Ontspanning bij de laatste loodjes

Werkend aan “De heilige traagheid der dingen”

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

.

Bijna klaar is het boek. “De heilige traagheid der dingen”. Ik had gedacht dat ik nog wel een paar maanden bezig zou zijn. Maar het is goed nu, zoals het is. Verrassend is het, hoe alles zich voegt tot één geheel. Ik ben tevreden. Binnenkort ga ik de uitgever opzoeken, en vragen wat hij ervan vindt. Maar eerst moet het nog een voorlopige vorm krijgen. Ik wil graag een echt boekje in handen kunnen houden, om te laten zien. Om uit te lenen, steeds weer aan een ander. Hoeveel werk is dat nog? Hoe zal het er uit zien? Ik pak mijn laptop en begin te werken. Staande, zoals altijd.

Maar het is wél zondagmiddag. En straks gaan we naar het toneelstuk in het dorpshuis. Er zijn veel toneelstukken hier. Elk dorp heeft zowat een toneelvereniging. In sommige weekends kan je van het ene dorpshuis naar het andere. Wij gaan vanmiddag ook. De tijd van vertrek nadert. Maar ik ben pas net op gang. Ik kan de verleiding niet weerstaan en werk toch stug door. Want dit is een spannend moment. Hoeveel bladzijden zouden het worden? Als ik de juiste maat heb gevonden, blijken het 265 pagina’s te zijn, 80.000 woorden. Veel dikker dan ik dacht! Ik gloei ervan. De eindstreep nadert. Ik wil graag dat het af is.
Ineens zie ik dat er van alles is verschoven. Hoe komt dat nou? Ik probeer uit te vinden wat het is. Maar dan zie ik dat de wekker al twee uur aanwijst, en het is nog een heel eind naar het dorp. Het waait zo hard dat je niet kan fietsen. Als we moeten lopen, moeten we nu weg. Ik moet nu echt gaan, Dick zal vast al wachten. Met een zucht sla ik de laptop dicht om naar hem toe te gaan.

We gaan lopend naar het toneel. Ik moet schuin tegen de wind in lopen om niet weg te waaien. “We komen vast te laat” zeg ik tegen mijn vriend. We slaan de juiste afslag in, bij de Hegedyk. Een smalle kronkelweg tussen twee sloten in, leidt naar het dorp. Een auto toetert, achter ons. Ik draai me om, om te kijken. Het is een klein rood autootje. Hij remt. Meteen loop ik naar ze toe. Achter het stuur zit een jonge vent en hij draait het raampje open. Ik zie drie mensen zitten, één vrouw zit op de achterbank. “Kunnen we meerijden?” vraag ik hoopvol “We gaan naar het toneelstuk in het dorp.” Hij lacht. “Ja, daar gaan wij ook naar toe!” Grijnzend stappen we in het piepkleine autootje. Met zijn drieën op de achterbank kan het net. Ik heb al jaren niet meer zo opgepropt in een auto gezeten. Het dak is zo laag, dat je bijna je hoofd stoot als je over een bobbel rijdt. Ik vind het best grappig, maar de reis is niet lang. Daar is de Alde Skoalle al. Het dorpshuis.

Het is bijzonder om het Friese dorpsleven mee te maken. Te zien hoe iedereen samenwerkt om iets neer te zetten. De spelers zitten goed in hun rol, en er zit vaart in het stuk. Er wordt veel gelachen en het applaus is luid. Als we naar buiten lopen stormt het nog steeds. De wind duwt ons in de rug naar huis. Wat is dat heerlijk. Weer thuis te zijn, in oma’s stoel bij de warme kachel en met mijn wollen pantoffels aan. .

En dan, na een ontspannen middag en een goede maaltijd, lukt het wél. Samen zoeken we uit waar het aan ligt, en uiteindelijk is het klaar. Klaar om te worden uitgeprint! Het eerste proefexemplaar van “De heilige traagheid der dingen”.

Hier vind je meer informatie over het boek, en kun je je inschrijven. Zodra er nieuws is krijg je dan een mail van mij!

Luister hier naar dit verhaal:

.

Het lage land van ooit.

Hoe was het voor er mensen kwamen en hoe het verder ging. Bewegingen van water en land maken de verbeelding los.

.

Noordzeestrand van schier

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Ik woon op de bodem van de Oude Middelzee in Friesland. Het lijkt wel of het deel uitmaakt van mijn lot. Leven op nieuwe bodems met een verborgen geschiedenis. Herinneringen die niet meer zichtbaar zijn, die steeds dieper onder onze voeten liggen. Ik heb van jongs af aan een honger, naar die verhalen. Dat is nooit verdwenen.

