Noten kraken, nou kan ik het

Nootje
Augustus 2013. Ik zit op het stenen trapje van een Roemeens huis en kraak noten. De hele dag al. Het zijn noten van vorig jaar, maar ze zijn nog steeds lekker. De ene na de andere sla ik in stukken. De begeerlijke stukjes noot peuter ik er geduldig tussen uit. De zon schijnt warm en verderop zijn de anderen een kelder aan het restaureren. Ik kijk hoe het werk vordert terwijl ik de gepelde noten in de kleine emmertjes gooi. Er heeft yoghurt in de emmertjes gezeten en er hoort een deksel op. Er staan een stuk of wat voor me, leeg, schoonwassen en klaar voor hergebruik.
Aan het einde van de dag heb ik vier emmertjes vol. Ik pak de laatsten om te kraken. Er zijn al heel wat uren verstreken. Ik vraag me af hoe ze dat in een echte notenkrakerij doen. Ik speel wat met de noot in mijn hand, en leg hem net iets anders op het steen. Met de punt naar boven. Dan geef ik één kleine doelbewuste tik op zijn kop. De schil valt tot mijn verrassing uiteen in vier gelijke delen en er midden in ligt de inhoud. Helemaal punt gaaf. Ik kan hem zo pakken. Wat een ontdekking! Jammer dat de noten op zijn.

Oktober. Het heeft hard gewaaid en bijna alle noten zijn van de boom gevallen. Het zijn er veel, er staan hier heel wat walnotenbomen tussen de aangeplante bossages. Ik mag ze ook verzamelen, maar laat het meeste liggen voor de anderen. Een aantal zijn platgereden. Die zijn voor de kauwtjes en de kraaien. Ze smullen ervan. Ik schop hier en daar een noot opzij, van het oprit af. Dan kunnen anderen die later oprapen. Er zijn grote noten, kleine noten, van alles wat.
De oogst is een flinke schaal vol. Hij staat voor mijn neus op de kurkvloer. Ik zit ernaast. Leuk, nu kan ik mijn nieuwe techniek gaan oefenen, die ik ontdekte in Roemenië. Een gedeelte heb ik gedroogd in het oventje dat bovenin mijn tegelkachel zit. Het wordt daar nooit heet, en het is een perfecte droogplek voor hout en noten. De droge noten liggen klaar, naast de steen waar ze straks een tik op hun kop krijgen. Er liggen ook natte noten bij. Sommige hebben zich volgezogen met regenwater, via een kleine opening aan de bovenkant, waar het steeltje van de bolster gezeten heeft. Hoewel de buitenkant van sommige noten er schimmelig uitziet, is de binnenkant nog goed. Het is goed dat ik ze meteen stuksla, bedenk ik tevreden. Dan kunnen ze niet verder rotten.
De ene na de andere noot ontmoet de platte kant van mijn bijl. Ik maak in snel tempo een bergje. Daarna pel ik ze achter elkaar, en gooi de droge exemplaren in een grote glazen pot. De natten gaan in een zware gietijzeren pan, dan kunnen ze straks verder drogen boven op de kachel. De doppen zijn voor de kachel, die gebruik ik als aanmaakmateriaal. Ik geniet van de snelheid, waarmee het gaat. Bijna alle noten komen er heel uit en zonder omslachtig gepeuter. Dit is dus een manier. En wat leuk dat ik dit nu ook aan anderen kan vertellen. Noten kraken, nou kan ik het.

