Wiekie´s koffie

Dit zelfportret is gemaakt met een paintprogramma en een erg beroerd functionerende muis en ik ben best trots dat het nog iets geworden is.

Soms is het alsof ik iets voor de eerste keer echt zie. Op een dag pak ik voor de zoveel duizendste keer een filterzakje voor de koffie. Ze liggen op het bovenste plankje, boven het aanrecht. Ik zie nog net drie bruine puntjes tussen twee glazen potten uitsteken, waar mijn voorraden in zitten. Drie nog maar. Dat is niet veel. Ik wil een pen uit de kast halen om het erbij te schrijven op het lijstje bij de kalender. Maar ik doe het niet. Ik kijk nog eens naar de drie papiertjes op mijn plank. Waarom heb ik die dingen eigenlijk nodig. Waarom gebruik ik ze eigenlijk al zoveel jaren. Er zijn vast zat andere manieren om koffie te zetten.
Ik kan perculatorkoffie zetten. Of Turkse koffie. Dan heb ik geen filterzakjes nodig. Maar juist de vetten die in de koffiebonen zitten zijn niet gezond. Gefilterde koffie is daarentegen helemaal niet verkeerd. Prima voor oude mensen om de dag mee te beginnen, las ik op de wetenschapspagina van een NRC. Nou ben ik nog lang niet oud, maar dit kopje koffie in de ochtend, daar word ik wel blij van.
Ik pak geen filterzakje, beslis ik. Ik doe het anders. Ik heb nog een lekker zacht lapje, van wat ooit een dik flanellen laken is geweest. Het is nog helemaal wit, als ik het erin leg. Nu de koffie malen. Ik doe de bonen in mijn oude elektrische molen, uit de jaren vijftig. Met mijn handen op het deksel negeer ik de herrie en ik voel hoe ze worden verpulverd. Ik tel tot dertig en laat weer los. Dit gaat weer een lekker bakkie worden. Het water kookt

. Ik pak de koffie en doe het in de filter. Ik giet het water erin en zie een dun bruin stroompje in mijn glas sijpelen. Even later is de geitenmelk ook warm en ik schenk het er bij. Ik verheug me op het moment dat steeds dichter bij komt. Nu nog een klein schepje suiker en een klein lepeltje honing, even roeren en dan is het klaar. De beloning. Mijn eigen bakkie troost.

Een onbetaalbaar boekje

Onbetaalbaar plantenboekje van Alowieke
De ene na de andere dag gaat voorbij. Ik teken en schrijf. De lage winterzon schijnt en een heerlijk licht valt naar binnen. Op mijn helderwitte tafel liggen allerlei verschillende boeken, over planten en plantenverhalen. Ook kleurpotloden. En een klein vierkant boekje. Niet te kopiëren en onbetaalbaar. De ene na de andere bladzijde is vol getekend met fijne kleine plaatjes en tekst ernaast. Bloemen, planten en soms ook landschappen. Ik ben de schepper ervan. Al die plantjes bestaan in het echt, stuk voor stuk. Maar de landschappen verzin ik erbij. Op sommige bladzijden schrijf ik kleine verhaaltjes of ik zoek een gedicht wat ik mooi vind.
Nog nooit heb ik zo intens heb kunnen werken aan zoveel tekeningen achter elkaar. Ik word er stil van. Er bestaat niks anders meer dan de lijn, de kleuren en mijn pen. Ik voel me bijna als een non in de middeleeuwen. Ik kijk nog even naar het heidelandschap, wat ik zojuist heb getekend. Het is mooi geworden en ook lief en grappig. Het leukste zijn de twee bosmuisjes met hun grote ronde oren. Je ziet ze pas als je heel goed kijkt. Ik ben tevreden.
Ik leg het paarse kleurpotlood opzij, ontspan mijn schouders en kijk uit het raam. Vlak voor de deur heb ik een afhaal gemaakt voor mijn vliegende vriendjes. Er liggen zonnebloempitten op een houten kistje. Pimpelmezen en koolmezen vliegen razendsnel af en aan, pikken een zaadje, en zijn weer foetsjie. Op een tak, met het zaadje tussen hun pootjes pikken ze het lekkerste er uit. Ik moet lachen, als een brutaal fel pimpelmeesje het plekje verdedigt en alle anderen wegjaagt. Even maar. Dan vliegt ook hij weer weg. Eten is toch belangrijker dan vechten.
Ik ga ook iets eten. Straks weer verder.

Het is avond en donker. Ik ben moe maar ga toch door. De kardoen waar ik aan werk is weerspannig en komt niet gaarne op het papier. Past eigenlijk wel bij zo n grote stekelplant, denk ik en ik glimlach als een boer met kiespijn. Mijn tekening is veel te donker geworden en veel te druk. Ik pak de typex en gebruik het om er weer licht in te brengen. Heel voorzichtig stip ik hier en daar een plekje aan. Ik kijk opnieuw. Het is goed. Een weerbarstige stekelige tekening. Niet lief en speels zoals het heidelandschap, maar ruig en opstandig. Het is precies zoals het moet zijn, bedenk ik, een echte stekelige kardoen. Een beetje verbaasd kijk ik naar mijn eigen schepping. Ik had nooit gedacht dat er toch iets moois uit zou komen. Maar voor vandaag is het genoeg. Tijd om te gaan slapen. Ik leg alle boeken en potloden in de kast en maak mijn bed op voor de nacht.

Heidetekening in Alowiekes plantenboekje