Ik hoef geen poort (I don’t need a gate)

.

Onder zeil gaan in een eenvoudig huisje

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you like to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

.

Over het pad loop Maaike, met haar twee honden. Ze woont in een camper, dan weer hier, dan daar. Af en toe komt ze weer bij ons langs op de Swetteblom.

“Hoi!” roep ik.
“Hoi!” lacht ze “Mooie kas heb je gebouwd. Elke keer als ik je zie ben je meer geworteld en minder nomade.”
“En toch ben ik het nog steeds, een nomade.”
“Hoe dan?” vraagt ze, met opgetrokken wenkbrauwen.
“Ik noem mezelf een nomade omdat ik te gast ben, op aarde.”
Ze knikt begrijpend.
“Daarom laat ik de ingang zoals hij is. Zonder trapje, onder een zeil door. Dan blijf ik bescheiden.”

Even later loop ik terug naar mijn eenvoudige stolp. Na zes jaar ben ik er nog steeds tevreden mee. De luiken zijn nu gesloten, want de zon schijnt warm, nu het bijna juni is. Toch is het binnen niet donker. Het licht schijnt zacht door het dakraam naar binnen. Zo mooi vind ik dat. Hier vind ik altijd de concentratie om te schrijven. Ik noem het: Mijn wooncocon. -Mijn-. Het is ook niet makkelijk om binnen te komen in mijn domein. Mensen die voor het eerst komen snappen niet eens waar de deur zit. Ik heb er over gefantaseerd, een poort te maken. Een poort die mijn mooie, goed gebouwde wagen waard is. Een poort, gemetseld van oude stenen. Ik zie het al helemaal voor me, een hele dikke is het, als van een stadswal. Als een afgebrokkelde muur, die er al honderd jaar staat. Met een glas in lood raam erin en een dikke houten deur, die rond is, van boven. Zo had ik het bedacht. Maar ik doe het niet.
Waarom zou ik een poort maken naar de ingang van mijn huis? Ben ik zo belangrijk? Waarom al die moeite? In de verte loopt Maaike verder, met haar honden, als éen van de vele voorbijgangers. Ik spreek ze op het pad. Hoeveel tijd heb ik wel niet besteed aan die terloopse gesprekken? Altijd buiten, altijd in de beweging van het moment. Nee, geen stenen poort.

Ik loop het veld over naar mijn huis. Langs de roze en witte bloemen, die weelderig tegen de rieten wand aangroeien. Een koolwitje fladdert langs. Bundels riet zijn tegen een pallet aangebonden. Het pallet wordt aan de andere kant gestut door een werkbankje van aluminium. Dat had ik toevallig. Zo is het al vanaf de eerste week dat ik hier stond, en ik heb het niet veranderd. Al twee-en-een-half jaar niet.
Ik til mijn rechterbeen op, en stap over het bankje heen. Voorzichtig, anders gooi ik de flessen om die erop staan, de waterflessen die wachten op een schoonmaakbeurt. Er is niet veel ruimte, mijn rug aait langs de houten wand van de wagen. Dan het andere been. Ik zet mijn linkervoet naast het rechter. Vlak langs de wand schuifel ik verder. Ik let op dat ik de jonge notenbomen niet aanraak. Die staan hier in de beschutting van de rietwand wortels te krijgen. Ze staan in grote potten, met een groeizame bodemmix en doen het goed.