Hoe kraak ik een noot heel

Walnoot, een grote

Blijven bewegen is voor mij van levensbelang

Ik noem dit `de Varaan`
`Twintig keer!` roep ik terwijl ik hijgend overeind kom. Een van mijn ochtendoefeningen is opdrukken, en dat heb ik zojuist gedaan. `Je bent een bikkel.`zegt Dick. Hij zit vanaf de bank naar mij te kijken. `Dat kunnen veel mannen niet eens,`zeg ik met kinderlijke trots. Dick knikt. `Blijven doen`, zegt hij. Dat zal ik zeker.
Mijn ochtendoefeningen worden steeds uitgebreider. Het is een mix van van alles en nog wat. Ik pik hier en daar op wat me bevalt, en dat stop ik in mijn programma. Yoga, fysiotherapie, krachttraining, shaken, lenigheid en evenwichtstraining, en vast nog wel meer, waarvan ik niet meer weet hoe het heet. Een half uur in de ochtend. ´s Avonds houd ik het bij tien minuten. Twee keer tien minuten per dag, dat is eigenlijk al genoeg. Genoeg voor mij, om fit te blijven. Ik vind het leuk. Dus komen er steeds meer oefeningen bij, en soms verzin ik ze zelf. Het werkt als een speer. Ook als ik me bij het opstaan niet zo denderend voel, dan knap ik er van op. Spanningen verdwijnen al gapend. Ik vind het altijd fijn, als ik eenmaal begin.

De tafel is leeg. Mijn regel is dat ik alles meteen opruim, als iets klaar is. Zo kan ik de kleine ruimte elk ogenblik geschikt maken voor iets anders. Het ene moment is het een gymzaal, het volgende moment een eetkamer of werkplek. Boven de pas gemaakte tafel hangt een hangmat aan het plafond. Het kost nauwelijks moeite om even de tafel even in te klappen en het witte katoen te laten zakken. Hoe klein het hier ook is, er is veel mogelijk. De ruimte om me heen is licht, open en beweeglijk. Net als ikzelf, nu. En ik werk er aan om het zo te houden. Elke dag. Natuurlijk heb ik ook weerzin. Vaak genoeg. Ik denk dat iedereen dat wel heeft. Het stukje zitvlees zeurt graag. Ik besteed er zo min mogelijk aandacht aan. Ik denk er aan hoe fijn het is om lekker rustig mijn oefeningen te doen in een opgeruimde kamer. Dat helpt. En het beloont zich. De tijd die ik eraan besteed lijkt zich te vermenigvuldigen. Ik krijg er veel frisse en gezonde tijd voor terug.

Blijven bewegen is voor mij van levensbelang. Ik heb een tijd achter me gelaten die even bloemrijk was als zwaar. Ik heb veel opgeruimd en er jaren over gedaan om te kiezen wat ik daarvan mee wilde nemen. Dat heb ik toen ingepakt. Het was klaar en ik kon gaan. Ik voelde het tot in mijn kleine teentje. En zo ging het ook. Ik ben een pad op gegaan waar ik steeds al naar op weg was. Het pad van speelse eenvoud, dicht bij de aarde. Soms vol verrassingen, soms lang en traag. Dikwijls wandel ik alleen, langs dezelfde velden, over hetzelfde bospad. Niet zo´n heel bijzonder bos, maar toch steeds anders. Waar ik heen ga weet ik niet. Maar één ding weet ik zeker, ik had die omslag nooit in gang kunnen zetten als ik niet steeds in beweging was gebleven.

Ingewikkelde gym in de wasruimte

Zeven maanden zonder

Simpel zonder
“Als één persoon zegt dat iets zo is, dan zou ik dat eerst onderzoeken.” zegt Dick. Het gaat over bruinkool. Ik ben bezig met de as uit mijn Zwitserse tegelkachel. ’s Nachts doe ik er een broodje bruinkool in, dan is de kachel de volgende ochtend nog steeds warm. Bruinkool gloeit lang door. Maar is mijn as dan nog vruchtbaar voor de bodem, dat is de vraag.
“Dat uitzoeken is toch lastig Dick,” zeg ik “zonder internet.” Dick vind het wel fijn, mijn internetvrije zone. Als we elkaar ontmoeten dan is er geen enkele stoorzender. Daar komt bij, hij is de hele dag al aan het internetten, voor zijn werk. Mijn leven ziet er heel anders uit. Om te internetten fiets ik vier kilometer naar Diessen, door het bos. Al sinds april. Hoe langer ik zonder internet ben, hoe minder ik er voor op pad ga. Als je ergens weinig in stopt, komt er ook steeds minder uit.

