De bestendigheidsgelofte

.

De mesthoop, restanten laten vergaan waar je bent. Het voedsel verteert en verandert in vruchtbare aarde. De restanten van mijn bestaan keren terug en ook dat van de dieren. Alles om voeding te maken voor het land, zodat een rijk palet aan nieuwe dingen groeien kan. Voor mij een symbool van bestendigheid. Ik offer mijn koffer op en blijf.

.

Om te luisteren naar het verhaal, klik op de knop onderaan de tekst.

.

Het is koffietijd. Ik doe de deur open van het huisje dat Dick huurt. Hij is er. Hij is er bijna altijd, sinds hij aankwam. De kleine ruimte ligt vol kleren en dozen. Vrolijk kijkt hij me aan. “Kijk! Ik heb twee koffers gekocht in het theaterwinkeltje in Jellum,” zegt Dick. Een hele grote koffer ligt op de grond, een patroon met piepkleine groene ruitjes. Een kleine bruine ligt geopend op het bed. “Alles moet er in passen. De koffers laat ik hier. Alleen de rugzak neem ik mee.” Hij gebaart naar de stapels die hij bezig is te sorteren. “Ik heb veel te veel kleren. En weet je hoeveel washandjes ik heb? Wel twintig! Ik gebruik er maar twee.” Ik kijk en knik. Zo gaat dat. Van alles is veel te veel. Als je gaat verhuizen, dan kom je er pas achter. Een goed moment om weer eens te ontspullen. Want Dick gaat op pad. Zijn plan is om twee woongemeenschappen bezoeken en daar enige tijd te blijven. Hij zal meer dan drie maanden weg zijn.

Ik zit het somber in de leunstoel te bekijken. Mijn vriend is niet de enige die er op uit gaat. Ik denk aan Jeroen, die gaat fietsen in de bossen van Scandinavië. En Syds, die Deense dichters gaat opzoeken. Iedereen lijkt weg te gaan, met een hoofd vol mooie plannen. Ik niet. Mijn toekomst is leeg. Het enige wat ik zeker weet, is dat ik de pompoenen water zal geven. Ik ga zelfs niet met Dick mee, ook niet voor een week. Nee, ik blijf hier, bij de winterkoninkjes en de karekieten. Ik zucht. Het lijkt zo saai, te blijven terwijl iedereen vertrekt. Ik zal het koffiemoment missen en het samen eten. Toch twijfel ik geen moment. Ik herinner me de afspraak, toen die dag.

Ik was zestien en zat alleen op die picknicktafel in het bos, mijn benen onder me gevouwen in kleermakerszit. Het kleine grijze boekje lag naast me: ”Hoe kan je de lucht bezitten.” De woorden erin zijn gebaseerd op de toespraak van het opperhoofd van Seattle. Ik heb de woorden in me opgezogen als water in een droge spons. De toespraak is van heeI lang geleden, uit de tijd dat de blanke man de wereld verkende en in bezit nam. De dominante beschaving die zogenaamde “wildernissen” cultiveerde en natuurvolkeren uitroeide. Het is nooit opgehouden. Die expansiedrift ten koste van anderen, het moet ophouden. Het kwam als een diep besef. Mijn leven zou het tegenovergestelde zijn. Ik zou niet de wereld in gaan, maar me juist in dienst stellen van de aarde. Ook wilde ik geen romantische dichteres worden. Aarden en planten, daar ging het om. Vuile vingers krijgen. Ja, nu kan ik het goed verwoorden allemaal, maar toen was het alleen een gevoel. Ik tastte als een blinde in het duister en had slechts een vaag vermoeden van mijn toekomst. Eén ding was duidelijk: het zaad was in goede aarde gevallen. Het boekje kwam in een stoffige kast terecht. Het raakte kwijt, maar niet vergeten. Het liet me niet meer los: Ik wilde net zo geaard worden als de Indianen uit dit boekje. En nu kijk ik naar Dick, die T-shirts inpakt. De koffers raken voller en voller. Ik voel me leger en leger. “Ik kom wel terug hoor!” zegt Dick. “Dat beloof ik.”

Okee, zo is het. Mensen komen en gaan, maar ik blijf. Als een steen in de rivier.

(Deze week heb ik mij officieel ingeschreven op het adres waar ik woon. En de koffer heb ik na de foto weer weggehaald. Hij lag daar niet om te verteren, maar om de tegenstelling van bestendigheid en vluchtigheid te laten zien.)