De bodem van de Middelzee. Het land is recht en vrij kaal. Alles wat er is, wordt ontworpen en als het niet ontworpen is, wordt het met kritisch oog bekeken. Het water is verdreven en alles wat de aarde zich herinnert, is opgeslagen in de grond. In de grond ligt de wilde geschiedenis, toen de aarde nog van zichzelf was. Laag voor laag vertelt zij het verhaal. Ik luister en vertel. Want ver voor de Middelzee werd ingepolderd, was dit ook al land.

Waar nu de Noordzee ligt, daar is het land waar de eerste mensen hun thuis vinden, een miljoen jaar geleden. Grote ijskappen zorgen ervoor dat een groot gebied droog valt. Het duurt duizenden jaren. Het wordt weer warmer en tussen de ijsvlakten ontstaat een groeiend ijsmeer. De rivieren vullen zich en er zwemmen zelfs nijlpaarden.
Maar dan wordt het opnieuw kouder. Halverwege de laatste ijstijd, zo’n 50.000 jaar geleden is er nog steeds geen Zuiderzee en ook geen Middelzee. Waar nu de Noordzee ligt, zie je een open landschap tot aan de horizon. Doggerland, noemen we het nu, naar de Doggerbank, het laatste wat ervan is overgebleven, een ondiepte in de zee. Het is bar koud in Doggerland, in de winter, Engeland en Scandinavië zijn in die tijd geheel bedekt door ijskappen en ook Canada. De drie grote rivieren slingeren zich vrij door de toendra heen. Verspreid in het land weerspiegelen plassen regenwater de blauwe lucht. In de winter zijn de plassen bevroren en de grassen en kruiden zijn bruin en dor. Maar in de lente komt alles tot bloei. Vogels keren terug en broeden er. Het land begint opnieuw te leven en de grote kuddes rendieren zijn van verre te zien. Tussen de lage struiken en bosjes liggen hun pasgeboren jongen tot ze sterk genoeg zijn om mee te rennen, de vlakte op. De Neanderthalers staan vroeg op, om te jagen. Ze hebben geen gebrek aan vlees.

.

Tundra bei Dudinka am Jenissej in Sibirien

Het ijs begint te smelten, in Scandinavië, op Engeland en in Canada ook. De zeespiegel stijgt. Mens en dier trekken zich steeds verder terug. Het water kabbelt, kolkt, en borrelt in geulen en holten. Water komt en gaat, de getijden hebben vrij spel in een breed gastvrij gebied, dat de aarde versterkt en beschermt. Verderop vormen zich veengebieden, die als een spons het regenwater opzuigen en loslaten als het nodig is. Alles ademt en leeft zoals het bedoeld is. De aarde is in haar element. De Waddenzee vormt zich, veel groter dan wat het nu is. Kreken en kwelders krioelen van leven en overal zijn vogels. Het zijn zwermen zo groot als we ons nu nauwelijks meer kunnen voorstellen. Toch probeer ik het. Ik stel me voor, hoe het was. Want dat is het begin van een scheppingsproces. Daarom vertel ik dit verhaal. Want het begint bij de herinnering.

Zo’n 5000 jaar geleden verdween het laatste stukje van Doggerland. Nu is het niet meer dan een zandbank onder de oppervlakte. In diezelfde tijd dat het laatste eilandje van Doggerland verdween, werd het Friese land bewoond door de eerste mensen. Er zijn vondsten gedaan uit de steentijd, grafheuvels en hunebedden, die daarop wijzen. Net als in Drenthe. Alleen de Friezen waren praktisch, zij verpulverden de stenen om er paden van te maken. Toch zijn er nog bijzondere dingen gevonden, en vooral in de buurt van Gaasterland. Het Noorden van het land was in die tijd nog steeds van de zee. Waar nu de Friese weiden zijn, daar stroomden kreken en kwelders. Het water kende geen beperking en kon zich tijdloos overgeven aan het ritme van eb en vloed. Duizenden jaren lang duurde dit. Tot de mensen zich steeds verder ontwikkelden.