“Gesloten” staat er op de deur. Ik zet mijn fiets neer, naast het internetcafé. Daar staat een houten bankje. Nat van de regen. Met een vodje katoen, dat aan mijn fietskar hangt, veeg ik de druppels eraf. Voor mijn neus staat een auto geparkeerd, ik kan er nog net tussen met mijn benen. Ik kan ook nog drie kilometer doorfietsen naar de bieb in Hilvarenbeek. Maar dat doe ik niet. Ik blijf nu hier, op het houten bankje. De eigenaar van de auto komt terug. Hij kijkt me verbaasd aan en en bedankt me voor het passen op zijn wagen. `Graag gedaan`, zeg ik en buig me weer over het beeldschermpje. De tijd vliegt, als ik de onophoudelijke stroom mail aan het bijwerken ben. Er zit maar weinig bij wat echt voor mij bedoeld is. Toch is er zomaar een uur voorbij. Op mijn gemak van alles bekijken, bewerken en opzoeken, daar komt het niet van. Dat is bijna altijd zo. Ik begin dat nu te missen. Zonder internet in huis drijf ik langzaam maar zeker af, van de rest van de wereld. Zo voelt het. Als een eilandje.

Het was prettig, een lange poos zonder. Het gaf me rust om hier helemaal te zijn, zonder afleiding. Ik kon kijken naar wat ik nog allemaal heb. Het overbodige heb ik weggedaan. Een compacte verzameling boeken staat nu op de plank. Over planten, metselen, houtbewerking, spoorzoeken, vogels, insecten, schiemanskunst, en meer. Ik heb alles doorgenomen en weet nu precies waar ik aan toe ben met mijn spullen.
Zeven maanden zonder internet. Dat was het. Ik ben er klaar mee. Ik wil ook weer dingen lezen die niet op mijn boekenplank staan. En kletsen met vrienden. Soms vraagt iemand me naar foto’s en tekeningen. Zonder internet kan ik maar beperkt delen, wat ik hier uitwerk. Ik wil het zelf ook graag. Ik besef het nu. De internetvrije periode is voorbij. Maar nog niet helemaal. Eerst moet er aan gewerkt worden. Ik heb gevraagd om Wifi op de camping en de kans is groot dat het binnenkort voor elkaar komt. Iedereen die hier komt kan er dan van mee profiteren. Als het voor elkaar is vier ik een feestje. Ik zeg wel wanneer.

Inmiddels weten we meer. Onze camping ligt te ver van het snelle netwerk. We kunnen niet meer dan 2 MB krijgen en het kost een hoop geld om het aan te leggen. Geen Wifi dus. Ik kijk nog even wat ik nu ga doen.

Spin houd er bijna mee op.
De spin op mijn deur is niet meer zo ijverig.

Spin is weg
De volgende dag is hij verdwenen.

Toch een tafel

Grenenhouten poot van de tafel
“Ik heb vier jaar niet op een stoel gezeten” zei een kennis ooit tegen mij. “Ik woonde tussen Afrikaanse stammen. Niemand had daar tafels of stoelen. We zaten gewoon op de grond.” Ik vond het leuk wat ze vertelde. Het bracht me op een idee. Toen ze weg was heb ik van een rij rieten stoelen de poten afgezaagd, en ook de rugleuningen. Het resultaat was een reeks leuke zitjes. Mensen vroegen me waar ik ze vandaan had. Dat vertelde ik met plezier.
Nu woon ik hier dik een jaar. Ik heb nog steeds geen tafel en stoelen. Ik vind het niet nodig. Er is een bank en een kurkvloer. En schapenvachtjes. Daar kun je ook lekker op zitten. Werken en eten kan ik overal. Sommige mensen stappen verbaasd mijn kleine huiskamer binnen. “Geen tafel? Dat zou het eerste zijn wat ik neer zou zetten.” Ik haal mijn schouders op.