.

.

Tot het krakend neerstort

.

.

Een parkeerverbod op het erf zou nooit ter sprake komen, al was het maar tijdelijk. Maar dat hoeft ook niet. De natuur zelf geeft het antwoord. Ze gromt, kraakt en barst en zegt: Nou is het eens afgelopen met al dat drukke mensengedoe. (Onderaan de tekst vind je een knop om naar het verhaal te kunnen luisteren.)

.

Marja heeft het gehoord. Het regende, iedereen zat binnen. Toen klonk er luid gekraak. Marja zat op het puntje van haar stoel, vlakbij, in haar kleine huis. “O jee, als er maar niks bovenop mij valt,” dacht ze. Maar dat was niet zo. Toen ze naar buiten kwam zag ze het. De boom.

Het nieuws gaat als een lopend vuurtje. Ik sta op Jochumsreed met de sikkel in de hand. Ik wil gras snijden. Dagelijks houd ik het Verhalenpad bij. Het is een eindeloos creatief proces van laten groeien en laten verteren. Ik wil net het veld oversteken, als Dick komt aanfietsen. Hij grijnst en stopt vlak naast me. “Er is een boom omgevallen. Hij ligt over de weg heen, auto’s kunnen er niet meer langs”, glundert hij. Hij groet en fietst verder om boodschappen te doen. Ik loop nieuwsgierig naar de boerderij toe. Ik denk dat ik weet welke het is. Het is van verre te zien. Het pad eindigt in een donkergroene massa. Als ik dichterbij kom zie ik dat een dikke tak is afgescheurd. Hij hangt nog met zijn oksel aan de boom, die verder helemaal niks mankeert. Het gewicht moet te groot zijn geworden, door al het blad en die regen. Hij leunt op een dikke zijtak op de oever, pal naast een omgekeerde boot. Het vormt een poortje. Ik kan er net rechtop onderdoor. Een paar mensen staan aan de andere kant te kijken. Boer Jochum, de gedreven greppelkenner Jeroen, en een gast. Verbaasd nemen ze de onverwachte verandering in zich op. Bewonderend, en tegelijkertijd prakkiserend: Wat moeten we hiermee aan? Maar boer Jochum twijfelt niet. “Ik laat hem een tijdje liggen. Het komt me wel goed uit. Het erf is leeg. Ik moet hooien, en nu hoef ik niet steeds iemand aan zijn jas te trekken dat zijn auto in de weg staat.” De mannen praten nog even verder. Ik loop door naar het erf. De rust is heerlijk en de schoonheid van oude boerderij komt nog beter tot zijn recht.

De natuur heeft vandaag terrein gewonnen. Voorlopig. De houtduif, die anders schichtig op het pad scharrelt, klaar om weg te schieten, doet dat nu op zijn dooie akkertje. “Dit is nu ook van ons,” lijkt hij te zeggen. De donkere bladermassa beschermt hem. De tak is zijn vriend. Ik begrijp dat sommigen het gevaarlijk vinden, bomen en zwaartekracht. Maar ik geniet hiervan, ik houd van risico’s, die bij het leven horen. Ik houd van dingen laten zijn zoals ze zijn en eenvoud. Ik doe boodschappen op de fiets en reis maar af en toe een keer met de trein. Ik plant bomen en struiken en houd mijn voetstap bewust klein, om de natuur de ruimte te geven. Maar hier op de camping staat het vaak vol blik. Allemaal mensen die van de rust willen genieten. Nogal tegenstrijdig, vind ik. Al die auto’s die het terrein domineren, waarom moet dat? Het lijkt een vanzelfsprekend recht te zijn op het uiterste gemak. Een parkeerverbod op het erf zou nooit ter sprake komen. Maar dat hoeft ook niet. Hoera. De natuur zelf geeft het antwoord. Ze gromt en kraakt en zegt: Nou is het afgelopen met al dat drukke mensengedoe. Ik steek er een stokje voor. Ik hoop dat die tak daar nog lang blijft liggen.