Na vijf passen schuifelen kom ik bij het bordes. Over het bordes hangt een transparant zeil, tegen de wind. Daar achter heb ik hoge wilgenstammen geplant, ook tegen de wind. Ze lopen al goed uit. Maar een rijtje bomen is niet genoeg, als het hier gaat spoken. Het zeil is gemaakt van gewapend plastic. En al is het een eenvoudige oplossing, het werkt prima. Ik heb nog steeds het gevoel dat ik een meisje ben, die haar hut in gaat. Elke dag een avontuur. Ik buk mijn hoofd en duw het zeil opzij. Nu komt de hoge stap, het bordes op. Er is expres geen trapje. Voor sommige bezoekers is dat heel wat. Ik denk aan mijn pa van drie-en-negentig. Elk jaar komt hij langs, op mijn verjaardag. Zelfs hij kan het nog! Al moet hij zich wel even vasthouden. De moeite die ik moet doen houd me wakker en fit. Dat ik onder het zeil door moet kruipen, herinnert me eraan dat ik een nomade ben. Alles is tijdelijk, ook mijn verblijf op deze grond. Waarom zou ik zoveel tijd besteden aan een poort en aan een mooie ingang? Zo’n poort kan ik beter voor iets anders bouwen.

Dit huis is voor mij, en voor niemand anders. Dit is de plek waar ik onder zeil ga.

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

I don’t need a gate in front of my house. I am just a guest on earth and meet people on the road. A rooted nomad, that’s what I am.

.

Heb je de film al gezien? Drie jaar lang maakte ik opnames, met dit resultaat.

Did you see the movie? In three years I built my house and I made a documentary of it.

Zeisreis

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

English translation underneath. No podcast, only text.

.

“Wijndomein De Vier Ambachten,” staat er op het ronde bord. We rijden de inrit op, het ijzeren hek door. Het is een wijngaard waar je kan slapen in kleine houten huisjes. Daar zijn we blij mee, zo ver van huis, helemaal op de grens van Zeeland en Zuid Holland. “Fijn dat je ons tot hier hebt gebracht,” zeg ik tegen de vrouw die ons reed. “Anders hadden we nog een uur moeten lopen!” We hebben zeisles gehad. Dick en ik, en deze vrouw was een medecursist. We hebben van alles geleerd het in elkaar zetten van de zeis, maaihouding en onderhoud. We stappen uit en de vrouw opent de achterklep. Daar ligt mijn fonkelnieuwe essenhouten steel. Ze geeft me ook de tas aan met de twee handvaten die nog moeten gemonteerd. In de ene zit een bocht, als in een deurkruk. In de andere niet. Dat is niet voor niks. Het is een slimme zeis. Dan komt het grote zeisblad zelf, wel vijfenzestig centimeter lang. Het is bedoeld voor ruigtes, maar als je hem erg scherp maakt, kan je er ook gras mee doen. Daarvoor heb ik een hulzenset gekocht. Dat is een luie manier om je zeis even scherp te krijgen als met een aambeeld. Je kan er elke hamer voor gebruiken die je maar hebt.

Ik kijk naar de grote achterbak van de oude Volvo. In de auto ligt nog een zeis. Een oude. Hij ziet er anders uit dan de mijne. De vrouw slaat de klep dicht en neemt afscheid. Mijn vriend Dick en ik blijven staan bij de muur. Met de steel in de hand herhaal ik waarom deze zeis zo mooi ontworpen is. Je kan kaarsrechtop blijven staan, als je werkt, zonder bukken, zonder je armen te hoeven buigen. Het kost bijna geen kracht. Het ontwerp komt uit Oostenrijk. De baas komt aanlopen, een lange pezige man. Zijn haar begint al te grijzen. “Wat een mooie zeis!”roept hij. “Je mag er meteen mee aan de gang hier, werk zat! Het blad moet er wel aan hoor, anders kun je er niks mee.” Ik lach naar hem, en praat dan verder tegen Dick, want ik was net halverwege een zin.