Zo’n 500 jaar voor Christus begonnen de Friezen terpen te bouwen. Heuvels gemaakt van plaggen, soms met een heel dorp erop. Het waren praktische mensen, dat moest ook wel als je zo lang bij elkaar zit, en geen kant uit kan. Water verzamelden ze in regentonnen bij de deur. Ze aten vissen, als het water zich terugtrok, konden ze ze soms met de handen vangen. Als het land droog was, werd er voedsel verbouwd op de kwelderruggen. Honderden jaren hielden ze het vol. Ze pasten zich aan aan het levenbarende ritme van de aarde. Maar het was niet genoeg. Hun band met de zee werd doorgehakt. In plaats van te leven mét de zee, werd er actie ondernomen tégen het water, de golven en de vloed. Uiteindelijk koos men dus voor het gemak, al moest daar eerst hard voor gewerkt worden. Met hun leren laarzen aan, baggerden vele mannen in de zompige zeeklei. Zo werden in de Middeleeuwen de eerste dijken aangelegd.

Ook de Middelzee, de bodem waar ik nu op woon, is het gevolg van die eerste dijken. Het land is achthonderd jaar oud. De Friezen zijn gehecht aan het open landschap, waar de zee ooit huisde. Het moet open blijven. Maar er is iets anders wat ondertussen knaagt. Het is de zee, die geen vrij spel meer heeft. Honderden jaren zagen de Noordelijke Friezen het komen en gaan, de vogels, de vissen die er leefden. Maar de plassen, de kwelders, de kreken, ze zijn niet meer. Scherpe grenzen beperken de doorstroom, als stolsels in de bloedvaten. Het lichaam van de aarde kan niet meer vrij ademen, de vloed botst tegen dijken en muren, de eb kan zich niet meer terugtrekken. Ook vogels kunnen niet leven een landschap dat steeds leger wordt, steeds stiller. Verdwenen is het geborrel en gepruttel van bewegend water. De muggen die er dansten, de vissen die er zwommen. Het land wordt droog gepompt en uitgemolken. Alles is strak en zakelijk.

.

Het Verhalenpad.

Als ik nu mijn heesters plant, komt er een beeld bij me op. Ik denk er niet eens over na, het is er gewoon. Ik zie het voor me, het land van toen, de kreken, de kwelders. De rommelige bosjes van heesters. Ik graaf en steek, dikke kluiten gras, en stapel ze weer op. Opnieuw ontstaat het landschap, zoals het ooit moet zijn geweest, vol holtes en sleuven. In de winter regent het allemaal vol. De geulen en kuilen staan vol water. Op de hogere delen plant ik meidoorns en elzen, zodat hun wortels niet langdurig nat staan. Op de allerhoogste bult kunnen zelfs walnoten staan, voor ons eigen belang. Een investering in de toekomst. Maar het meest van wat ik doe, is ter dienste van het land. De aarde, zodat die kan meebewegen met de seizoenen. De aarde zelf is mij dierbaarder dan wat dan ook. Al is het maar een postzegel, ik voel de dankbaarheid die ze geeft. Alles is van waarde. Elke scheppende verhaal, dat luistert naar oude herinneringen. De oeroude adem. Bewegen met het ritme. Ik beweeg mee. En schep.

.

Doggerland, Wikipedia.

.

.

.

Bronnen: Wikipedia, Tressoar, Hoe god verdween uit Jorwerd, e.a.

Sprong naar een parallel universum

.

Er zouden werelden kunnen bestaan, parallel aan de onze. Ze lijken op elkaar en toch zijn ze allemaal anders. Hoe zou het zijn om daar heen te gaan?

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

“Alles is met elkaar verbonden”, zeggen natuurkundigen. Ik lees erover, het is een onderwerp dat al heel lang wordt besproken. Ze zijn er nog lang niet over uit. Maar toch, ze komen steeds dichter bij oude wijsgeren, die hetzelfde zeiden, lang, lang geleden. Ja, alles is verbonden. Maar dat is niet het enige wat de wetenschappers ontdekken. Er zouden behalve onze wereld, diverse werelden naast elkaar kunnen bestaan, die óók weer met elkaar verbonden zijn. “Het is heel waarschijnlijk dat er meerdere versies van onszelf zijn, maar ook meerdere aardes en universa,”zeggen ze. “We kunnen dit echter nooit bewijzen, want we zijn gebonden aan dit universum.” De verschillende universa beïnvloeden elkaar, zeggen ze ook. Dat klinkt boeiend. Maar helemaal begrijpen doe ik het niet. En zij zelf ook nog steeds niet.