Hoelang kunnen we de wereld naar onze hand zetten, inrichten naar ons gemak? De politiek kan eindeloos debatteren over stikstof. Over de noodzaak van verstedelijking en over natuur die het onderspit delft. Vogelweides krijgen een bouwbestemming. De bouwnorm moet gehaald worden. We moeten wel, zegt de gemeente. De economie dendert voort. Het dreunt, het ruist, het piept, en toetert tot je oren ervan fluiten. Er komt geen einde aan. Zo lijkt het. Tot de Aarde beeft en een monsterlijk grote boom het dreunend begeeft. Het is de Wilg, het toonbeeld van levenskracht. Symbool van de eindeloos taaie natuur. De Wilg die vanuit zijn wortels voortleeft. Vanuit de liggende takken ontspringt een nieuw bos. Het groeit zo snel, dat er geen houden aan is. Niemand had het voorzien. En niemand had er ooit aan gedacht. Het leven gaat waar het wil, en trekt zich nergens iets van aan. Als een zwaluw in zijn vlucht.

.

.

Gluren naar de karekiet

De stem van de natuur en haar rechten

.

.

Er zijn steeds meer organisaties die de natuur een stem willen geven. Maar dan zijn er nog altijd mensen nodig die die stem kunnen verstaan, zoals deze kennismaking met de karekiet het begin daarvan illustreert. (Je kunt ook luisteren naar dit verhaal. Klik op de link onder de tweede foto in deze tekst.)

Het is zomer aan het worden. De Swetteblom wordt steeds meer bezocht door stadsmensen, die het drukke leven moe zijn. De rust die deze plek uitstraalt is weldadig en steeds meer mensen weten het te vinden. Er zijn weekendgasten en soms mensen die hier langere tijd verblijven. Het veldje naast de Swette is erg populair. De hele winter liep ik daar om naar de aangrenzende steiger te gaan, voor mijn dagelijks bad. Nu doe ik dat niet meer. Niet nu er mensen staan. In plaats daarvan heb ik een geheim paadje gemaakt, verderop, dwars door het riet.

Het is half acht in de ochtend. Ik haal de kleden weg die mijn kleine huis verduisterden voor de nacht en open de deur. De zon schijnt met een zacht licht. In de verte hoor ik het heldere gefluit van de winterkoning. Ik denk dat hij een tweede nest heeft in de oude wilg. Ik wikkel de handdoek om mijn heupen en zet het vast met een ijzeren knijper. Nu heb ik een groen rokje aan. Met blote voeten in de klompen stap ik het bordes af, loop om mijn wagen heen en kruip door het poortje in de wilgenhaag. Nu het veld steeds vaker bezet is door gasten, heb ik mijn eigen paadje gemaakt, naar de weg. Zachtjes loop ik over het veld, mijn klompen pletten de harde stengels van het gemaaide gras. Ik steek Jochumsreed over, de zandweg vol stenen en kuilen, die naar de boerderij leidt. Ik speur naar de plek waar ik moet zijn. Een inheemse berenklauw markeert de ingang van mijn spoor door het riet. Het is maar heel smal en omlijst door een paar brandnetels, om nieuwsgierigen af te schrikken. Het paadje gaat direct de bocht om. Mocht iemand iets opmerken, dan lijkt het net alsof het daar al ophoudt. Alleen ik weet het te vinden. Daar, in die brede strook riet, daar komt nooit iemand.

Ik houd mijn adem in, wanneer ik tussen de brandnetels door loop. Ik leerde het van mijn moeder. Houd je adem in, dan prikt het niet. Voetje voor voetje loop ik over het klomp-brede pad, de bocht om en verder. Het riet strijkt langs mijn lichaam. Dan ben ik er. Daar, aan het water, heb ik een open plek gemaakt. Het is maar een vierkante meter, en het hoge riet vormt een dichte wand rondom mij, die hoger is dan ikzelf. Er ligt een dikke laag hooi. Het is een heel fijn nestje. Een nest dat niemand weet. Niemand? Dat dacht ik maar.

