gebeurt er iets merkwaardigs. Terwijl ze door de lucht vliegt, verdwijnt het ravijn. Maar zodra haar voeten de grond raken is het er weer. Ze staat aan de overkant van een gapende spleet.
“Zag je het?!” roept ze hoopvol, “Jij kan het òòk!”
“Nee,” zegt hij “Ik denk niet dat ik dat ook kan.”
“Ik ga nu verder,” de woorden komen met moeite uit haar mond. “Lief, kom mee! Dan kunnen we samen jong zijn in dit prachtige land.”
“Ik kan het niet. Jij bent een optimist en je kan bergen verzetten. Ik niet. Ik geloof er niet in.”
Ze draait zich resoluut om en loopt verder. Duizend kleuren groen breken in het licht van haar tranen. Nog een paar maal kijkt ze achter zich, strekt haar armen zo breed uit, alsof ze de hemel wil omvatten. De hemel boven haar hoofd is het enige wat ze nog met hem deelt. Zijn profiel verdwijnt langzaam in de verte. Hij kan nog steeds springen, denkt ze. Maar toch blijft ze niet staan. Het kronkelpad voor haar voeten lokt, het lijkt een eigen leven te leiden. En veel dieren lijken haar als nieuwkomer te willen zien, de roodborst, het paard en de ezel. Vanuit de struiken kijken er nog meer toe, die wel nieuwsgierig, maar minder dapper zijn. Om haar hoofd zoemt een dikke hommel. Dan hoort ze voetstappen. Over het pad loopt een man, hij komt rustig haar kant op. In zijn hand heeft hij een dienblad, met geurend brood en een rode theepot er op. “Welkom!” roept hij stralend. Ze lacht terug.