Ik heb een bankje neergezet. Een Ubuntubankje. Het is voor iedereen. Daar had ik een goede reden voor.
.
.
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
Ik heb een bankje neergezet, langs het pad. Een mooi uitnodigend bankje. Het is een Ubuntu bankje. Wat je geeft, komt bij je terug. Onderneem actie, doe iets voor de gemeenschap, en je zal ondervinden dat je eigen behoeftes ook worden vervuld.
Behoeftes. Wat ontbrak mij, op deze mooie plek, die ik eigenhandig leefbaar heb gemaakt? Ik heb toch alles? In de kas kan ik heerlijk zitten, een enkele zonnestraal maakt het al warm. Mijn houten huis is knus als een moederbuik en de kachel brandt. Het brandhout ligt droog opgestapeld onder het afdak van het pleehok, en het is genoeg voor de hele winter. Mijn woonwagen, de kas, ik heb alles zoveel mogelijk in de hoek geplaatst, zodat er een heel groot veld over is. Daar kunnen mensen nog steeds hun tent opzetten, als ze willen. Al is het al bijna november, gele bloemen van de Oost Indische Kers stralen je zonnig tegemoet wanneer je naar mijn stekkie loopt. De bellen van de hop beginnen bruin te worden van de regen. Iedereen mag hier komen. Ik zou het leuk vinden, eens een praatje te maken aan de deur. Maar dat doen ze nooit. Maf hè?
Het is namelijk zo: De meeste mensen denken dat het hele veld van mij is. Zo werkt dat kennelijk in deze wereld. Als er ergens een huis alleen staat, goed verzorgd, zonder anderen eromheen, met een grasveld, dan is dat van iemand. Het zit er diep in. Maar dat is niet zoals het is. Het is de cultuur van het kolonialisme, wat dit soort denken veroorzaakt heeft. Hebben, hebben. Mijnes. Grenzen!
Daarom heb ik een bankje geplaatst. Een Ubuntu bankje. Aan het pad. Het is een onverhard pad vol kuilen. Dat komt door de auto’s. Die kuilen worden steeds erger, omdat mensen al gauw te hard rijden. Door het bonken van de wielen tegen de rand van de kuil, wordt die steeds groter en dieper. En nu staat dat bankje daar, langs de weg. Het ziet er gelijk heel anders uit. Het is niet meer een weg waar auto’s snel de bocht om pezen om te komen waar ze moeten zijn, daar, bij hun eigen huis, hun eigen bezigheden. Of in gedachten bij het hooi dat ze komen halen bij de boer, terwijl de kar waar het in moet met veel geklapper en gebonk achter hen aanhobbelt. Nee, de weg is nu meer dan een weg geworden, hier in de bocht, onder de bomen. Het heeft iets van een parkpad gekregen, waar je rustig doet, omdat er ook mensen rondlopen. Als het weer lente wordt, dan ga ik op dat bankje zitten met een boek. Of met mijn gitaar, en dan zing ik een liedje. Dan ben ik niet meer alleen, om de losgeraakte stenen in de kuilen recht te leggen, de kuilen van de auto’s. En dan maakt het niet meer uit, of ze denken dat het veld van mij is. Want als ik daar zit, dan komen ze vanzelf naar me toe. Dat is Ubuntu. Door het grote geheel te dienen, word je er zelf ook gelukkiger van. Het gaat niet alleen om mijn eigen mooie plekje. Ik zou het helemaal niet willen, dat het hele veld van mij was. Alsjeblieft niet. Het gaat om alles, wat er is. Om jou en mij, en de aarde. Samen. En het begint soms zo simpel, Een Ubuntubankje, langs het pad.
.