Ik trek mijn shirt uit. Dan hoor ik een zacht fluitje, vlak bij mijn hoofd. En daarachter klinkt geritstel. Heel langzaam draai ik mijn hoofd om. Het zijn twee karekieten. Ze komen steeds dichter bij en gluren naar me, tussen de rietstengels door. Nog trager dan net ga ik op mijn hurken zitten. Ik kijk naar hen en zij kijken naar mij. Heel lang, want niemand heeft haast. Tot ik me herinner dat ik ging zwemmen. Ik buig me naar voren. In het water staat een trapje, diep in de modder gedrukt. Ik span mijn spieren om heel langzaam die grote stap te nemen. Via het trapje glijd ik, traag en geruisloos als een krokodil, het water in. Er is nauwelijks een rimpeling. Ik glijd tussen de drijvende plompebladeren door, zoals ik dat leerde met kunstzwemmen: de benen gestrekt en strak als een duikboot. Mijn armen houd ik dicht bij mijn lichaam en mijn handen bewegen heen en weer als de vinnen van een vis. De karekiet gaat in een rietstengel verderop zitten en fluit zijn liedje. Boven het water vliegen talloze mugjes en een klein vlindertje. Overal hoor ik karekieten. Ze zitten ongeveer om de twintig meter en sommigen vliegen al fluitend steeds heen en weer naar de overkant. Stil kijk ik om me heen. Het water is niet heel koud meer maar nog wel fris. De kou trekt langzaam door mijn armen mijn lijf in. Langzaam drijf ik terug. Net zo geruisloos glijd ik terug naar het trapje. Traag als een oosterse butohdanser kruip ik terug de wal op. Ik ben een wandelende boom, zeg ik tegen mezelf. Je ziet bijna niet dat ik beweeg. Het hooi veert onder mijn blote voet. Het is warm en zacht. In het riet hoor ik opnieuw geritsel. Kleine kraalogen gluren naar me, tussen de stengels door.

Zo kan het zijn, wanneer we plekken behouden voor de dieren. Het riet is van de karekiet, ik ben hun eerste menselijke gast. Hij vertrouwt me, want het vertrouwen is nog nooit beschaamd. Zo kan het zijn. In het drukke mensenland zijn er nog altijd plekken als deze. Kleine stroken buiten onze paden. Stroken van soms maar een paar meter breed, zo begroeid dat niemand eraan denkt het te verkennen. Soms is het een kreek, een moddersloot, en maar weinigen zullen zich vuil willen maken om te zien wat daar is. Natuur en mensen kunnen heel goed met elkaar. Als je maar stil bent. Als je maar weet dat je te gast bent, op deze wondermooie aarde. Mensen zijn geen vernietigers. Maar alleen als we onze voetstap klein houden en onze bewegingen langzaam en betrouwbaar. Tevreden zijn met niets.

Er zijn steeds meer organisaties die de natuur een stem willen geven. Maar dan zijn er nog altijd mensen nodig die die stem kunnen verstaan. Die weten op welke stukken land we de baas zijn, en waar niet. Mensen die ecologische vrijplaatsen aan kunnen wijzen en zich daarover met anderen kunnen verhouden. Met elkaar kunnen we leren hoe dat moet, hoe we ons als gast kunnen gedragen. Wat is daar? Op die paden, buiten de onze? Een verkenningstocht is prachtig. Maar mysteries moeten er blijven. Met respect voor het nest van de buren. Hoe kan je dat respect hard maken?

Wereldwijd zijn er 369 initiatieven gestart om rechten toe te kennen aan de natuur. De Verenigde Naties hebben sinds 2019 negen dialogen gehouden over de Aarde: “Harmony with Nature” werd het genoemd. Een werkgroep kijkt verder hoe de Rechten van de Natuur gerespecteerd kunnen worden. Er is een IUCN Wereld Verklaring naar buiten gebracht, over de ”Environmental Rule of Law”. Daarin wordt erkend dat “de natuur het inherente recht heeft om te bestaan, te bloeien en te evolueren”. Dat is één. Nu de handhaving nog. Boven alles hoop ik, dat wij met elkaar leren de Stem van de Aarde te verstaan. Als het zover komt, dan zijn al die wetten niet meer nodig. Daar ga ik voor. Wil je hier meer over de rechten van de Aarde lezen, ga dan hieronder verder.

.

TIP …. Kom vanavond om half zeven naar het Hofplein bij het gemeentehuis in Leeuwarden. We demonstreren tegen de nieuwe woonwijk, die pal tegen een vogelweidegebied aan komt te liggen. Er is een milieurapport geweest. De gemeente moet driehonderd meter afstand houden, maar vertikt dat. Wij willen laten weten dat dit niet kan.

En dit kan altijd. Deze petitie tekenen. Hier word je ook aardebeschermer: https://www.stopecocide.nl/word-aardebeschermer

.

.

