Klein bestaan, wilde hemel

.

.

.

.

Ik wacht stil. Het is een hoop herrie, maar ik weet dat het wel eens erger is geweest. Dan verandert het trillen in zacht en stil wiegen, alsof mijn huis een boot is. Luister hier naar het verhaal.

.

Ooit was ik schipper. Ik had diverse schepen en scheepjes, een grote van twintig meter en kleine, waarmee ik rondvaarten deed. Eén ervan is de boot geworden die mij tot op het laatst vergezeld heeft en die velen kennen, in Utrecht. Als schipper was ik eraan gewend om te luisteren naar geluiden. Ik luisterde naar de motor. Altijd. Zelfs wanneer ik met iemand tijdens het varen in gesprek was, hoorde ik onmiddellijk wanneer er iets anders klonk dan normaal. Ook bij noodweer stonden mijn sensoren aan. Zelfs die ene keer dat ik niet thuis was, wist ik dat er iets mis ging en dat ik onmiddellijk naar huis moest. Ik was precies op tijd om te pompen, want er was een plaatselijke wolkbreuk geweest en de boot stond behoorlijk vol. Als je altijd ergens bent, dan weet je dingen, zoals een moeder dingen weet, of een kleinschalige boer, die getrouwd is met het land van zijn voorouders. Zo is een schipper één met zijn schuit en hij gebruikt alle zintuigen om de elementen een stap voor te zijn.
Mijn voorouders van moeders kant woonden in Spakenburg, aan de Zuiderzee. Er waren vissers onder hen. Zit dat in mijn bloed? Ik weet het niet. Maar het boeit me, het water en de elementen. Dat alles wat er is zo groots en indrukwekkend kan zijn, dat ik me klein voel. Ik neem maatregelen en hoop dat ik slim genoeg ben en dat mijn materialen goed gekozen zijn.

Het windscherm voor mijn kleine huis is stevig gespannen. De touwen zitten op meerdere manieren vast, en de dikke tak die het zeil moet tegenhouden wordt omhooggehouden door een dicht opeenstaande rij wilgen. Al zouden ze willen, die kunnen nu niet meer meebuigen met de wind, de tak zit vast aan beide kanten en is dik genoeg om de druk tegen te houden. Hij is gestut met een dwarsboom. De boom eindigt in een vork die er precies omheen past.
Ook elders ben ik in de weer geweest. Zwaren stukken hout liggen ter voorbereiding van de storm op het afdekzeil van de bagagewagen en ook op de zonnepanelen op het dak. Als ik dat niet doe gaan ze vibreren en klapperen. Er gebeurt verder niks, maar daar lig je liever niet onder, in je hangmatje.

Ik hield als schipper een logboek bij, zoals dat hoort. Ik had er plezier in. Ik besluit om deze nacht wakker te blijven en een logboek te maken van de storm. In het donker lig ik in mijn hangmat en hoor alles.

LOGBOEK VAN STORM 20.1.21

3.10 De eerste zware windstoot
3.44 De tweede
4.30 Wind komt uit het zuidwesten. Het grote windscherm doet zijn werk, het dikke transparante raamzeil heeft tientallen bevestigingsogen. Het zit vast geregen met dik touw. Nergens is geklapper of geflapper te horen. Tevreden glimlach ik. Zou het zo blijven? Of niet? Ik heb hem vanmiddag nog versterkt.
5.00 Wind draait opeens naar NW. Ik heb ook een klein dwarszeil gemaakt, haaks aan het grote zeil vastzit , op het zuiden. Daardoor kolkt de wind niet meer achter het scherm langs. Het nieuwe zeil hangt dubbelgeklapt over een stalen constructie, met pallets, takken en riet omhuld. Het kan nergens heen. Maar met NW klappert hij een beetje, maar het is niet alarmerend.
Waar de wind nu vandaan komt, daar staat alleen een jong wilgebosje. Dat biedt weinig beschutting. De wind neemt toe. Regen klettert met dikke droppels op het dak en tegen de gesloten luiken.
5.30 Oef. Wind uit Noord noordwest. Dat hebben we nooit gehad. Een plotselinge harde windstoot doet me opschrikken. In de verte hoor ik: KLENG BENG! Alsof het iets groots is. Wind trekt aan. Huisje staat te trillen, de wind staat nu recht op de wand. Het portaalzeil bij de deur klappert. Een losse plank onder de wagen beweegt heen en weer. Bonk bonk. Het duurt een minuut. Ik wacht stil. Het is een hoop herrie, maar ik weet dat het wel eens erger is geweest. Dan verandert het trillen in zacht en stil wiegen, alsof mijn huis een boot is. De wind draait terug naar het zuidwesten en dan houdt ook het wiegen op. Het grote zeil van het windscherm doet zijn werk weer.
Het is half zeven als de rust wederkeert. Ik ga slapen.