Het is een heerlijke herfst, bijna zomers. Ik sta op het bordes van mijn woonwagen en kijk over het veld in de ochtendzon. Er hangt al dagenlang een aanstekelijke werksfeer. Ton de beheerder, werkt aan een dak voor het huis, dat achter mijn woonwagen staat. Zijn zoon maakt een dak op de loods verderop. Ik ben ook lekker bezig. De verfpot staat de hele dag klaar en ik schilder alles fris en licht. Ik verf en ik timmer. Alles wat nodig is. Tot het donker wordt.
Als ik in bed lig komen de ideeën. Ik heb een notitieboekje naast me liggen, want als ik het niet meteen opschrijf, dan slaap ik niet. Van onder mijn dekens kijk ik opzij de kamer in. In het schemerdonker zie ik de contouren. Van de nieuwe kast waar ik zo blij mee ben, de wit omlijste spiegel aan de wand er tegenover. Mijn blik blijft rusten op de lege ruimte er tussen. Ik staar naar die plek, het vraagt om iets. Daar onder de spiegel, daar hoort een tafel, besef ik. Ik sta op en doe het licht aan. Mijn besluit staat vast. Ik ga een opklap-tafel maken. Een sterke, lichte constructie. Ik pak mijn boekje, schrijf alles op en teken het uit. Daarna val ik als een blok in slaap.

Twee dagen werk was het. De tafel is af en ik vind hem mooi geworden. Hij hoort bij de wagen, net als de kast en de spiegel. Wat is dit nu een fijne plek geworden. In tien dagen tijd heeft Jufrouw Kolibri een complete metamorphose doorgemaakt.
De vraag is nu, waar gaan we op zitten? Er is een kruk. Die is van mijn vader. Hij wil hem terug. Er is ook een mooi oud kistje. Met een deksel. Er ligt nu steeds een kussen op. Als ik dat eraf haal zie ik letters. “Atlantic Amsterdam”. Het kistje is één van de weinige overblijfselen uit mijn werfkelder in Utrecht. Zo’n kistje heeft meerdere functies, dacht ik. Je kan er op zitten, je kan er wat in stoppen en hij is mooi.
Daar staat hij dan. Een zwaar ding. De letters zijn bedekt door wat er op ligt. Niemand kan het zien, dat hij mooi is. En wat zit er nou in? Het zijn papieren, die ook best in de nieuwe kast kunnen liggen. Ruimte zat. Gisteren zei nog dat ik meer kistjes wilde. Allemaal om op te zitten en overal spullen in. Maar ik wil helemaal niet meer spullen. Ik wil er juist minder. Wat bezielt me eigenlijk. Ik weet best wat ik het liefste heb. Ik wil iets om op te zitten. Geen kistjes. En dit kistje gaat ook weg. Het is hard, maar zo is het. Opklap-krukjes wil ik. Licht en simpel. In elk geval vier.

Kistje is niet meer te geef.
Kistje voor vrachtvervoer over de oceaan

De nieuwe tafel onder de spiegel.
Opklaptafel in woonwagen

Het is of het er altijd al heeft gestaan.
Uitzicht door de deur met kast en laptop op tafel.

Ingeklapt. Let op uitstekende pen. Haal die eruit en dan kun je de poot eronder weg halen. Heel simpel.

Tafel ingeklapt

Achter de blinde wand

.

Achter de blinde wand, een nieuw raam.