In Ecuador wordt de natuur gezien als uiting van Pachamama, de Inca-vruchtbaarheidsgodin. Je zou haar kunnen zien als “Moeder Aarde”. In de GalaposIn 2008 werd als eerste land ter wereld in de grondwet opgenomen.om de rechten van de natuur op te nemen. Pachamama heeft niet alleen bestaansrecht, maar ook het onderhoud en herstel wordt vanaf nu in de gaten gehouden. Het gaat om levenscycli, structuren, en evolutionaire processen. In 2011 was er een eerste rechtszaak, aangedragen door de bewakers. Het ging om de Vilcabamba-rivier, die had geleden onder puinophoping van een wegverbredingproject. De rechtbank oordeelde in het voordeel van de rivier. De rechten van Pachamama werden wettelijk gehandhaafd. Andere landen waar de wet voor de natuur al is aangepast, zijn: Colombia, Australië en de VS. Thomas Berry, een Amerikaanse cultuurhistoricus heeft er diep over nagedacht. Wetten van de samenleving horen volgens hem voort te komen uit de wetten van de natuur. Het universum is een ​​gemeenschap van levende onderwerpen, niet een verzameling objecten”. Ook Christopher Stone, professor in de rechten aan de Universiteit van Zuid-Californië, schreef uitgebreid over dit onderwerp in zijn baanbrekende essay, “Should Trees Have Standing”. Overal ter wereld zijn er mensen die hier over na denken en aktie ondernemen. In Bangladesh was het de Tourag rivier die nu mag bloeien en vloeien met alle rechten die erbij horen. De rivier was aan het verdwijnen doordat bedrijven en overheden zand en vervuilde grond in de rivier stortten om daarop industriële gebouwen te realiseren.  Daar is nu een stokje voor gestoken. Het kan! En ook in India heeft de Ganges rechten gekregen. Lokale gemeenschappen hebben zich daarvoor ingezet. De Indische bevolking vond de vervuiling van de Ganges onacceptabel, te meer omdat ‘Ganga’ de Hindoestaanse godin van zuivering en vergeving is. Vandana Shiva komt uit India. Zij is een activistische geleerde. Ze heeft veel goeds te zeggen. Zij heeft uitgebreid geschreven over de rechten van de Aarde en Earth Democracy, De verantwoordelijkheid van lokale gemeenschappen is in haar visie erg belangrijk. Vooral de vrouw kan volgens haar verantwoordelijkheid terugnemen. De vrouw wil immers haar kinderen goed en gezond voedsel geven. Dat is eeuwenlang haar rol geweest. En gezonde kinderen kunnen alleen maar opgroeien uit een gezonde Aarde. Vandana Shiva is dan ook een prominent vertegenwoordigster van het eco feminisme. Ik ben het met haar eens dat lokale gemeenschappen belangrijk zijn. Van daaruit komt veel kracht. Ook in Nieuw zeeland is de gemeenschap druk bezig geweest. Het is voor elkaar: De berg Taranaki is nu een rechtspersoon. Ook hebben inheemse Maori voorgesteld om rechten aan de Whanganui Rivier toe te kennen. Zij wilden zeggenschap hebben over de visrechten in de Rivier. Overexploitatie kan nu een halt toe worden geroepen. Maar er zit nog een diepere motivatie achter. De Rivier wordt als een spirituele entiteit gezien en zij noemen deze ‘Te Awa Tupua’, dat is: ‘Rivier van heilige kracht’. De Rivier wordt gezien als een levend wezen en als een voorouder en levensbronnen voor de Maori’s. De Maori’s geloven dat hun welzijn en dat van de Rivier een en dezelfde zijn. Zij voelen er zich in hoge mate verantwoordelijk voor en ermee verbonden. Daar kunnen wij nog van leren. En natuurlijk zijn er meer succesvolle wetten gelanceerd voor de Aarde, in Bolivia, Mexico, Uganda. En dan heb ik nog niet eens alles genoemd.

Rechten geven aan de Waddenzee?

De gemeente Nord East Fryslan heeft een motie aangenomen, om rechten toe te kennen onze Waddenzee. Ook aan de universiteit in Nijenrode wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn om dit uit te voeren. Miljoenen trekvogels komen er ieder jaar langs, het gebied bulkt van biodiversiteit. Het is een uniek getijdengebied, dat is aangewezen als UNESCO Werelderfgoed. Toch wordt het bestaan ervan regelmatig bedreigd door een oprukkende economie. Een pijpleiding of kabel is belangrijker voor onze bestuurders. ze moeten nog veel leren. Want het moet en kàn anders. “Laten we ervoor zorgen dat ook toekomstige generaties van dit gebied kunnen genieten”, zegt professor Tineke Lambooy.