We lopen verder. Het veld staat vol druiven, in lange rijen, met paden ertussen gemaaid. Boven de ranken uit tooit een witte sluier van fluitekruid. Heel veel fluitekruid. De wijngaard is compleet omgeven door populieren. Ze staan dicht op elkaar. De bomen zijn deze winter geknot, op hoogte van een meter of zeven. Daardoor heb je nog meer het gevoel dat het een wand is. We lopen langs de huisjes, zetten onze bagage neer bij nummer acht, en gaan verder met onze verkenning. Je kan helemaal rondlopen. Aan de achterzijde is een meer en een paadje door de wildernis. Ook daar valt veel te maaien. Dick waagt het er niet op, het paadje op te gaan. De begroeiing is dicht en er zijn veel overwoekerde bruggetjes. Het water ligt er schemerig tussen verborgen. Aan het eind komt ik weer uit bij het grotere pad en ga weer naast hem lopen. “Ik zou best op reis kunnen gaan met mijn zeis en mijn diensten aanbieden,” zeg ik “als ik zou willen.” Dick grijnst. “Ja, een zeisreis!” We lopen ondertussen langs een rij bloeiende appelbomen. “Toch is dat helemaal niet nieuw hè,” Ga ik door. “Een eeuw geleden deden ze dat ook. Seizoensarbeiders reisden rond met de zeis.” Dick knikt en vult me aan. “Ze kwamen ook uit Duitsland. Dat waren de Hannekemaaiers. Ze hielpen de boeren.” Het moet een mooie tijd zijn geweest. Het snijdende geluid in het lange gras, met niets anders dan vogelgeluiden. Het was wel doorwerken, elke dag weer, wekenlang. Maar toch genoten de mannen van het werk, dat lees je nog steeds terug in oude boeken. “Het handwerk moet blijven,” zeg ik. “Dat is het echte ambacht. Het mag niet vergeten worden. Nooit niet.” Dick is het ermee eens. “Wat is er nou aan om de hele dag met oordoppen op te lopen achter zo’n lawaaierige bosmaaier? Het gaat niet eens sneller.”

Je bent helemaal niet gek, met een zeis in je hand. Het wordt steeds populairder. Zeisbrigades bestaan al, in diverse plaatsen zetten ze zich in om stukken van het landschap te onderhouden. Ambachtelijk, geruisloos en sociaal.

We zijn bij ons huisje aangekomen en openen de deur. Zorgvuldig zet ik de steel in de hoek, zó, dat hij niet omvalt. Het zeisblad leg ik neer op het tafeltje. We installeren ons. Morgen gaan we terug. Een hele reis voor mooi gereedschap, dat is het. Het is het waard.

.

.

.

https://zeisles.nl/
https://www.landschapsbeheerflevoland.nl/werkvelden/dat-doen-we-samen/maaien-met-de-zeis.html
https://landschapsbeheergroningen.nl/vrijwilligerswerk/vrijwilligersbrigades/

.

https://www.domein-de-vier-ambachten.nl/

.

