Voor aanvang

breincorset creatieve 001

Na verhalen over paarden en theater zou ik opnieuw een spetterend stuk kunnen schrijven. Ik zou een kleurrijke menigte kunnen schilderen, verhalenvertellers, muzikanten. . . Ik zou op dit moment een festival kunnen bezoeken, drie dagen lang. De zon schijnt, alles nodigt uit om er aan mee te doen. Maar ik doe het niet. Ik blijf hier. Sterker nog, ik zit binnen. De witte, katoenen gordijnen zijn gesloten. Waarom?

Gefladder tussen bloem en tak lokt mijn blik naar buiten. Ik zie niet alleen vogels, ook zweefvliegen, vlinders, hommels en  bijen. Het worden er steeds meer nu het palet aan kleuren en geuren groeit. Het trekt me. “Kijk eens, ruik eens, proef eens!” lijkt het te roepen. Maar dat wil ik niet. Niet nu.  Daarom heb ik de gordijnen dicht gedaan. Anders komt er niks van.

Dit is het. Nog twee weken en dan geef ik de smid in Warnsveld definitief de opdracht. Hij zal het onderstel voor mijn nieuwe wagen bouwen. Het boek met tekeningen ligt voor me. Nog steeds dicht. Ik wil ermee verder, maar de gedetailleerde tekeningen duizelen voor mijn ogen, als ik het open doe. Dus ik heb het weer gesloten. Ik kijk voor me uit, naar de ruwe witgeschilderde planken boven mijn aanrecht. Het rolgordijntje erboven is dicht, net als de andere gordijnen. Eigenlijk is mijn huisje nu een soort breincorset. Daar moet ik eerst weer inpassen, voor ik verder kan. Anders snap ik de gortdroge en abstracte getallen en lijnen niet. Al heb ik ze ooit zelf getekend, het zit toch in een andere hersenhelft dan die waarin ik me zomers gewoonlijk bevind, als de wereld zich zo uitbundig en sensueel manifesteert.

Leger en leger wordt mijn hoofd. Af en toe zie in gedachten een beeld. Een kleine woonwagen rijdt door een gevarieerd landschap. Ik zie mezelf lopen, met  twee muildieren. Of zijn het ezels? Bouwen zal ik, deze wagen. Hout en schroeven zal ik inslaan. Grote stugge lappen katoen voor de binnenkant en dikke rollen schapenwol voor isolatie. . . Moet ik de kasten onder de vloer afwerken met een flinke rand gaas, vraag ik me af. Goede ventilatie voorkomt die hele populatie aan schimmels. Liever voorkomen dan genezen. . Dan verdwijnt de gedachte weer.

Ik neem een slok water uit het glas, dat naast me staat en staar voor me uit. Er rijst een stil vermoeden. Dit zou nog wel eens een vruchtbare tijd kunnen worden. Ik dank iedereen die het in al die jaren mogelijk heeft gemaakt, dat ik dit nu kan doen. Alleen had ik het nooit gered.

Naar het theater

Een voorstelling over Sicco Mansholt . . .

theatermansholt 003

.

Een grote kas met een eenvoudig houten decor. Er staat een telefoon en een oude radio. Achter het decor, grote bakken afgedekt met zwart zeil. Er zitten vissen in, zegt iemand. Langzaam stromen de rijen stoelen vol. Vier vrouwen op de tweede rij wachten op het begin van de voorstelling. Drie elegante dames en ik.
Als een bontgekleurde bohemien zit ik tussen vriendinnen in brons met kralenkettingen. „Zal ik mijn hoed afdoen?” vraag ik aan de mensen achter me. Ze lachen me hartelijk toe als ik mijn zwarte bolhoed voor ze af neem en op schoot leg. Dan wordt het stil. De voorstelling gaat beginnen.
Het verhaal van Sicco Mansholt.