De Verenigde Naties hebben sinds 2019 negen dialogen gehouden over de Aarde: “Harmony with Nature” werd het genoemd. Een werkgroep kijkt verder hoe de Rechten van de Natuur gerespecteerd kunnen worden. Milieuspecialist Jessica den Outer is één van hen. Er is een IUCN Wereld Verklaring naar buiten gebracht, over de ”Environmental Rule of Law”. Daarin wordt erkend dat “de natuur het inherente recht heeft om te bestaan, te bloeien en te evolueren”. Dat is één. Nu de handhaving nog. Jessica den Ouden: ‘Met anderen pleit ik in een aantal artikelen voor het oprichten van een nieuwe publiekrechtelijke rechtspersoon, het Natuurschap. Een rechtspersoon is een juridische constructie, waardoor bijvoorbeeld een besloten vennootschap of een provincie rechten kan uitoefenen. Ook voor kleinschalige betrokkenheid is men bezig zich te organiseren. “Het nieuwe instituut” werkt aan een nieuwe organisatievorm, waarin mensen kunnen strijden voor niet-mensen. “Zoöp” gaat het heten. Het biedt handvaten om als gemeenschap aan het werk te gaan. Al is het maar voor een stuk braakliggende grond bij jou in de buurt. Juist plekken waar niks mee gebeurt, kunnen veel leven ontwikkelen. (Artikel uit Waag, met Klaas Kuitenbrouwer.)

Ik hoop dat dit alles iets teweeg gaat brengen. Dat wij gaandeweg met elkaar leren de Stem van de Aarde te verstaan. Als het zover komt, dan zijn al die wetten niet meer nodig. Daar ga ik voor. En dan hoef ik ook niet meer te schrijven. Dan kan iedereen het zelf meemaken. Toch? (Belangrijkste bronnen: IVN nieuws, Nijenrode nieuws, Wikipedia en Waag.)



Verhalen in de mist van tijd

.

.

Ik heb met mezelf afgesproken dat dit Verhalenpad mij zal leiden naar mijn pelgrimstocht van de toekomst. En daar hangt hij dan, aan die paal, de Jacobsschelp, als symbool van … wat eigenlijk? En Waarom? (Je kunt ook luisteren naar het verhaal door de drukken op de knop onderaan.)

In mijn hangmat maak ik elke avond een deken vast, met vier touwtjes. Daar komt dan weer een schapenvacht in. Dan houd ik een warme rug, want ’s nachts kan het nog best koud worden. De volgende ochtend klauter ik er weer uit en ruim ik alles op. Ook deze ochtend is er dit ritueel, het oprollen van het dekbed, het losmaken van de touwtjes. Gisteravond was ik een touwtje kwijt. Daarom peuter ik nu een ander touwtje los. Het is een zwart koord, met een Jacobsschelp eraan. Ik heb het nog steeds vast, als ik naar buiten ga om de luiken te openen. Om één of andere reden doet het me goed, het weer in handen te hebben. Ik herinner mij de man die het me gaf, in dat piepkleine dorp aan de Waddenzee. Ik weet nog wat hij me zei: “Hier vlakbij, in St Jacobiparochie, begint de pelgrimsroute naar Santiago de Compostella. De pelgrims dragen deze schelp. Deze maakte ik zelf, van aardewerk. Ik geef hem aan jou. Ben jij niet ook een pelgrim?” Ik weet niet wat mijn antwoord was. Ik vond het een mooi geschenk. Ik wikkel het om mijn pols, om mijn handen vrij te hebben voor de luiken. Eenmaal buiten sta ik stil. De zon schijnt zacht door de ochtendmist, die de horizon verbergt. De sluier hangt laag boven het land, erboven wordt de lucht langzaam vaalblauw. Het belooft opnieuw een warme dag te worden.