scythe journey

“Wine estate De Vier Ambachts,” the round sign reads. We drive up the driveway, through the iron gate. It is a vineyard where you can sleep in small wooden houses. We are happy with that, so far from home, all the way on the border of Zeeland and South Holland. “Thank you for bringing us here,” I say to the woman who drove us. “Otherwise we would have had to walk another hour!” We had sailing lessons. Dick and I, and this woman was a fellow student. We learned everything about assembling the scythe, mowing position and maintenance. We get out and the woman opens the tailgate. There lies my brand new ash wood handle. She also hands me the bag with the two handles that still need to be mounted. One has a bend, like a door handle. Not in the others. That’s not for nothing. It’s a smart scythe. Then comes the great scythe blade itself, up to two feet long. It is intended for rough areas, but if you make it very sharp, you can also do grass with it. I bought a sleeve set for that. That’s a lazy way to get your scythe as sharp as an anvil. You can use any hammer you have.
I look at the big trunk of the old Volvo. There is another scythe in the car. An old. He looks different from mine. The woman closes the door and says goodbye. My friend Dick and I stop at the wall. Handle in hand, I repeat why this scythe is so beautifully designed. You can stay upright when you work, without bending over, without having to bend your arms. It takes almost no force. The design comes from Austria. The boss approaches, a tall wiry man. His hair is already starting to turn gray. “What a beautiful scythe!” he exclaims. “You can get started right away here, plenty of work! The blade has to be attached, otherwise you can’t do anything with it.” I smile at him, and then continue talking to Dick, because I was just halfway through a sentence.
We walk on. The field is full of grapes, in long rows, with paths mown in between. Above the tendrils adorns a white veil of cow parsley. Lots of fluff. The vineyard is completely surrounded by poplars. They are close together. The trees have been pruned this winter, at a height of about seven meters. This makes you feel even more like a wall. We walk past the houses, put our luggage at number eight, and continue our exploration. You can walk all around. At the back is a lake and a path through the wilderness. There is also a lot to mow there. Dick doesn’t dare, to follow the path. The vegetation is dense and there are many overgrown bridges. The water is dimly hidden between them. At the end I reach the larger path again and walk next to him again. “I could go on a journey with my scythe and offer my services,” I say, “if I wanted to.” Dick grins. “Yes, a scythe trip!” In the meantime we walk past a row of blossoming apple trees. “That’s not new at all, is it,” I continue. “They did the same a century ago. Seasonal workers traveled with the scythe.” Dick nods and completes me. “They also came from Germany. Those were the Hannekemowers. They helped the farmers.” It must have been a good time. The cutting sound in the long grass, with nothing but birdsong. It was work, every day, for weeks. But the men still enjoyed the work, you can still read that in old books. “The manual work must remain,” I say. “That’s the real craft. It should not be forgotten. Never ever.” Dick agrees. “What’s the point of wearing earplugs all day behind such a noisy brushcutter? It’s not even faster.” You’re not crazy at all with a scythe in your hand. It’s getting more and more popular. Scythe brigades already exist, in various places they are committed to maintaining parts of the landscape. Traditional, silent and social.

We have arrived at our cottage and open the door. I carefully place the handle in the corner, so that it does not fall over. I put the scythe blade down on the table. We install ourselves. Tomorrow we go back. A whole journey for beautiful tools, that’s it. It’s worth it.

.

.

Hoe ik het doe (My way)

.

Hoe minder eisen ik stel, hoe makkelijker ik me beweeg. Ik blijf klein en flexibel, eis niets op, maar zie alles wat me tegemoet komt als een gunst. Ben nieuwsgierig naar wat er leeft en belangstellend naar anderen. Kijk wat er te doen is en heb er plezier in om de handen vies te maken. Ik houd het vuurtje brandende. De beek van mijn authentieke creativiteit zal blijven stromen. Daar zorg ik voor. Ik neem genoeg pauzes en kom graag op verhaal. Laat het nodige in stilte groeien en kom ermee naar buiten als het moment daar is. Ik werk stap voor stap en geduldig. Kijk naar planten en dieren en wat de bodem en de plek nodig heeft. Ik werk daaraan, in overeenstemming met de geest van het land. Blijf spelen, blijf kijken. Dat is mijn levensfilosofie in praktijk.

The fewer demands you make, the easier you move. Stay small and flexible, don't demand anything, but see everything that comes your way as a favor. Be curious about what's going on and interested in others. Have fun getting your hands dirty. Keep the fire burning. Let the stream of your own authentic creativity ever flow. Take enough breaks and recover. Let the necessary blossoms grow in silence and come out with it when the time is right. Work step by step and patiently. Look at plants and animals and what the soil and the place needs. Work on it, in accordance with the spirit of the land. Keep playing, keep watching. That is my life philosophy in practice.

Voor je kwam, was het anders (Before you came. . .)

.

.

