“Laat maar gaan!”

Aankomst onderstel woonwagen440cm bij 150cm, en nog 50cm voor bordesje (heb ik beet).

.

“Er is hier iemand voor jou!” hoor ik de beheerder roepen. Dat laat ik me geen twee keer zeggen. Ik spring naar buiten, het bordes op, het trapje af, het grasveld over, naar de parkeerplaats. Mijn wagen is er. Helemaal vanuit Warnsveld naar hier gereden, op een trailer. Grijnzend staat de smid naar me te kijken.
Ik bekijk het fonkelnieuwe ding van alle kanten, het gegalvaniseerde ijzer ziet er uit of het nog veertig jaar mee kan. Zo fijn, een nieuw voertuig dat in zijn geheel in een zinkbad heeft gelegen! Hoeveel krabben, bikken en smeren scheelt mij dat… Ik denk aan vroeger, nog niet zo lang geleden. Dagenlang lag ik soms op mijn knieën tussen de spanten, of op mijn rug, onder één van de boten. Een hele vloot was het.  Er is iets anders in plaats gekomen. Deze schitterende start van mijn nieuwe project.
Wat een vakwerk, de bouwers hebben al mijn aanwijzingen zorgvuldig gevolgd en de details zijn perfect uitgevoerd. Heerlijk. De onderhoudsvrije wielen en assen, de handrem, de beugels voor extra laadruimte onder de vloer, de dissel die er zijdelings naast hangt. Die extra dissel, dat wilde ik ook graag. Als ik een berg op wil, kan ik de muildieren losmaken en een boer vragen of hij me wil trekken met de tractor, of iemand met een auto.

“Ja! Laat maar gaan!” roep ik. Ik sta klaar. De smid laat de staalkabel langzaam vieren. Ik heb het koude ijzer van de wagen stevig vast en help sturen, zodat de wielen niet van de rijplaten afglijden.

Aankomst onderstel

Dan rijden we hem het veld op. Ik kan het makkelijk trekken, in mijn eentje, over het zompige grasveld. Wat rijdt hij licht en wat is hij wendbaar! “Ik kan hem zelf wel trekken, ik heb helemaal geen dieren nodig!” roep ik uit. De anderen lachen.
Als we de bocht moeten maken naar het stenen plaatsje heb ik hulp nodig. Ik stuur, de ander duwt. Snel en gemakkelijk keren we de wagen op de plek waar ik  verder  ga bouwen.

Ik ben blij. Als ik straks de sleutel van de schuur krijg, dan kan ik de werkplaats gaan inrichten. Een goed begin is het halve werk! Een nieuwe stap op een lange weg te gaan. Ik verheug me er op.

.

aankomst wagen details 004

De remkabel.

.

aankomst wagen details 008

Stukje band, wielas, vloerspanten en beugels voor kastruimte onder de vloer.

 

 

 

Het komt er

kolibrie achter 020

De jassen hangen, tassen zijn weer leeg en de inhoud ligt op tafel. We werpen ons op een flinke berg groenten en knollen. Onze messen hakken en snijden tot het klaar is. Ik schep op en zet de twee dampende kommen op tafel, met  twee lepels, elke kom één. “Wil je er geroosterde zonnebloempitten op?” vraag ik. “Jaaa graaag!” zegt Dick.
Ik rooster de pitten tot ze heerlijk beginnen te geuren en een lichtbruine tint krijgen en strooi ze erbij. Gretig begint mijn vriend te eten. Hij is gek op mijn maaltijden.
“Hoe ga ik dat doen, koken in mijn nieuwe wagen?” denk ik hardop. “Dan kook ik immers buiten. Daar is het donker in deze tijd en er is geen licht.”
Het is even stil en ik hoor alleen het geluid van kauwende kaken.
“Ik denk dat ik het overdag ga doen, dan maak ik een hele pan kool en knollen in één keer, net zoals nu.”
“Ja, dat deden ze vroeger ook, overdag koken. Zo hoort het eigenlijk.” Hij kijkt me kort aan en ik knik.
“Daarna schep ik elke dag wat uit die grote pot, doe er wat groene blaadjes bij, en warm het binnen op.”
“Op de kachel.” Dick schraapt het laatste restje uit zijn kom.
“Ja! ’s Winters op de kachel en ’s zomers buiten. Zo logisch eigenlijk.”