Ik open de luiken en loop direct door, naar het Verhalenpad. Met deze mist zullen er vast veel slakken zijn. Ze houden van ontkiemde lupinen en smullen graag van de rammenas. Ik vraag me af, zouden de plantjes weten dat ik eraan kom? Zouden ze zachtjes roepen: “Kom, kom, anders ben ik al mijn blaadjes kwijt!” Ik weet het niet. Zo voelt het wel. Ik loop iets sneller, blote voeten door het bedauwde gras. Boven mijn hoofd hoor ik het geflapper van tientallen vleugels. Het zijn de houtduiven die in de wilgen de nacht door hebben gebracht. Ze zijn nog altijd bang voor mensen. Ook voor mij. Ze vliegen de Swette over, naar de akker aan de overkant en strijken neer tussen de bleke staken van de mais, die er vorig jaar stond. Ik rol mijn pyamabroek op om hem droog te houden. De lange halmen aaien mijn benen en hij wordt toch nat. Het is nog vroeg en helemaal stil. Vanzelf loop ik nu veel langzamer, om alles in me op te nemen. De boterbloemen en de donkere halmen van het bloeiende gras. De twee platgetreden paden die naar het hek leiden, een kleine en een bredere. Vroeger liep ik over het hazenpad, maar dat doe ik nu niet meer. Ik ga nu altijd over het mensenpad en heb respect voor het hunne. Vlak voor het hek vallen de paden even samen, maar daarachter gaan de dieren linksaf, terwijl ik rechtdoor ga.

Voor dat hek, daar sta ik nu. Het is een zwaar ijzeren hek, en het is altijd dicht. Ik ga eromheen, over het smalle randje beton, tussen de brandnetels door. Onder mij is de sloot en ik hoor kikkers kwaken als een koor. Je kan verschillende stemmen horen, zachte en harde. Terwijl ik daarnaar luister haal ik zonder nadenken het koord van mijn pols af. Ik hang het om de dikke paal heen, gemaakt van meerpalenhout. Zonder erbij stil te staan loop ik verder. Ik werk de hele dag door. Als ik het op de terugweg weer zie hangen, verbaast het me. De symboliek is bijna magisch. Ik heb met mezelf afgesproken dat dit Verhalenpad mij zal leiden naar mijn pelgrimstocht van de toekomst. En daar hangt hij dan,, de Jacobsschelp, als symbool van … wat eigenlijk? En Waarom? Wat zal dit mij nog meer vertellen, in de mist van de tijd? Alles wat groeit ademt toewijding aan het leven. En ik maak er deel van uit. Hier. Trouw aan mezelf. Wat er ook gebeurt.

.

.

Ik ben geboeid door het verhaal achter deze schelp. Elk nieuw pad maakt een begin van iets. De Jacobsschelp is het symbool van geboorte of wedergeboorte. In het schilderij ‘De Geboorte van Venus’ van Boticelli zie je de mooie Venus. Ze stijgt op uit een schelp, die de edele delen van het vrouwenlichaam verbeeldt. De vrouw, die het leven baart. De betekenis van de Jacobsschelp komt dus voort uit een voorchristelijke vruchtbaarheidsrite. Net als zoveel andere is dit door de katholieke kerk overgenomen. Er bestaat een legende over. Om het symbool voor zijn pelgrimstocht over te nemen moest Santiago iemand terug doen komen van de dood. Hij redde een ruiter die verdronken was in zee. Toen hij terug kwam met de man in zijn armen, was Santiago overdekt met deze schelpen. Zo werd de schelp het symbool van pelgrimage naar Galicië. De symboliek bleef ook op andere manieren in de Christelijke traditie bestaan. De schelp werd de doopschelp in de kerk. De pasgeborene werd met dit water verwelkomt in het leven. Zulke krachtige symbolen gaan ver terug in de geschiedenis van onze voorouders. Des te meer iets om te koesteren.

Snakken naar de dans

.

.

“Ik hoorde sommige mensen praten over Coronabevrijdingsdag. Dat ze er een groot feest van willen maken… Wil jij dat ook?” (Je kan ook luisteren naar dit verhaal, zie de knop onder de tekst!)

.