Ze weten niet hoe het was. Hoe het was, voor ze kwamen, de mensen. Drie grote tenten staan er, op het meest geliefde veldje van de hele streek. Het veld is maar klein maar het is een wild heiligdom, met de oude wilg aan het water. Het is geliefd, bij mensen en dieren. Het is omringd door bomen, maar je kunt tussen de stammen door kijken naar wat erachter ligt. Het ligt iets hoger ten opzichte van de weilanden. Als deze plek weer zee werd, dan was het mogelijk een eilandje. Zo heet het ook, “De Pôlle” is eiland in het Fries. Dorpelingen komen er graag even zwemmen. Heel even, er in en er uit. Ook sommige kampeerders doen het zo. Kleine tentjes, stil genieten. Die respectvolle bezoekjes vol stille bewondering, daar geniet ik van, evenveel als van de torenvalk. Die had zijn nest in de hoge populieren, aan de andere kant van het grote veld. Ik hoorde de jongen schreeuwen, heel hard. Kikikikikiki! Prachtig. Ze hebben heel wat muizen opgegeten en ze jaagden de kraaien weg.

Even bijzonder zijn de kramsvogels. Tot een week geleden waren ze er nog steeds. Je ziet ze niet meteen, maar je hoort ze. En als je dan opkijkt, vliegen ze op als een zwerm en zoeken hun toevlucht in dezelfde rij populieren als de torenvalk. Het is een stille hoek, waar niemand komt. In de vroege ochtendstond kijk ik lang uit het raam. Ik wacht met naar buiten gaan, want alles is vol leven, in de lente. De hazen lopen vlak langs mijn raam naar de Pôlle en verdwijnen onder de grote omgevallen wilg, met zijn gescheurde stam. Uit die liggende stam schiet een heel wilgenbos omhoog. Er fluiten vinken, karekieten en steeds weer hoor je het winterkoninkje. Er zitten houtduiven en andere vogels die het landschap even rustig willen bekijken zonder opgejaagd te worden.

En nu staan er die drie grote tenten. Het veld is helemaal vol en het lange gras vol fluitekruid en paarse dovenetel is plat. Verderop, op de weide, zijn drie, soms vier auto’s geparkeerd. Al op de eerste dag zijn de kramsvogels verdwenen. Ook de torenvalk kiest kennelijk het hazenpad, net als de hazen zelf. Ik hoor ze niet meer en zie ze niet meer. Maar de mensen genieten van de barbecue, en de kinderen kunnen lekker varen en ravotten in het veld. De merels fluiten in de vroege ochtend, vlak naast hun tent. Die laten zich niet wegjagen. Stil liggen de mensen in hun tenten. Ademloos liggen ze te luisteren, bij het ontwaken. Dat is het beste moment.

Het is heel gewoon. Iedereen doet het, op vakantie gaan. Of fijn met de hele familie of vriendengroep eropuit. Soms ook alleen, naar een ver eiland barstensvol natuur. Je huurt een auto of een scooter en scheurt het hele gebied af. De natuur is heerlijk om in weg te vluchten, om op adem te komen. Je komt aan op een romantisch plekje en je denkt: “Zo is het hier dus.” Maar je weet niet hoe het was voordat je kwam. Je weet niet welke dieren gevlucht zijn omdat jij hier nu bent. Vakantie breekt de sleur. Maar het breekt ook iets anders, en dat is een levende gemeenschap die daar rustig zijn gang ging. Welke paden heb je zonder te weten doorkruist? Je denkt misschien dat je de plek kent, wellicht kom je er elk jaar. Maar je bent en blijft een gast, die eigenlijk maar heel weinig weet.

Het waren best aardige mensen. Toch haal ik opgelucht adem, nu de rust is wedergekeerd. Om mijn huis scharrelen de eenden weer en merels trekken wormen uit de natte bodem. Maar de torenvalken zijn na vier dagen nog steeds niet terug, en ook de kramsvogels niet. Misschien wilden ze toch al weggaan, en was dit wel een goede reden. Misschien komen ze nog terug. De kraaien hebben de plek van de torenvalken weer ingenomen. De hazen hebben zich teruggetrokken in de meest verre rietkragen. Stil sta ik voor het raam en kijk naar buiten. Ook ik ben een passant, te gast op aarde.

.

.

