Na je dood de boom in

.

Alowieke 28-09-2015

.

Gebogen sta ik voor het aanrecht. Een zwarte handdoek sluit mijn hoofd af voor de buitenwereld en ik heb elk gaatje zorgvuldig dichtgevouwen. Stoom stijgt op en zet zich af in hete druppels op mijn huid. Ik adem, diep in en weer uit. Ik voel de warmte in mijn luchtpijp. Het gaat goed, ik voel het. Vastbesloten ga ik door, tot het weg is. Weren zal ik deze kou, zodat hij zich niet kan vastgezetten zoals vroeger, in diepe holtes van mijn borstkas. Ik adem. In en uit. In en uit. Na een paar minuten vind ik het welletjes. Ik droog mijn gezicht af en pak de computer om de berichten te lezen.

Iets trekt mijn aandacht. Het is een tekening van een mens in foetushouding. Hij zit in een soort cocon. Er groeit een boom uit de cocon. Wat is dit? Ik open de aplicatie en zie een stuk in het engels, “Bye bye coffin” heet het. Ik lees de tekst bij de foto. “Deze organische pot zal je veranderen in een boom, als je dood bent.” Geboeid lees ik verder. Na je dood wordt je opgevouwen in de druppelvormige pot, in dezelfde houding als voordat je geboren werd. De pot is gemaakt van recyclebaar plastic. De stoffen uit je lichaam dienen als voeding voor de boom. Je kan zelf kiezen welke boom je wilt worden. In Engeland kan het al. Ik kijk mijn ogen uit en fantaseer.

Begraafplaatsen zullen bossen zijn, met grote heilige bomen, honderden jaren oud. En als een vader met zijn zoontje er wandelt zal hij fluisteren: “Kijk jochie, dit zijn je opa en oma en álle opa’s en oma’s die daarvoor leefden.” Met grote ogen zal het kind de bomen bewonderen en de magie van leven en dood beleven. Een kind weet misschien wel meer dan een volwassene! In plaats van een onderwerp dat zorgvuldig vermeden en verzwegen wordt, zal het iets moois en wonderlijks zijn. Een plek waar je zachtjes kan fluisteren en om raad kan vragen. Of schreeuwen. Heel hard schreeuwen en zingen als het moet.
Hoe lang geleden is het, dat al die eeuwenoude bomen werden geveld. Fanatieke Christenen met verbeten trekken hakten de ene reus na de andere om. Bijgeloof moest met man en macht bestreden worden. De rest was kachelhout.
Na de Christenen kwam het geloof in het economisch groeimodel en de vrijhandel. Dit nieuwe geloof maakte af wat de Christenen over hadden gelaten. Het ene na het andere bos wordt nog steeds geveld. De mensen die het woud onderhielden, wonen nu in krotjes in buitenwijken van stoffige steden. De bodem onder hun voeten weggeslagen.
En dan nu dit bericht. Een boom worden na je dood. Terug de aarde in met je voeten, met takken
tot de hemel. Dan wil ik een tamme kastanje worden. In een heel groot woud, waar voorouders
huizen en eekhoorntjes mijn noten eten. Net als vroeger.

.
.
Castanea Sativa, de Tamme Kastanje (napjesdragersfamilie)
De Tamme Kastanje wordt 25 tot 35 meter hoog.  Ze heeft een diep wortelstelsel en barst van levenskracht. Storm, bliksem, ze overleeft alles. De stam kan een diameter bereiken van twee meter. Als de boom de ruimte heeft, kan ze een weelderige brede kruin ontwikkelen. Het is geen familie van de paardenkastanje, waarvan de noten niet eetbaar zijn. Deze zijn wèl eetbaar. Je kunt ze vermalen tot meel, poffen of koken. Het hout heeft een hoge duurzaamheidsklasse en is goed te gebruiken voor doeleinden in de buitenlucht. Maar liever laat ik de boom heel. Dan kan ze  heel oud worden, duizend jaar worden ze zéker! De oudste staat in Sicilië en is 2000 tot 4000 jaar.  Ik noem deze boom “een zij” omdat in de naam afkomstig is van de wonderschone nimph “Nea”, door Jupiter betoverd uit wraak. Ze wilde niet met hem vrijen.