Einde logboek.

De volgende dag staat er een man onder de windmolen van de buurman. Die staat in de naastgelegen wei. Ik zie dat er een wiek is afgebroken. Ik kleed me snel aan en ga naar hem toe om te vertellen wat ik vannacht gehoord heb.
Het is niet mijn huis dat de klos is. Nee. Mijn huis is nog maar vier jaar oud en het zit aan elkaar met tientallen verbindingen en vijfhonderd houten deuvels met goeie lijm. Het is één geheel. Ik ben er trots op. Maar hoe trots ik ook ben, altijd blijf ik voorzichtig en waakzaam.
Ik blijf ook vol verwondering van alles wat ik niet weet, en wat zoveel sterker en grootser is dan ik ooit kan bedenken.
Als ik die avond in het donker buiten sta, is de wind helemaal gaan liggen en de lucht is helder. Slechts een paar tientallen meters verder glinstert de Swette in het maanlicht. De rietkraag beweegt niet. Het is stil en donker. Het kunstlicht is ver van deze plek verwijderd, een eindeloze rij verre lampjes ligt als een kring om deze stille, oude plek heen. Het is een grote cirkel van wel meer dan vier kilometer doorsnee, en ik sta in het midden. Ik kijk omhoog. De sterren staan te stralen aan de hemel.

Klein voel ik me, onder de onmetelijke ruimte van het heelal.

.

(Bovenstaande illustratie is een fragment van een tekening uit mijn boek: “Langs kantelende wegen.” https://www.uitgeverijlouise.nl/index.php?id=4&tx_sanwarebooks_pi1[book]=82 )

Storm op komst

.

.

.

.

Het hoeft niet altijd perfect te zijn. Ik hoef niet alles te hebben. Zo helpen we elkaar! Al zou je vallen in de storm van het heelal, op de grens van het bestaan groeit creativiteit.

.