PS: Nog steeds denk ik wel eens aan de rondvaarten die ik vroeger deed. Dat was toch wel heel sympathiek, ook voor de natuur. Heel rustig laat je de mensen alles zien. Versiering met ballonnen daar doen we niet aan en ook harde muziek niet. Alleen akoestisch. De dieren schrikken niet meer, ze kennen de boot. Op het land blijft het rustig. Alles kan gewoon zijn gang gaan. Je houdt de mensen dichtbij elkaar. Je hebt een korte inspirerende ontmoeting, drinkt thee op het terras en dan gaan ze weer. De parkeerplaats is helemaal aan het begin, vlak naast de theetent. De mensen hoeven niet meer helemaal het terrein op. Er is plaats voor zestien auto’s en er staat een hoge heg omheen. Zo zie ik het voor me. Dit zou ik nog steeds liever doen dan een camping runnen. Dit, met mijn schippersverleden in gedachten. Maar ja, ik ben hier te gast!

.

NEDERLANDS

ENGELS

A group arrives at a beautifull wild place, with big tents. With so many stuff, do you still enjoy what lives there? I realize again, we are guests on earth. The simpler you live, the more you see.

Een Friese weidehaag (A Frisian meadow hedge)

Een Friese weidehaag, bestaat dat? Menige Fries wil het weideland open houden. En toch zijn er die een haag planten, richting huis of melkstal. Goed voor ’t vee en de bodem. Een Friese weidehaag, kan dat? Ik praat en peins bij mijn eigen Verhalenpad: Een boeiend experiment.

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you like to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

“Onder de bomen is het gras hoger,” merkt boer Jochum op. We staan bij het weiland, dat grenst aan het Verhalenpad, de lange strook van honderd meter waar ik een struikhaag plantte. Tussen ons en het pad is een sloot. In die sloot ligt mijn zonnepomp. Het water loopt almaar door en vult de greppel, die in de hele lengte loopt, naast de jonge aanplant. Het wordt al best groot. Je zou niet zeggen dat ik hier nog maar twee jaar bezig ben. Ik hoop dat de bodem er steeds beter gaat worden. Boer Jochum kijkt nog steeds naar het gras. Mijn reactie komt wat traag. “Dat komt door het bodemleven” zeg ik “Daarom is het hoger. Er komt een uitgebreide gemeenschap aan bacteriën en schimmels die de groei ondersteunen.” Het is interessante kost, vind ik. “Zou kunnen,” zegt de boer, die er zich nog niet zo in heeft verdiept. Maar hij merkt het wel op.
Ja, een haag is goed voor de bodem. Maar toch zit het er diep in. Het Friese weidelandschap moet vooral open blijven. Sommigen zeggen dat het altijd al zo geweest is, anderen zeggen dat het nu wel extreem kaal is, vergeleken bij de tijd van hun jeugd. Er zijn er die blij zijn met wat ik doe, maar anderen schrikken zich het leplazarus als ik zeg dat ik bomen plant. “Wat is dit toch een fijne plek!” zeg ik tegen Jochum. “Een echte oase. Ik geniet ervan om hier iets te laten groeien. Ik kwam laatst een jongen tegen die dacht er heel anders over. Hij zei: Jij dacht, ik ga eens naar Friesland om bomen te planten! Het is veel te kaal daar, dacht je zeker. Nou succes! Dat zei hij, een jonge vent was het met een ironische grijns op zijn gezicht.” De boer lacht, kort en bondig.

.