Mijn dagelijks leven gaat zijn gewone gang. Overdag schep ik zand, ik stapel met kluiten en hang vogelhuisjes op. Ik kijk naar de bewegingen op de Haak, de dikke vette verkeersader naar Leeuwarden. Soms gaat er een vliegtuig over. ’s Avonds verdwijn ik in een boek. Nu is het een kinderboek over een meisje dat sprongen maakt naar een parallelle wereld. De schrijfster raakte kennelijk geboeid door het onderwerp en heeft er haar eigen verhaal van gemaakt. Ze heeft zich serieus afgevraagd of het wel leuk zou zijn, om naar een parallelle wereld te kunnen springen.
Het meisje en haar andere ik wisselen telkens van lichaam. Het is vooral verwarrend. Het lijkt voor buitenstaanders een groot avontuur, maar voor haarzelf zit is het een grote opgave om de kluts niet kwijt te raken. Dat is wel goed bedacht van de schrijfster. We moesten maar blij zijn, dat we niet onbeperkt heen en weer kunnen reizen naar andere werelden. Mensen willen toch al veel te veel en almaar verder. Daar moest maar eens een eind aan komen, anders valt de hele samenleving uit elkaar. Het is nu al lastig om met iemand af te spreken en dat zou alleen maar erger worden als mensen zomaar verdwijnen naar een ander universum.

Kan dit echt? Een aantal zaken zijn in elk geval bewezen. Atomen staan nooit stil, alleen als je ze bestudeert. Op het moment dat je kijkt, heb je invloed op het atoom. Het atoom bevriest, als het ware. Maar tegelijkertijd gaat de beweging door. Je ziet een bal door de lucht vliegen, maar in een tweede universum is die bal allang gevallen. Tijd is in feite niets anders dan beweging. En nooit regelrecht, het is meer zigzaggend, als een kronkelpad de berg op. Het is allemaal heel raadselachtig, en dat blijft het voorlopig ook. Misschien is dat maar goed.

Uitstapjes naar een parallel universum. Het lijkt een fantasie, goed voer voor schrijvers en filmmakers. Alles wat je wilt kan je in die wereld plaatsen. Ideaal. In de fantasie kan alles. In werkelijkheid is dat nog steeds een stuk beperkter. Die verhalen zijn allemaal fictie, natuurlijk. Toch is een grote groep natuurkundigen het erover eens. Het zou heel goed kunnen zijn dat er meerdere universa naast elkaar bestaan. Op Wikipedia voor kinderen is er ook van alles over te lezen. Vooral over wormgaten. Die blijven spannend, al is het nog steeds een theorie. Wormgaten zijn vervormingen van tijd, in de ruimte. Wormgaten zijn het tegenovergestelde van wat zwarte gaten zijn. Zwarte gaten trekken aan, witte gaten slingeren uit elkaar. Je vliegt als een tornado door het heelal. Via wormgaten zou je door de tijd kunnen reizen. Het voedt de verbeelding. Schrijvers scheppen hun eigen magische wereld, via wormgaten. Er zijn verhalen van een deur die ineens ergens anders op uit komt. Een bekend kronkelpad dat eindigt op een plek die je niet kent. Of je stapt in tramlijn nummer 11, die tot je stomme verbazing steeds sneller gaat, alle haltes voorbij rijdt, de stad uit. Bizarre, onbekende landschappen gaan langs het vensterglas voorbij. Heerlijk om te lezen, ’s avonds na het werk. Even heel ergens anders te zijn, in de verbeelding. Als het daar maar bij blijft.

Stel je voor dat het je lukt, om in een parallel universum te komen. Is dat leuk? Een plek waar de gekapte bomen gewoon door blijven groeien. Dat zie ik dan toch wel graag. En waar je huis ineens de vorm heeft van een ei, dat als een amoebe steeds van vorm verandert. Je zoekt de deur, maar ook de ingang is steeds ergens anders, en soms is hij zo klein dat je er niet meer in komt. Toch wel vervelend. De trein waar je mee reist is toevallig nog hetzelfde, maar de tunnel in de rotswand is ineens weer dicht, terwijl je er in vliegende vaart op af rijdt. Het vliegtuig in de lucht valt plots uit elkaar in losse deeltjes en de grondstoffen keren terug naar de aarde. Het zal vast wel goed komen, maar het lijkt me toch tamelijk stressvol. Maar tegelijkertijd, de gedachte dat niets is wat het lijkt, dat maakt bescheiden. Een mooie bijkomstigheid. Alles wat we maken is zo relatief!