„Wil je koffie?“ vraagt Anne me. Anne is mijn tijdelijke buurvrouw. Haar lange grijze haar hangt krullend over haar schouders, terwijl ze me vragend aankijkt. „Kamillethee graag“, zeg ik. Ik kijk toe hoe ze het dampende water in een kopje giet en er een zakje bij doet. „Het gaat stormen donderdag“, merk ik op. Haar ogen kijken nadenkend, terwijl ze mij het kopje aangeeft. „Oh echt waar? Donderdag de 21e? Dat is apart! Tjee, op die dag is er een heel speciale planetenstand.“ Ze lacht even. Ik haal mijn wenkbrauwen op en ga verder. „Heb je nog iets voor te bereiden, met die harde westenwind? Kan ik je ergens mee helpen? Ik ben zelf al klaar.“ Ik houd voorzichtig het kopje vast, adem de damp in en zet de thee weer neer. Te heet. Anne antwoordt. „Nee hoor, ik red me wel. Maar jij, jij staat daar wel heel erg in een waaierig stuk hè, had je niet beter ergens anders kunnen gaan staan?“
„Nee!“ antwoord ik feller dan de bedoeling was. „Ik wil hier juíst staan. Ik heb er over nagedacht.“ Ik houd me even in. Langs de houten planken van het huisje loopt een lieveheersbeestje naar beneden. Ik kijk ernaar terwijl ik woorden zoek voor wat ik wil zeggen. „Ik heb lang nagedacht hoe het ideale huis er voor mij uitziet. Ik zou mijn woonwagen in een groot tuinhuis zetten, met gemetselde hoeken, een transparant golfplatendak, en overal glas. Ik zou een gat maken door het dak voor de schoorsteen. Als de zon schijnt hoef ik dan bijna niet te stoken in de winter en de wind heeft geen vat op me. Een prachtig idee, vond ik.“ Ik kijk naar Anne. Ze ziet het helemaal voor zich. „Ja! Dat lijkt me ook heel mooi. Je kan die ruimte ook als kas gebruiken. En wil je dat dan hier gaan doen?“ Ik grinnik. „Nee. Ik ga het niet doen.“ Verbaasd kijkt ze me aan. „Waarom niet? Het is een goed idee.“ Ik kijk naar haar grote blauwe ogen. De zon schijnt door het raam en haar haar krijgt een zilveren glans.
„Wat ik zei. Omdat ik in de wind wil staan. De elementen mogen het best af en toe van me winnen. Het houd me bescheiden. En het zorgt dat ik steeds weer iets moet bedenken. Het maakt dat ik het gevoel heb deel uit te maken van alles. Het hoeft voor mij niet allemaal perfect te zijn. Juist niet. Het is niet altijd leuk, maar het daagt me ook uit. En ach, het duurt een dag, of hoogstens twee. Dan is het weer voorbij.“
Haar ogen lichten op. „Ik begrijp het denk ik. Ik denk het ook dat die houding het meest vruchtbaar is. Op die grens van het bestaan groeit creativiteit.“ Ik straal. „Dat is precies wat ik bedoel!“ Ze glimlacht even en gaat dan verder. „Ik vind het ook heel spannend, als het gaat stormen. Dat het nou net donderdag is, dat die storm is verwacht. Dan hebben we een ceremonie, met trommels. Tjee zeg…“ Ze staart peinzend naar buiten waar de bomen roerloos het veld omzomen. Alleen de toppen bewegen een heel klein beetje. Gek dat dat zomaar kan veranderen. Het lieveheersbeestje is ondertussen weer helemaal langs de rand van de plank omhoog gekropen en verdwijnt in een gaatje in het dak, lekker warm en beschermd tegen weer en wind. Ik pak mijn kop thee. Ik neem een slok en luister naar de stilte. Anne staat op van haar plek bij het raam, stopt een blok hout in de kachel en draait zich om naar mij. „Als je al teveel ligt te schudden in je bed, mag je wel bij mij schuilen hoor!“ Warm glimlach ik haar toe. „Dank je. Als ik ervan wakker lig, dan zal ik dat zeker doen.“

Als ik even later met mijn blauwe klompen door de plassen loop, denk ik eraan hoe fijn het is, dat er altijd iemand is, die graag een helpende hand toesteekt. Het hoeft niet altijd perfect te zijn. Ik hoef niet alles te hebben. Zo helpen we elkaar!

.

.

Mijn stormbestendig windscherm

.

.

De heilige regelmaat van een nomade

.

.

,

.

Ook in het kleine zit avontuur verscholen. Dit besef ik elke ochtend opnieuw, als ik de kou in stap, enkel gehuld in een handdoekje.

.

Luister hier naar het voorgelezen verhaal van tien minuten.

Vertrouwen komt te voet, en gaat te paard, luidt een oud spreekwoord. Sinds ik het hoorde, ben ik het nooit meer vergeten. Het maakt deel uit van mijn langzame leven. Een snelle beweging op het verkeerde moment kan veel verpesten. Bezint eer gij begint. Spreken is zilver, zwijgen is goud. Al die oude wijsheden gaan over rust en beheersing van al te opgewonden impulsen. Daar luister ik graag naar.
Ik kom regelmatig mensen tegen die denken dat ik een reiziger ben. Mensen vol wilde plannen die denken in mij een bondgenoot te vinden en herkenning. Herkennen doe ik het wel, maar meer ook niet. Ik ben geen reiziger. Ik ben me al jarenlang aan het beheersen. Ik ben een nomade, zoals ik dat noem. Ik vertrek als het moet, maar blijf liever waar ik ben. Ik ben geland in Friesland, aan de Swette. Dit is de plek waar ik ben. Al zou ik de bergen willen zien, indianen willen ontmoeten. Al zou ik naar Ierland willen reizen, met mijn huisje op een schip, of alleen maar naar Limburg. Ik doe het niet. Ik blijf. Al is het soms moeilijk me te beheersen. Een vreemd land is een spannend avontuur dat altijd lokt. Ik houd van ontdekken. Ik vind het prachtig. Maar de vogels kennen me niet. De grond is me vreemd. Elke ontmoeting is intens, maar al te veel intensiteit is dodelijk vermoeiend. Ik slaap veel minder goed, op vreemde grond. Thuiszijn betekent rust en vertrouwen. Ontdekken vanuit zijn. Dat zoek ik op. Daarom beheers ik mezelf, telkens weer.