Friese schapenwei


Ik heb niet de ambitie om de Friezen tot bos te bekeren, zoals de milieuactivist George Monbiot misschien. Die meent dat dat gedoe om de grutto hier te houden maar een sentimentele obsessie is. Hoe meer bos hoe beter voor de aarde, vindt hij. Maar dan ken je de Friezen niet. Er is een sterke band tussen de weidevogels en de Friezen en veel historisch besef. Maar kan je altijd blijven vasthouden aan wat was? Of moeten we mee veranderen? Het klimaat en de bodem geven steeds dringender aan dat het anders moet.
“Door bomen en struiken krijg je betere grond, doordat er meer beestjes zijn,” ga ik verder tegen de boer. “Op het hoekje bij de buurman lag een berg schors en zaagsel. Het lag er al een jaar. Ik heb wel eens gedacht om het mee te nemen, mooi voor onder de bessen. De vermolmde houtresten vielen in mijn hand uit elkaar. Prachtig spul. Maar meteen schoten er een paar duizendpoten weg. Die moeten ook ergens wonen. Dit moest maar blijven liggen, vond ik. Er ligt al zo weinig voor ze. Maar deze week was het hoopje ineens weg! Opgeruimd. Waarom?” Jochum haalt zijn schouders op. Ik kijk naar de grote man naast me, grijs en gebonden aan het land van zijn ouders.. “Ik ben blij dat het hier niet zo opgeruimd is. Gezonde rommel maakt juist levendig!” lach ik naar hem. Boer Jochum grijnst. “Ja, we moeten wel genoeg laten liggen!” Hij staat even te peinzen. Dan keert hij zich abrupt om. Er is nog veel te doen.

De WUR zegt (Wageningen research): Bomen hebben een grote invloed op de bodemstructuur en de bodemvruchtbaarheid door bladval en doorworteling. Dit heeft weer een positief effect op het bodemleven die de nutriëntenkringloop en afbraak van organisch materiaal beheren. Bij bomen (en hagen) worden hierdoor vaker meer verschilllende soorten van pissebedden, duizendpoten, regenwormen, bodemschimmels en meer micro biotische activiteit gevonden” aldus de Factsheet Agroforestry. Het is ook de WUR die vlak naast mijn vorige woonstek, Frijlân, een project begint met agro forestry. Ik volg het met interesse.

.

De bult bij het Verhalenpad.

.

Ik loop verder naar het Verhalenpad. Elke dag ga ik even kijken. Controleer de plekken waar ik zaad strooide en trek een groepje brandnetels uit. Behalve als er rupsen of spinnetjes inzitten, dan laat ik het staan. Mijn aanplant is bijzonder in dit weidse land. Hier in het Friese weidegebied willen ze meestal geen grote bomen en houtwallen, al is het maar een laag bosje, zoals het mijne. Mijn buurman de Greppelkenner, vindt dat ook. Hij heeft een enorme passie voor het uitgestrekte golvende land, wat helaas bijna overal is geëgaliseerd. Toch volgt hij de groei van Verhalenpad met interesse. Misschien is er schrik voor al te veel aanplant. Maar we hoeven hier niet alles vol te planten. Wat een werk, alleen al! Nee, weinig is al genoeg. Een lage heg, of hier en daar wat wilgen en elzen, dat doet al heel wat. Er zijn boeren die voederhagen planten, langs het pad naar de melkstal. Kunnen de koeien er hier en daar wat aan knabbelen. Vlak bij de boerderij kan dat prima, zonder het karakter van het land al te veel aan te tasten. Soms liggen er lammetjes onder te schuilen, tegen de harde wind. Ik juich dat toe.

Een Friese weidehaag, bestaat dat? Ik wandel langs het plekje, waar munt groeit onder een kleine hazelaar. Watermunt. Er groeit spontaan een pol blauw gras naast. Er zitten salamanders. Hoe meer er bloeit hoe meer er leeft. Het Verhalenpad groeit en de wereld verandert. De tijd zal het leren, wat er mogelijk is. Maar ik geloof erin.

.

Lieve bodem, groei! (Dear bottom, grow!)

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

Many Frisians want to keep the pastureland open. And yet there are those who plant a hedge towards their home or parlour. Good for livestock and the soil. A Frisian meadow hedge, is that possible? I talk and ponder at my own Story Path: A fascinating experiment.

LIEDJE, Hoever gaat het zaad:

.