Dit is vast een zusje geweest van Nea.

https://scontent-ams3-1.xx.fbcdn.net/hphotos-xfa1/t31.0-8/476442_10150855033837151_92969409_o.jpg?efg=eyJpIjoiYiJ9

LINKS

Dit is het bericht wat ik las.
http://canyouactually.com/bye-bye-coffins-these-organic-burial-pods-will-turn-you-into-a-tree-when-you-die/
Mooie bomen kijken, en houtige verhalen lezen. Prachtige foto’s. Ook van de Tamme Kastanje.
http://www.mypassionfortrees.nl/tammekastanje.html

Een onverstoorbare bewoner

blogtek kruisspin kl fm. 011

Werktijd. Ik heb zin. Ik ben uitgerust en fris. Het is droog, de zon schijnt. Ik loop naar mijn nieuwe wagen om er in te klimmen. Het is net een serre, met dat transparante zeil. De vloer is leeg en opgeruimd. Er ligt nog wat houtstof tegen de onderwand. Ik ga op de goudgele planken zitten en pak één van de twee palen die er liggen. Een stuk van de voorgevel. In elke paal heb ik gisteren zeven kruizen gezet, met nauwkeurig afgemeten lijntjes er omheen. Ik controleer nog even of het allemaal klopt. Wat tussen die lijntjes zit, dat ga ik vandaag allemaal uithakken. Er zijn nóg twee palen, voor de achterkant. Alle vier moeten ze zeven halfhoutverbindingen krijgen. Een vergissing is zo gemaakt. Maar alles is in orde en ik kan aan de slag. Eerst de ijzerzaag, om de stukken af te bakenen. Dan plakjes maken, met de decoupeerzaag, precies tot het lijntje. Ik glimlach tevreden.
Boven mijn hoofd, tegen het zeil, klinkt zacht getik, alsof het regent. Maar het is geen regen, het zijn vliegjes. Ze kunnen er niet meer uit, ze weten de weg niet. Hommels help ik. Vliegen niet. Die komen misschien wel terecht bij de hoofdbewoner van dit paleis. Een enorme dikke kruisspin. Precies in het midden zit zij, tussen de twee palen, daar heeft ze haar web gespannen. Slimme vliegen gaan er handig in een bochtje omheen, maar heel veel ook niet. Die hebben pech. De spin is de helft van de tijd aan het eten. De andere helft zit ze stilletjes almaar groter en groter te groeien, terwijl haar web nog steeds bezaaid is met ongelukkigen. Ik heb veel respect voor haar.

Het zagen is klaar. Waar de inkepingen komen, zijn nu allemaal plakjes in het hout, keurig naast elkaar. Maar ze zitten nog vast. Dat is niet de bedoeling, ze moeten eraf. Hakken, met de beitel. Die ligt al klaar. Hij ligt helemaal aan de andere kant van het grote, wagenwijde web. Wat zal ik doen. Als ik de beitel hierheen haal, dan moet ik twee keer onder het web door. Handiger is het om de paal naar de beitel toe te schuiven. Ik pak het vurenhout beet en duw het onder het web door, zonder de draden stuk te maken. Nu ik nog. Ik kijk. Het onderste draadje van het web zit niet heel erg laag. “Ik ga er even langs hoor!” zeg ik tegen de spin. Ik buig door mijn knieën en werk mezelf lenig onder het geweven kunstwerk door. Ik knik de spin nog eens vriendelijk toe, voor ik de scherpe beitel pak.
Nu concentreren. Met alle precisie zet ik het glimmende staal langs het lijntje. Ik leg een mooi blokje hardhout tegen de vlakke kant van de beitel, zodat het scherpe uiteinde haaks op het hout staat. Dan pak ik de klopper en in één rake klap vliegt het gekozen stukje uit de paal. Ik kijk naar de spin, vlak naast me, maar die trekt zich helemaal niks aan van het geklop, gebonk en rondvliegende stukken. Superspin, dat is ze. Wie weet hoe groot ze nog wordt. Misschien wel groter dan ik.

.

De verleiding

Blogtek Verleiding 002

Soms zou ik wel
willen gaan zo snel
dat het morgen klaar is
als een hele grote ballon
die na wat pompen oplaatbaar is
Kijk, daar gaat ie!

.
We staan op de bouwplaats. Jan, mijn nieuwe buurman, bewondert  de dubbele vloer van mijn woonwagen. Hij kijkt naar de spanten en materialen die klaarliggen. Sommige dingen wil hij óók gebruiken, om zijn woonwagentje te restaureren. “Dat dakrubber, dat lijkt mij wel wat,” zegt hij “Met isolatie eronder.” Hij lacht even. “Het is wel een onhandig tijdstip, om in de herfst en winter mijn dak te gaan vervangen. Maar ik wil zo graag weg in februari. Als het lukt.”
“Misschien kan je straks wel een stuk bouwzeil van me gebruiken,” stel ik voor, “als mìjn dak op zit.”
“Wanneer ga je dat doen dan?
“Tja, binnen twee maanden denk ik toch wel…”
“Zoooo dàn al?”
“Zou goed kunnen.”