Vertrouwen komt voort uit rust en regelmaat. En ook in het kleine zit avontuur verscholen. Dit besef ik elke ochtend opnieuw, als ik de kou in stap, enkel gehuld in een handdoekje. Ik pak mijn zwarte onderbroek van het wasrekje, dat buiten hangt. Die heb ik gisteren nat opgehangen en hij is een beetje stijf. Het heeft gevroren. Dat doet het al de hele week. Ik doe een stap terug, naar binnen en duw hem even tegen de hete kachelpijp aan. Het sist. Ik kneed hem soepel in mijn handen en trek hem aan. Dan loop ik achter de beschutting van mijn huis vandaan. Ik voel de wind. Met blote voeten in mijn azuurblauwe klompen wandel ik over het gras. De zompige modder is stijf en het dunne ijs in de plassen kraakt. Ik loop onder de oude wilgebomen door, waarin twee kraaien zitten te kijken. Daar is de oever, en het riet, achter een haag van vlier struiken. Een paar meesjes fluiten opgewonden als ze me zien. Ze weten dondersgoed dat ik het ben. Het mens met de zaadjes. Eten! Maar nu niet. Ik loop het kleine beschutte veldje over naar de steiger. Nu voel ik me bloot en kwetsbaar, in de koude bries. Het is nul graden en het waait een beetje. Straks voel ik me heel anders. Dat weet ik. Dan gloei ik van binnen uit.
Ik loop over de steiger, glad van opgevroren dauw. Voor de hoeveelste keer loop ik hier al? De eenden weten het inmiddels. De eerste tijd vlogen ze luid kwakend op, toen ik aan kwam lopen. Nu niet meer. Heel langzaam zwemmen ze de andere kant op, alsof het ze niet interesseert.
Ik aarzel niet. Mijn lichaam verlangt naar het koude water. Stap voor stap ga ik langs het laddertje omlaag, dat tegen de steiger aan staat. Vier treden. Het water staat laag. Daaronder is de modder, voel ik met mijn tenen. Ik stap terug naar de onderste tree en ga door mijn knieën. Ik geniet van de kou. Mijn hele lichaam is in één keer wakker. Met alleen mijn hoofd boven water, kijk ik rustig om me heen. De zon schijnt achter een sluierwolk en het water is van zilver. De toppen van het riet bewegen zachtjes heen en weer. Ik ga er helemaal in op. Dit is een heilig moment. Hoe vaker ik dit doe, hoe meer deze plek voor mij betekent. Het is een ritueel, dat voeding geeft. Aan mij. Aan de plek. Aan de plek en mij.

Dit is wat ik mis, als ik op reis ga. Ja er zullen overal rivieren zijn en plassen om in de baden. Maar het is niet deze ene plek, bij de oude wilgen die ik zo goed ken. Waar de twee kraaien zitten te kijken vanuit de boom en waar de mezen me achterna vliegen. Waar de eenden niet wegvliegen als ik het water instap, maar gewoon doorgaan met wat ze doen.

Dat is thuis. Thuis op eigen bodem. Wilde plannen laat ik rustig in de modder zinken. Misschien komen ze ooit weer bovendrijven, misschien ook niet. Ik laat het. Want liever kweek ik rust en vertrouwen, zodat het wilde leven om mij heen steeds meer bij me hoort. Zeker in deze tijd zijn dit voor mij de belangrijkste waarden. In een wereld met zoveel ontworteling, vertrouw ik graag op plekken die me heilig zijn. Als nomade trek ik. Maar niet zomaar. En niet alleen voor mezelf. Ik ga ook omdat de plek me roept. Anders ga ik niet.

De taal van al wat mij omringt

.

.

Hoelang kijkt een wijs mens, voor hij tot actie overgaat? Net zolang als een Japanse kunstschilder, voor hij met zijn kwast doeltreffend de eerste lijn neerzet? Nee, langer nog, denk ik. Ik denk aan de jager, die blijft kijken, vol concentratie.

.

.

Luister hier naar het voorgelezen verhaal van 8 minuten.

.