Een jonge vrouw op het toneel zet de radio aan.
“Wat is er met u gebeurd, mijnheer Mansholt?” vraagt een krakerige stem.
“Ik heb mij laten corrumperen door het kapitalisme.”
“Maar is dat niet hetzelfde kapitalisme als datgene wat u in de EEG belichaamt?”
“Dat is volkomen juist. Ik ben tot de conclusie gekomen dat de grote vraagstukken van deze tijd, zoals het milieu, de Noord-Zuid tegenstelling, de macht van de multinationals, niet meer zijn op te lossen binnen het kapitalistische systeem. Tegelijk stel ik vast dat ook de socialisten geen antwoord hebben. Ze komen niet verder dan een kleinzielige strijd over de verdeling van de welvaartskoek.”
Ik luister met volle concentratie. Het stuk begint serieus en valt met de deur in huis. Goed opletten. Hier gaat het over. Dit is de dramatiek van deze man, die zijn leven lang meewerkte aan een steeds grootschaliger landbouwsysteem. Tot hij er, vlak voor zijn pensionering, spijt van kreeg.
Hij komt het toneel op. Een oude man, in grijs gekleed. Acteur Helmert Woudenberg. Nu als Sicco Mansholt. Hardop vertelt hij wat hij ziet, als hij met zijn auto door het landschap rijdt. Kleine weilandjes, boeren op het erf waarvan hij weet hoe conservatief ze zijn. Bungelend boven de afgrond zijn ze het taaist, zegt hij.
De ene na de andere personage komt op. Sicco Mansholt omringd door zijn tweede man, zijn vrouw, zijn secretaresse. Ook is er zijn liefje, een jonge vrouw van 24, die hem zeer bewondert, nu hij het roer volkomen wil omdraaien. De man werkt zich bijna dood. Was het eerst om het systeem op de rails te helpen, nu is het om datzelfde systeem ter discussie te stellen. Uiteindelijk ligt hij afgepeigerd met een hartaanval in het ziekenhuis. Als hij er uit komt wil hij niets meer dan een oude droom tot leven brengen. Hij bouwt een boot en gaat de oceaan op. In zijn eentje.
Het toneelstuk sluit met een gedicht, dat ik in het Engels het mooiste vind.

The World stands out on either side
No wider than the heart is wide,
Above the World is stretched the sky,
No higher than the soul is high.

In gedachten zie ik mijzelf, de eenvoud van de kleine wagen waar ik woon. En straks, rijdend in een huifkar, dat mijn huis zal zijn. Storm mag woeden, machten werken zich te pletter voor goud. Maar ik ben waar ik ben.
De spelers komen glimlachend het toneel op. Het publiek klapt, juicht en gaat staan. Ik pak mijn hoedje en gooi hem in de lucht. Maar niet te hoog. Anders ben ik hem kwijt. Als het applaus is weggeëbd, lopen we tussen de rij stoelen door naar de uitgang. Daar is vuur. En bier en wijn. Tevreden warmen we ons bij de vlammen.

.  .  .  .  .  .

Klik op deze zin voor meer info over het Mansholt-theater.

Onlangs bekend: In 2015 komt er een vervolgtour op locaties in het oosten en het zuiden van het land.

Volhouden!

paardenwelkom 001

„Ze probeert je naar achteren te duwen, hou vast! Blijf vasthouden!” roept Aniek. Het is menens. Merrie Fipor probeert me uit. Ik vroeg er zelf om. Als totale beginner meteen een training Natural Horsemanship doen, is niet normaal. In elk geval ben ik de eerste hier, als beginneling. Het paard snapt dat ook. Volhouden nu! Ik luister naar Aniek haar heldere stem, terwijl mijn hand stevig de neus van de merrie vasthoudt. Ik voel het harde bot in het midden, een stuk onder de ogen. Duim aan de linkerkant, andere vingers rechts. Ik gooi mijn hele gewicht erin en duw uit alle macht. Plotseling geeft Fipor toe en stapt naar achteren. Ik duikel voor over in het zand. Verrast kijk ik omhoog naar het paard. De merrie staat er nu rustig bij. Aniek lacht. “Maar ze is wél voor je naar achteren gegaan!” zegt ze.
We gaan verder. Aniek loopt rond in het mulle zand van de buitenbak en geeft opdrachten. Haar blonde staart wappert onder het bruine petje terwijl ze rondkijkt. Er zijn nog drie paarden, met vrouwen die leiden. Ze let op allemaal. Ook op mij. Ik heb het gevoel alsof ik aan het jongleren ben. Elke nieuwe taak is als een bal die ik moet vangen, terwijl ik de vorige nog maar net in balans heb. De hele middag sta ik op scherp. Ik doe het. Welliswaar niet altijd zoals de bedoeling is, maar toch. Ik gebruik mijn hele lichaam. De stick en het touw, waarmee ik aanwijzingen moet geven, hangen soms vergeten in mijn hand, tot ik er weer aan denk. Maar het paard begrijpt me aardig. En het gaat steeds beter.
Drie dagen duurt het. Ik leer veel van de taal en het karakter van het dier. Ik leer het touw en de stick te gebruiken, rustig en subtiel, als een verlengstuk van mijn lichaam. Ik ben verrast, dat het in zo’n korte tijd mogelijk is om iets op te bouwen. We kunnen ontspannen samenwerken, Fipor en ik. Gezellig en speels. Tussendoor leid ik haar naar de smakelijke kruidige grasrand, langs het hek, net als een leiderspaard dat doet, met zijn kudde. Daar blijven we even staan. Mijn gedachten drijven even weg, terwijl Fipor graast.
Wie weet, zal ik dit straks veel vaker doen. Straks, als ik ga trekken. . . Wat zal het worden? Geen paard, denk ik. Hoewel ik geniet van deze dagen, heb ik toch het liefst een ezel of een muildier, geloof ik. Ik vind grote fluwelen lippen leuk, die alles willen aanraken en onderzoeken. Ezels hebben dat. Muildieren ook? Ze zijn allebei rustiger, taaier, en stellen minder eisen aan het voedsel. Misschien worden het er wel twee, als het past. Een stel dat samen is opgegroeid. . .