Mijn pen tekent de lijnen, scherp, zwart en strak.
Vandaag maak ik geen bouwtekening, maar een kleurplaat. Zo kunnen anderen ook zien, wat ik voor me zie. Ik pak het ene potlood na het andere, totdat het meer en meer gaat leven. Een heerlijk beeld is het, ontspannen, vrij en zonnig. Je zou er zo in willen stappen. En toch vind ik het best spannend. Ik kijk naar de vriendin op de tekening. Blij en tevreden leunt ze op haar ellebogen en kijkt vanuit het bed naar buiten. Gaat het zo worden als ik getekend heb? Uiteindelijk ben ik straks meestal alleen op pad. Daar ga ik van uit. Het zou leuk zijn, één of meerdere reismaatjes, met ook een wagen. Maar ik weet niet of die er zullen zijn. Ach, ik zie wel…

Sommige mensen dromen van een nomadisch bestaan. Weinigen doen het ook. Of ze zijn er niet aan toe. Dat snap ik best. Als je vriend of vriendin niet meegaat, dan moet je afscheid nemen. En van je andere vrienden. En dan hebben de meesten nog een huis, vast werk en een hoop spullen… Wat doe je daar dan mee. Alleen al de voorbereiding vraagt doorzettingsvermogen. En veel tijd en aandacht.

Mijn wagen groeit. Het onderstel staat bij de smid, klaar en betaald. Straks worden al mijn tekeningen langzaam maar zeker driedimensionaal. Wat een eer dat ik dit mag doen. Dit trage creëren van iets volkomen nieuws. Lichtvoetig maar vasthoudend ga ik door. Het komt er.

.

.

.

Ps:

Vandaag hoorde ik op radio4 een gedicht, tijdens mijn lievelingsprogramma, Passaggio. Het geeft een antwoord op mijn vraag: Hoe zal het straks zijn? Waar ga ik heen? Hier de eerste verzen.

Eldrid Lunden, Noorse dichteres, op leeftijd

Waar moeten we heen op de dag
dat we zien dat er nergens
een heen is? Wanneer alle deuren open zijn
zoals ze eerder dicht waren, wanneer één
open suizende ruimte alles is wat rest
van al je verlangen?

***

Het grote groene schouwspel
en de regen die geluid maakt
het donker van de wind in de boom
bos op een zwarte bodem

de wind in, in de wind

De komst van de wagen, bouwen en experimenteren.

Het onderstel is af! Binnenkort komen ze hem brengen. Dan kan ik helemaal in het echt, driedimensionaal aan de slag. Ondertussen groeit het boek met bouwtekeningen gestadig… Ik zal vaker over het bouwen schrijven en foto’s of bouwtekeningen laten zien, zonder bepaalde regelmaat. De verhalen, gedichten en tekeningen gaan gewoon door, eens per week. Als ik iets over het bouwen wil vertellen, komt dat tussen door in een aparte categorie.
Zoals nu. Ik wilde uitzoeken hoe het vocht zich gedraagt in mijn woonwagen. Bij benadering.

Ik deed een condensproef en liet de resultaten zien aan een professionele
yurtbouwer, hier op het terrein. Hij inspireerde me tot het uitdenken van
het volgende idee.

.

condensoplossing (11)

Het hele dak is bedekt met acht centimeter wol. Daar boven is een
ventilatieruimte van twee centimeter, en vervolgens komt het dakzeil.
Eigenlijk als een soort paraplu die erboven hangt. Daar kan condens
langs naar beneden druipen en langs de lange open gleuf, bij de dakrand,
weglopen. Maar het is niet genoeg. In het midden blijft het hangen.

De condensproef. Het mes is metaal, dus koud.

.

condensoplossing (2)

.

condensoplossing (1)

.

condensoplossing (5)

.

condensoplossing (4)

.

Dit is een mogelijke oplossing, waar ik nu sterk over denk.

condensoplossing (7)

Warme lucht stijgt naar het hoogste punt en condenseert waar het ’t koudst
is. Tussen de twee nokbalken komt een dampkap van drie meter lang, met
extra wol ertussen tegen de kou. De damp stijgt door de wol heen omhoog,
en condenseert tegen het koude zink. Daar loopt het naar beneden.