Op de markt hebben ze hele mooie aardperen. Speciaal daarvoor ben ik gegaan, vandaag. Ik weet dat deze twee keer zoveel kiemkracht hebben door een speciale veredeling. Nu staat mijn fiets tegen de bagagekar geleund en ik pak de schat uit de fietstas. Het is wel twee kilo, gehuld in een bruine kartonnen zak. Het is altijd een uitstapje, om naar de markt te gaan. Je spreekt boeren en handelaren en dat vind ik inspirerend. Ik ben net thuis en loop over het platgetreden pad, door het lange gras, naar mijn landje toe. Ik zet de zak pootgoed bij het hek en kijk om me heen. Na een grijs begin is de zon gaan schijnen. Het gras is nat, maar daar heb ik geen last van, met mijn hoge laarzen aan. De regen is eindelijk weggetrokken en de hoge halmen groeien hard en de brandnetels ook. Slakken hebben zich door het vocht sterk vermenigvuldigd en ik zie ze overal lopen, tussen het plant en zaaigoed, op het kronkelpad, en op de uitgetrokken bergen brandnetels en gras. Drie keer per dag ga ik overal langs om ze te vangen en bij de sloot weer uit te zetten. Ik weet nu waar ze vandaan komen. Onder de brandnetels groeit mos. Als je dat wegtrekt zie je witte glazige bolletjes. Ze lijken precies op de bolletjes die vroeger in de vullingen van onze vulpen zaten. We spaarden ze. Daarvoor moest je veel geduld hebben, want zo’n pen is niet zomaar leeg. Dit zijn er veel meer! Daar komen straks ontelbaar veel slakjes uit. Ik scheur een lap mos weg en ontdek nog zo’n kunstig bouwwerk van glazen bolletjes. Met mijn handen schep een hap grond weg inclusief het nageslacht van de slak. Dan gooi ik het ver weg, het veld in.

Op dat moment zie ik iemand bij het hek. Een bekende gast, al weet ik haar naam niet. Ze zwaait uitbundig en ik loop naar haar toe. “Héé hoe is het! Ja, wij zijn op vakantie, eindelijk kan het weer eens, het wordt prachtig weer hè?” Ik kijk naar hun camper, die verderop achter de bosjes staat. Ze vertelt verder. “Ik geloof dat ik alles series op Netflix zowat gezien heb, in het afgelopen jaar. Ik ben blij dat we dadelijk weer vrij onze gang kunnen gaan. Weg van het beeldscherm! En ga jij ook nog ergens heen? Friesland verkennen?” “Ik ben waar ik ben,” zeg ik vastbesloten. Ik wil haar meer zeggen, een blijk van herkenning geven, of een hart onder de riem. Ik zoek naar woorden. ,Ik begrijp je denk ik wel,” zeg ik haar. “Ik voel het ook trekken. Van de week keek ik voor het eerst sinds lange tijd naar een film. De landschappen waren geweldig. Toen het afgelopen was ervoer ik het contrast. Wat stelt het gewone leven nou eigenlijk voor, dacht ik. Slakken rapen en brandnetels wieden. Het duurt zo lang voor het paradijs er is, dat ik voor me zie! Het groeit traag en met tal van obstakels. In die film was alles er al. Met muziek en al. Heerlijk. Het is zo verleidelijk om daarin te vluchten!” Ik stop met praten. Ze kijkt me aan, in afwachting of ik nog meer ga zeggen. Haar donkere krullen wapperen in de lichte bries, die er hier bijna altijd is, in dit open weideland. “En jij?” vraag ik. Ze kijkt me verward aan. “Wat bedoel je?” Ik zoek naar woorden. “Ik hoorde sommige mensen praten over Coronabevrijdingsdag. Dat ze er een groot feest van willen maken… Wil jij dat ook?” Die vraag komt onverwacht. Peinzend leunt ze over het stalen hek heen en staart in de sloot ernaast. Een kikker kwaakt kneuterig voor zich uit, maar ik zie hem niet.”Ik weet het niet,” zegt ze. “Ik zou ook wel willen blijven waar ik ben. Net als jij. Heel geduldig. Maar mijn wereld is zo klein en er is zo weinig natuur. We snakken ernaar. En naar muziek en dansen op het strand. Het lijkt allemaal zo lang geleden!” Ik kijk haar aan. “Er zullen velen zijn zoals jij. Het duurt lang. Het leven is ingewikkeld geworden. De problemen zijn nog lang niet voorbij. Maar we zullen zien wat het ons brengt. Ik houd me in elk geval bij mijn voornemen.” Ze knikt bevestigend. “Ik wens je veel succes. Ik hoop dat ik dat ook kan, op een dag.” Ze is even stil en gaat dan verder. “Zullen we op een dag écht iets te vieren hebben? Dansend op het strand? Een dag dat alles goed is?” vraagt ze me en gaat door, zonder het antwoord af te wachten. “Ik hoop het,” zegt ze zacht. De kikker kwaakt hard terug, als een plechtig “Amen.”

.

Luister hier naar het verhaal.

.

.

Het leven dichtbij huis hoeft niet saai te zijn. Madelon Oostwoud laat zien wat een weelde aan eetbare planten je kan laten groeien in slechts een kleine stadstuin.

Leven dat groeit onder je voeten.

.