Ik werk aan mijn kronkelpad en plant bomen. Maar ik hoop niet dat je achter dat bochtje op een dag een andere wereld komt. Misschien zou ik eens in mijn dromen kunnen gaan, als uitstapje. Maar verder, laat mij er maar hier, met mijn klompen op de Friese klei. Hoe langer ik hier ben, hoe meer ik ervan houd. Ik kijk naar dat ingenieuze stel atomen, dat de pimpelmees zijn karakter geeft. De verscheidenheid in vormen, de bomen en heesters die ik in de grond plant. De regen valt, de zon schijnt, en heel langzaam zie ik ze groeien. Ik denk, uiteindelijk: snelle tijdsprongen zijn misschien wel spannend, maar ze hebben de liefde niet. En zonder liefde valt alles uit elkaar.

Langs het pad ligt compost en zand. Kruiwagen na kruiwagen schep ik vol. Ik recht mijn rug en beweeg mijn vingers, zodat ze niet stijf worden. Het is deze aarde, waar ik voor zorg. Hier.

.

.

Het boek dat ik lees, is van Dagmar Bach. Het heet: “Dubbelleven” Ik lees nu deel 1, “De verwisselde werelden van Victoria KIng.”

https://www.nationalgeographic.nl/wetenschap/a43443536/wat-is-een-multiversum-multiverse

https://wikikids.nl/Wormgat

https://www.wikihow.com/Contact-Yourself-in-a-Parallel-Universe

.

.

Nog meer bomen

.

Dit keer geen luisterversie, maar wel een filmpje. Zie onderaan de tekst.

Achter mijn huis gebeurt iets. Het verandert er volkomen. Ik mag weer planten en ik doe het ook! Hoe heerlijk is het, het land te mogen herscheppen tot iets, waar steeds meer leven komt. Ja, het is zover, het tweede bosje is in de maak. De boer wilde het graag. “Je mag die akker ook inplanten” zei hij al meerdere malen. “Ik wil er bomen en struiken, van hoog naar laag.” Dat heb ik goed onthouden. Want als je ergens mag planten, dan moet je dat geen jaar uitstellen, is mijn mening. We zijn het er allemaal over eens dat ons land meer natuur moet krijgen. Dus ik ga het weer doen! Er komen weer honderdvijftig bomen bij. Dikke kluiten steek ik uit, en draag ze naar het pad, dat in een bocht door het toekomstige bos heen cirkelt. Een omlijsting voor je voetstappen.


Met mijn laarzen loop ik door het zompige land. Alle plantgaten staan vol water. Ik graaf sleuven en wadi’s. Voor het planten begint ben ik al dagenlang bezig. Ik heb net weer een nieuwe geul gegraven en schep de laatste kluit weg. Het water in het plantgat staat hoog. Zodra ik de kluit wegpak, begint het al te stromen. Ik pak hem snel en voorzichtig, zodat mijn leren werkhandschoenen niet meteen drijfnat zijn. Het water stroomt door het vrijgekomen gat, de andere kuil in, die dieper is en groter. Een heerlijk gezicht, dat stromende water. Zo is er steeds weer wat te zien. Het eerste spinnetje bijvoorbeeld. Hij loopt over het water van een plantgat. Ik kijk naar het bochtige pad, dat steeds duidelijker wordt, met de stapeling van graszoden erlangs. De gedachte dat het straks lijkt alsof het al heel oud is. Ik denk aan Texel, daar heb je de “Tuunwallen”. Door de harde wind konden ze er geen heggen maken, dus maakten ze muurtjes, van een meter hoog. Muurtjes, van plaggen. Zo hoog maak ik ze niet. Een halve meter is al een heel werk.

Dan is het zover. De eerste elzen kunnen erin. Ik heb de stijve grijze zeeklei door de teelaarde heen gemengd, om de jonge bomen aan de bodem te laten wennen. Overal om me heen zijn kuilen en bulten. Bulten riet, dat ik verzamelde, bulten klei. Het begint een woest landschap te worden. Straks als het begroeid raakt, is het net alsof het altijd zo geweest is. Dan weet niemand meer hoe het hier kwam. Verhalen zijn nodig, verhalen als deze, om mensen te laten zien dat dit kan en hoe je het doet.

Het bos zal vele functies hebben. Het is voor de dieren en rustige mensen. Er zal af en toe een kind spelen, maar niet vaak. De elzen zullen met hun wortelknolletjes stikstof binden uit de lucht, en de bodem verrijken voor de andere planten. De stijve klei zal steeds luchtiger worden, steeds toegankelijker voor bodemleven. En terwijl de jaren verstrijken, komt er almaar maar meer te groeien. Er zullen insecten wonen en vogels zullen er voedsel en bescherming vinden. En ik zelf ook…

Ja, ik werk eraan. Het tweede bosje. Ik bid dat het vol leven komt, en kijk. Ik kijk het de grond uit!

.

.