Inheemse mensen vertellen me dat alles met elkaar verbonden is. Het is alleen al de taal, die zo veelzeggend is. Taal als een bewegend schilderij. Ik luister naar een indiaan uit Amerika. Hij vertelt hoe belangrijk hij het vindt, om zijn eigen taal te spreken. Er is een vogel die roept: „Pluk het, pluk het,“ als het oogstseizoen is aangebroken. Een ander vertelt dat er een boom is die ze „tante“ noemen, omdat ze geloven dat dierbaren in bomen en dieren voortleven. Dit alles vertelt de taal. Hoe meer verschillende talen hoe meer levendigheid. Ook onze eigen taal kent veel verhalen. Vooral planten hebben tal van bijnamen, naar gelang hun werking en de plek. En ook dieren hebben veel verschillende namen. In het Fries heet een winterkoning tuunhipper.“ Het zijn de allerkleinste vogeltjes die er zijn, samen met het goudhaantje. Kleine bolletjes met vleugels en hun staart parmantig omhoog gericht. Ik word altijd blij van ze. Ik zie ze niet hippen, bij mij komen ze pas bij schemering. En dan komen ze in de wilgetakken zitten. Het zijn er twee. „Tsjirrrp tsjirrrrrp,“ zeggen ze. Zijn ze er al?

Ja! Daar komt het eerste winterkoninkje aangevlogen. Hij rust op een tak vlak voor mijn deur. Hij kijkt even om zich heen en vliegt het korte stukje naar de dakoversteek. Daaronder is een holletje. De isolatie steekt naar buiten, door een ventilatiegat. En daar, in de schapewol vinden ze een koninklijk slaapvertrek. Ze hebben het gauw koud, de koninkjes. In strenge winters gaan ze dood, als ze geen schuilplaats hebben. Ik voel me vereerd met hun keuze en bied gastvrijheid. Ik heb de wol losser gemaakt, het nestje ruimer, en de kieren onder de dakkap volgestopt.
Daar is het tweede winterkoninkje ook. Hij strijkt neer in de schutting van slordig bijeengebonden riet. Ik maak geen rumoer, tot ze allebei hun plek gevonden hebben.
De winterkoninkjes eten spinnen en vliegen. Ik kijk naar allemaal. Ik bewonder elk wezen, klein of groot. Alles is beweging, een insect is net zo belangrijk. Dat wij minder met vliegen hebben dan met die lieve fladderende bolletjes, is logisch. Toch doet een vlieg of spin ook van alles. Ik luister en kijk waar ze heengaan. Door de beweging en de geluiden te volgen zie en hoor ik steeds meer. Ik zie de planten en de bomen met wie ze een relatie hebben.Veel planten en dieren hebben namen, die horen bij de plek die ze innemen. Taal leeft, beweegt mee met dat, wat er thuis hoort. De draden vormen het kleurrijke web van leven. Mensen zijn getuigen, stille waarnemers, schilders, componisten en creators. Als ze maar ogen hebben om te zien. En oren om te luisteren. Dan kruipt het leven in de taal, in de kleur en de beweging. Dan wordt de samenleving levend.

Ik luister en kijk, stil als een inheemse mensen. Al jaren. Hoelang kijkt een wijs mens, voor hij tot aktie overgaat? Net zolang als een Japanse kunstschilder, voor hij met zijn kwast doeltreffend de eerste lijn neerzet? Nee, langer nog, denk ik, veel langer. Ik denk aan de jager, die blijft kijken, vol concentratie. Tot hij vol bewondering en respect is voor het dier en alles weet wat hij weten moet en doet wat hij moet doen.
Hoe minder drukte je maakt, hoe meer je ziet. Hoe minder je wilt scoren, hoe rijker het schilderij waar je naar kijkt. Je kan de ene foto maken na de andere. Je kan het trots laten zien met de namen erbij opgezocht met google. Er zijn hele natuurparken voor aangelegd, met apps en betalende bezoekers. Erin en eruit. Kijken en klikken. Er gaan miljoenen in om.

Dit is het niet. Niet voor mij. Dit is het nooit geweest.
Blijf waar je bent. Kweek respect. Ontdek de taal van wat je omringt. Dit is wat ik mezelf vertel, keer op keer. Volg de bewegingen. Vlucht niet weg, denk niet dat het elders beter is. Alles is er al. Het wil alleen gezien worden. En wat nog niet is, zal komen.

.

Dit is de gloednieuwe website van mijn vriend. Voor het eerste interview mocht ik de spits afbijten. https://groeneverhalen.nl/

.

.