Zo sta ik te dromen terwijl ik zijdelings naar Fipor kijk. Ze graast geconcentreerd en is nu bij de grote rode klaver. Het bosje bloemen is in enkele ogenblikken verdwenen in een bek vol grote tanden. Nu ze even de vrijheid heeft, neemt ze die ook. Ze beslist wat ze wel en niet eet en ik kijk tevreden toe. Zij en ik zijn nu vriendinnen en spelen het spel van geven en nemen, ontspannen en vanzelfsprekend. Ik heb niets meer te wensen vandaag.

Iedereen kan me zien

Het ei uit

Vlinders moeten rupsen worden
vogels kruipen in hun ei
vliegen hoort niet in de orde
van de mensenmaatschappij
en toch is er soms een weg. . .

 

Het eten is op, de pan is leeg. We zitten op de bank uit te buiken, Dick en ik. Ik kijk naar de zwarte strepen op de kurkvloer. Haakse hoeken van ductape, die ik er drie maanden geleden op plakte. Het geeft de ruimte weer van de wagen, die ik ga bouwen. Zo krijg ik er een beetje een gevoel bij. Vanmiddag heb ik de Witte Smid in Warnsveld gebeld voor een afspraak, voor het onderstel. Het gaat nu echt gebeuren.
Stil kijk ik naar de denkbeeldige ruimte op de vloer. Best klein, eigenlijk. Ik reken. “Weet je dat mijn vloeroppervlak straks de helft is van wat ik nu heb?” zeg ik. “Dick kijkt voor zich uit en maakt mompelend dezelfde som. “Ja, minder nog. Minder dan zes vierkante meter.”
“Ik vind het spannend,” zeg ik. “Nu ik een tijdje afstand heb genomen van het plan, is het nog enger. Maar ik doe het toch.” zeg ik.
“Ja,” zegt Dick, alsof hij niets anders had verwacht.
“Al is het dan minder dan ik nu heb, het is altijd meer dan een trekkerstent.”
“Zo kan je het ook bekijken,” beaamt hij.
“Het wordt mijn eigen plekje. Dat ik altijd bij me heb. Waar ik elk moment in kan kruipen en naar buiten kan kijken. Op hele stille plekjes, middenin de ruigte. Als het regent kruip ik lekker bij de kachel.”
“Zo is het.”
“En koken kan buiten, onder de markies.”
“Als je half buiten leeft, daar wen je daar gauw genoeg aan.”
“Iedereen kan me zien en een praatje maken.”

Af en toe denk ik aan Diogenes, een filosoof die leefde zo vierhonderd voor Christus. Hij leefde in een klein houten huisje, denken ze. Misschien wel net als ik. Of in een grote aardewerken pot, daar zijn ze nog niet over uit. In elk geval, hij vond dat mensen, op zoek naar waarheid, zich los moesten kunnen maken van conventies.
Ik ben geen filosoof. Ik zeg liever niks over wat mensen zouden moeten doen. Ik doe wat ik doe en als ik iemand inspireer ben ik blij.
Laag voor laag strip ik alles wat me teveel is. Wat heb ik te verliezen? Mijn huis wordt kleiner, maar mijn hart groter. Is dat het wat de filosoof “waarheid” noemt? Het meest wezenlijke van een mens, steeds meer zichtbaar voor de buitenwereld, langs een pad van zweet en tranen? Ik denk van wel. Dan is het er. Echter nog dan echt.

 

Bovenstaande regels komen uit een tekst, gezongen door Boudewijn de Groot. Titel is “Voor de overlevenden”, geschreven in 1966, door Lennaert Nijgh en Boudewijn de Groot. Ik heb de tekening en dit verhaal naar hem opgestuurd en zijn assistente liet weten dat hij het mooi vond.