.

Wiekies dampkap

Wiekies dampkap

Met extra hoge rand om opstuwend regenwater te keren. Dat kan
heel hoog opwaaien bij harde wind, zo vertelde Ton, de wagen-
bouwer. Daarom heb ik de windkering extra hoog gemaakt. Ik ben
erg benieuwd hoe het in praktijk uitwerkt. Maar voorlopig ben
ik nog niet aan het dak toe. Eerst de werkplaats inrichten.
Ik wacht op de sleutel. Dan kan het beginnen.

.

.

Kleine muis

muisinpalm 001

.

Trillend hoopje pluis
midden op het pad
gewond maar niet gegeten
kleine grijze muis

Gaat me niet aan
ik laat je liggen
dacht ik maar ik deed het niet
en bleef nog even staan

Geroerd deed ik mijn handschoen uit
bukte me en nam het
voorzichtig en met tederheid
een dubieus besluit

Het bleef niet beven
in mijn hand
maar krulde zich behaaglijk op
bereid om door te leven

Nu ben ik God
zo dacht ik
kies ik zijn dood of doe ‘k het niet
toch een beetje rot

Bezwaard liet ik het beestje weer
gaan op natte aarde
en daar bleef het wat stijvig zitten
naast het lapje leer

Ik nam een kijkje
in de ochtend, ’t gras nog wit van vorst
en daar, waar ik het achterliet
vond ik alleen een lijkje

Vier passen voor ijsberen

Ijsberen

Eén, twee, drie, vier. Vier stappen maak ik en de laatste is een heel kleintje. De kurkvloer onder mijn voeten is niet zo koud meer als vanochtend. De kachel is warm. Na de vierde komt een halve draai, mijn armen geheven als een danser. Zo keer ik om, precies op de grens die ik afplakte op de vloer. Zwarte tape voor mijn tenen geeft het oppervlak weer van de wagen, die al lange tijd in mijn verbeelding aan het groeien is. De maten ken ik door en door. Meten is weten, zeggen ze. Ik loop. Vier passen heen, vier weer terug. Dat is hem.

Gisteravond kwam ik terug, na een paar dagen reizen. De kippen renden naar mijn voeten en de pauw stond op het bordes alsof hij me opwachtte. De ezel balkte. Verder was er geen mens te bekennen, in geen velden of wegen.
Hoeveel mensen vertelde ik mijn verhaal? Genoeg. Menigeen genoot van het beeld, de kleine woonwagen op reis. Elke lach die ik terug krijg inspireert me. Ik neem ze mee naar huis en koester ze als zonlicht.

Ik loop als een leeuwin in haar hok. Heen en weer. Loom en lenig. Niet gekooid, maar uit vrije wil en gedompeld in stilte. Een scherp contrast, de drukte van de afgelopen dagen en de diepe rust die me nu omkleed als een donkerbruine deken. Het is donker, vochtig en koud buiten. Maar hier binnen niet.
Ik heb het licht uitgedaan. Zonder kunstlicht wordt het duister iets tastbaars. De grijze schemer versterkt de schaarse geluiden en maakt de stilte stiller. Nu het licht aan doen, is als een radio aanzetten om maar iets te horen. Maar ik wil geen stemmen nu, geen schijnwerpers. Laat alles wat het is.

Ik denk aan mijn nieuwe wagen. Ik loop in de denkbeeldige kleine ruimte en strek mijn armen wijd, langs de twee rijen kleine ramen. Met mijn vingertoppen kan ik ze raken, aan weerszijden tegelijk. Ik hef mijn armen omhoog en als ik op mijn tenen sta, kan ik mijn vlakke hand tegen het hoogste punt van het plafond leggen. Ik voel de stugge katoen onder mijn vingers en de warme laag van schapenwol eronder. De dakspanten maken een ritme van ronde bogen. Vijf zijn het er, tot de bedstee. Ik raak ze boven mijn hoofd, gelijk met de passen van mijn voeten. Ik loop en de ribben van mijn cocon lopen met me mee in het ritme. Ik schrijf de maten met mijn lichaam. Eén, twee, drie, vier, langs de kachel, tot het bed en weer terug. Vier stappen om te ijsberen. Het duurt niet lang meer, dan gaat het feest beginnen. Bouwen ga ik.