Het is een dag later. Ik lig op mijn rug in de wagen en kijk naar het bouwsel om me heen. Het doorzichtige bouwzeil wappert in de wind en regen klettert als een luid applaus. Een beetje voortijdig, dat wel. Het moment om te juichen is nog niet gekomen. O, ik verheug me op het moment dat alles samenkomt! Ik werk er al zo lang aan. Er is al veel klaar. Maar niet genoeg. Er komt steeds iets bij, want het is best ingewikkeld.
Ik verbaas me erover hoelang ik al bezig ben. Zestien maanden geleden is het, dat ik begon te ontwerpen. En nu groeit die vorm daadwerkelijk uit de materie. Ongelooflijk leuk is dat. Hoe lang zou het nog duren voor het dak er op kan?
Ik voel de dikke grenen planken onder mijn rug en billen. Ik heb mijn handen onder mijn hoofd gevouwen. De smalle sterke vloer is precies groot genoeg. Ik kan hier straks mijn dagelijkse ochtendoefeningen doen. Al rondkijkend fantaseer ik verder. Je zou ook best met vier mensen voor het raam  kunnen tekenen of schilderen, ergens in de natuur.
Ik laat mijn blik gaan over de rij spanten die boven me uit steken en het raamkozijn dat naast me staat. Al zou ik willen, het mag er nog niet in, daarvoor is de constructie nog niet stabiel genoeg. De driehoekconstructie van een lange vensterbank moet stevigheid geven aan de zijwand. En ook de voor- en achtergevel moeten er in. Dan pas komt het kozijn en dan het dak.

Ik bouw. De ene handeling volgt op de andere. Er zit een logica in die ik al doende ontdek. Hoe meer tijd ik ervoor neem, hoe voorspoediger het gaat. Ik merk het elke keer. Telkens als ik werk om op te schieten, maak ik een fout. Daarom ga ik tegenwoordig eerst maar liggen voor ik begin, plat op de houten vloer. Ik kijk om me heen en zie wat nodig is. Mijn wagen is geen luchtballon, die ik even snel op kan pompen tot juiste proporties. Gelukkig maar, ik heb mijn wielen liever op de grond. Ik bouw. En wanneer het dak er op kan, ik weet het niet. Op een dag is het zover. Misschien zal ik verbaasd zijn.

.

Mijn wagentje is zó klein
in één oogopslag herkenbaar
en ik ben daar
als een oester in zijn schelp
een slak in zijn huis
een vogel in zijn nest, het is
niet meer dan het is
niet meer dan ik ben
ik pas er precies in
als een zonnetje zo klaar

.

.

.

.

.

De komst van een vagebond

Blogtek reiziger met tinker kl 001

.

Ik kom thuis en ineens staat er een paard in de wei. Zwart met wit en sokken om de benen. Het is een Tinker. Ik herken hem. Het is hetzelfde paard dat ik weken geleden zag, die keer dat ik  langs het Wilhelminakanaal fietste. De ezel balkt van opwinding en rent naar het hek als het dier hem nadert, maar het paard aan de andere kant graast rustig door. Achter de heg staat het woonwagentje verscholen. Een jongensachtige man met blond en halflang  haar zit achter een bord macaroni. Hij steekt zijn hand uit. “Jan,” stelt hij zich voor “Wij hebben elkaar eerder ontmoet”. “Ja,” lach ik. “Ik ben Alowieke.. ” Ik kijk het weiland in. “Leuk voor de ezel”, wijs ik, “nieuw gezelschap.” Hij lacht en zegt dat zijn paard toch niet reageert. Naast het kleine wagentje staan twee honden. Het touw waarmee ze vastzitten staat strak en hun neuzen steken allebei in mijn richting. Ik laat ze snuffelen aan mijn hand.
“Ik blijf tot februari,” zegt Jan resoluut.  ” Dan wil ik naar Portugal reizen, om daar te gaan wonen.”
“Reis je alleen?”
“Ja, met Dorus en de twee honden.
“Is dat niet zwaar, in je eentje?”
“Ja het is heel hard werken. Ik ben nog maar een jaar geleden begonnen met paarden en heb nu één grote tocht gemaakt met de wagen, in Nederland. Ik dacht, daar rij ik gewoon mee weg, net als een auto. Dat viel flink tegen. Het is ook een beetje dubbel. Ik zie er best tegen op, om weer op pad te gaan. Maar ik hoop toch dat ik straks weg kan. Eerst moet de wagen opgeknapt. De bok is er af gebeukt bij een ongeluk. Kijk maar.” Ik zie een rafelige dakrand en de bok is spoorloos.
“Ongeluk? Hoe kwam dat?”
Hij vertelt. “Ik stond met mijn wagentje bij een boer. Mijn merrie had net een veulen gezoogd, was aan het verspenen en niet in haar  normale doen. Toch ben ik een ritje gaan maken, mèt wagen. De boer zei: Dat kan je best, en het dier moet bewegen. Het liep fataal af. Ze stond zomaar opeens stil, dronk vermoeid en dorstig uit een grote plas. De wielen zakten weg en uit alle macht spoorde ik het dier aan. Dorus trok, de wagen schoot met een ruk naar voren, tegen haar kont. Dorus maakte van gekkigheid een rare sprong. In een poging een greppel te ontwijken knalde ik tegen een boom…. En eigenlijk wist ik het,” zegt Jan bedachtzaam, “Ik moet dit nu niet doen. Maar die boer wist zòveel van paarden….”
Jan vertelt hoeveel hij van zijn paard is gaan houden. Terwijl we praten komt de Tinker naar me toe, besnuffelt me en gaat verder met grazen. De honden zijn gaan liggen. “Je hebt al een hoop geleerd,” merk ik op. “Ja,” antwoordt hij. “Dat kan prima in korte tijd. Ik heb alles over paarden in me opgezogen als een spons. Toch, zoals jij het doet is denk ik beter. Eerst  bouwen. Maar daar ben ik veel te ongeduldig voor. En zo kan het ook.” Ik knik. “Ja, jij hebt al een mooie band opgebouwd met je paard. Maar ik ga nu koken. We praten later verder,” zeg ik. Hij kijkt naar zijn koud geworden bord macaroni. “Ik ga mijn prakkie maar eens opwarmen”.