 

Ik kan gaan reizen om de wereld met een andere blik te bekijken. De opwinding voelen van het ontdekken. Maar ik wil ook rust, om iets op te kunnen bouwen. Dus ik heb de oplossing dichtbij gevonden. Ik heb gewoon een nieuw raam gemaakt. Nu zit ik lekker rustig een kop koffie te drinken op de bank, en kijk mijn ogen uit. Vroeger was hier een wand zonder venster. Ik zat hier ook nooit. Vanaf de andere kant van de bank, kon je nog een beetje naar buiten kijken. Het glas van de deur was de enige doorkijkje. Aan de andere kant was een dooie hoek. Nu is dit het mooiste plekje geworden. Als ik dicht tegen het raam aanzit, dan kan ik het hele grasveld over kijken. De lucht is blauw en alles is zonnig en licht, daar achter die blinde wand. En wat een boel andere dingen zie ik nu. Verderop is iemand aan het werk. Een man harkt snoeihout bijeen van coniferen en een walnotenboom. Zijn lange, grijzende haar is bijengebonden in een staart. Hij woont hier ook, in de pipowagen die verderop onder de bomen staat. Hij heeft mij gisteren geholpen, met het raam inzetten. Ik vind het leuk dat hij weer terug is. Een lange tijd was hij weg en het was de vraag of hij terug zou komen. Hij heet Reik. Reik is timmerman en muzikant. Gisteren had hij het erover dat hij wil beginnen met workshops geven. Instrumenten maken. Reik heeft nog veel meer dromen over wat we allemaal kunnen doen op dit mooie terrein.
Mijn gedachten dwalen af, tot ik een reiger zie overvliegen, en een groep kauwtjes. Ze vliegen verder, voorbij de bomenrij, die het einde van het terrein omsluit. Ik kan eindelijk zien wat er is, achter die blinde wand! En dan de warme zon erbij, het lijkt de hemel wel.
Ik vraag me af wat ik nog meer te zien zal krijgen, door dit raam. Zullen het altijd dezelfde bomen zijn, dezelfde mensen en dezelfde horizon? Ik denk het niet. Ten slotte heeft mijn wagen wielen. Maar lang fantaseer ik er niet over. Want zover is het nog niet. Er is werk aan de winkel. Ik drink de laatste slok van mijn koffie en zet de mok op het aanrecht. De pauze is voorbij.

De ene verandering lokt de andere uit. Er is nu ook een kast op mijn pad gekomen. Een echte pipowagen-kast. Gebracht tot voor de deur, zonder dat ik er naar op zoek was.
Ik doop de punt van de kwast in het blik. Ik schilder hem wit. Dat oogt veel ruimer in mijn kleine huiskamertje. De laatste jaren had ik een hekel gekregen aan dat eindeloze geverf. Tot mijn verrassing is die weerzin nu helemaal weg. Wat ik nu te onderhouden heb is te overzien en het komt ook af. En als het af is, dan kan ik gaan zitten, ernaar kijken en genieten. Vroeger was er nooit iets af. Ik zat ook nooit echt lekker. Er was altijd een hele berg onderhoud te plegen. Een rijstebrijberg tot over de nok, dat was het. Niks uitzicht. Die tijd is nu voorbij. Ik ben er klaar mee. Ik ben erg blij met wat ik nu heb. Niet teveel, niet te weinig, precies genoeg voor mij. En ik heb een raam. Een echt venster. Eindelijk.

.

Gerestaureerde pipowagen-kast .

Ik heb de kast niet zonder ongelukken af gekregen. Toen ik even weg was, begon het ineens hard te waaien. Hij is omgevallen, boven op een pot. Deuren ontzet, overal splinters. De ene deur was er ernstig aan toe. Ik heb hem onmiddellijk gerestaureerd. Het is geen sjieke kast meer, maar eigenlijk is hij nou mooier. Ik heb hem meteen vastgeschroefd aan de muur.

.

 

Boom geveld
Heb twee coniferen omgezaagd, die pal naast de kersenboom stonden en nogal nadrukkelijk aanwezig waren.

.

Uitzicht
Dit is het uitzicht vanuit mijn nieuwe raam, als ik er recht doorheen kijk. Je ziet de scheefgegroeide kersenboom. Zonder de twee coniferen. Er is weer lucht en licht te zien. Fijn!