Ik loop terug naar mijn wagen. De verhalen van Jan laten mij niet koud. Bij elke stap die ik doe, zie ik het scherper. Ik hoef voorlopig nergens heen. Dit is een goede plek. Alles op z’n tijd. Zeker weten.

.

Jan en zijn dieren kl

Jan en zijn dieren

De hut

Blogtek de Hut 2-003

.

Emmeloord. Het is 1975, woensdagmiddag en we zijn vrij. Ik bouw een hut van riet, met mijn buurmeisje. De oever langs de Lemstervaart is zompig, als je de scherpe stengels afsnijdt dan zakken je laarzen langzaam weg in de modder. Je moet snel je voeten verplaatsen. Maar er is genoeg om mee te bouwen. We binden het in bosjes aan elkaar. Ons bouwsel groeit uit tot een rond koepelvormig nestje. Urenlang werken we eraan. Tot de zon niet ver van de horizon staat. “Zullen we nu ophouden,” vraag ik. “Ja,” knikt mijn vriendinnetje “morgen verder.” We kruipen er in en kijken naar de eenden in het kanaal. Trots en met glimmende ogen fantaseren we wat we nog meer zullen doen.
De volgende dag na schooltijd ben ik verlangend om onze hut terug te zien. Opgetogen loop ik naar de vaart. Ik ga het lange rechte stuk helemaal af maar zie niets. Ik zoek en zoek en vraag me af of ik hem over het hoofd zie omdat er zovèèl riet is. Maar ik weet toch zeker dat het daar moet zijn, na die dichtbegroeide meidoorn. Ik kijk nog een tweede keer. Dan zie ik het. In elkaar getrapt. Verdrietig kijk ik ernaar en ga naar huis.

Het was de eerste en de enige hut die ik bouwde. Ik droomde van een boomhut met planken en spijkers. Maar ik zag zelden of nooit iemand die timmerde, in de tijd dat ik opgroeide. En handenarbeid op school was niet voor meisjes en met jongens speelden we niet. Dus kwam het er nooit meer van.
Mijn eigen droomhut heb ik dus niet gebouwd. Later bouwde ik wel andere dingen, toen ik veel ouder was. Ik bouwde mee aan een zeventiende eeuws schip in Utrecht. Ik maakte kasten, een hoogslaper, het interieur van een schip, deuren, de luikenkap van een boot, het interieur van een werfkelder, van een tuinhuis en nog veel meer. Ik keek vaak naar de houtbewerkers die mijn vrienden waren. Iedereen om me heen werkte met hout en soms steen. Maar nog steeds was er niet die hut.

Een wens die tijd krijgt om te rijpen, kan uitgroeien tot een pareltje. En nu komt het er. Het wordt een superhut, op wielen. De schelp van mijn verbeelding heeft zich geopend en ik kan het doen. Ik gloei van voldoening. Ik kan het! Stukje voor stukje, met volle concentratie. Precies zoals ik het wil. Zaag en beitel doen hun werk. Schroeven voegen het samen. Het wordt wat..

.

bouwen skelet onder zeil 003

Aan beide kanten staan de spanten van de wand stevig vast. Heftige regenbuien kletteren op het zeil en dan schijnt de zon weer. Prachtig, die transparantie. Zolang het duurt. Ook deze fase is tijdelijk.

.

bouwen materiaal kozijn maken 005

Kozijnen maken, materiaal en gereedschap. Potlood, slijpsteentje voor beitels, kruishout, winkelhaak, beitels, duimstok, decoupeerzaag, en buiten beeld ligt nog een handzaag voor het precieze werk.

.

bouwen kozijn voorbereiding 009

Werken onder zeil.