Wat vind ik in mijn schoentje

.

Wie heeft er nou een huis dat weet wanneer het sinterklaas is? Vlak voor 5 december, vond ik zomaar iets in mijn schoen. Ik was maar heel even weggeweest..

.

Mijn kleine huis zit vol verrassingen. In het ontwerp heb ik gekke bergruimtes getekend, waarvan ik nog niet precies wist waarvoor ik ze zou gebruiken. Ik maakte ze omdat ik gek ben op onverwachte ruimtes. Zo maakte ik in het dak, pal boven de deur, een luikje. Het is maar twintig centimeter in het vierkant en het zit vastgeklemd in de constructie van de nok. Je moet eraan trekken om het te openen. Aan de buitenkant, in de gevel, is dit bergplaatsje ook toegankelijk.

.

.

.Als je het luikje open doet, zie je aan de binnenkant twee geschilderde kwikstaarten. Zij waren de eersten die in mijn nieuwe huisje wilden gaan wonen. Het paar wilde in dat leuke hokje een nest maken. Waarschijnlijk schrokken ze zich wezenloos toen opeens het klepje openviel en ze naar beneden vielen.  Ik vond twee gevangen kwikstaarten in mijn huis, die niet meer wisten hoe ze hier verzeild waren geraakt. Het is dus een klepje wat ineens open kan gaan. Dat wist ik toen. Ik heb het expres zo gelaten.

.

.

Ik heb er mandarijnen in gestopt. Gewoon, omdat het zo hoort. In een bergruimte, daar stop je iets in. Dus waarom geen mandarijnen. Zo lagen ze er dagenlang en ik was al helemaal vergeten, dat het luikje open kon vallen.

En toen gebeurde het. Ik ging alleen maar even de kippen voeren. Ik kwam gelijk weer terug, keek  met stomme verbazing in mijn schoen en lachte.

Tijdens mijn korte afwezigheid, vlak voor sinterklaas, vielen de mandarijnen precies in mijn schoen. Wat heb ik toch een heerlijk huis.

 

.

.

Lang leve de bezielde pionier

Met aan het slot nieuws over een leuke ontwikkeling.

 

.

                                                                     De bezielde pionier

 

Een groepje mensen klopt aan bij de gemeente. Ze zijn geïnspireerd om het anders te doen en willen leven op kleine voet: Wonen in hun eigen Tiny House. Zo goed mogelijk leggen ze uit wat de bedoeling is. Dan horen ze dit: “We willen een heel strak beeld van wat een Tiny House is, voor we met jullie in zee gaan.” Ze zullen niet de eersten zijn, die hun tanden stuk bijten op zo’n eis.

.

Het is ochtend. Ik heb net mijn oefeningen gedaan en sta fris en helder achter mijn laptop. Ik kijk naar mijn berichten, gooi de helft er ongezien uit en vind een uitnodiging van een vriendin. “Ga je mee naar de open dag van een Tiny Houseproject?” Ik kijk ernaar en zie dat het in de buurt van Den Haag is. Vorige week begon er ook al iemand over. Misschien moet ik er toch maar eens naar toe. Ik weet dat er een plek vrij is en je weet maar nooit hoe een balletje rolt.

Ik schrijf een korte brief. Ik ben geïnteresseerd in de mogelijkheid om aan te schuiven. Kan het nog? Ik plaats er een mooie foto bij van mijn huisje.

Het antwoord komt snel. “Nee, we hebben al een gegadigde en bovendien zoeken we een ander soort Tiny House. Warme groet.” Verbouwereerd staar ik in de verte. Het is nu de tweede keer dat ik zoiets hoor. De warme groet helpt maar weinig aan het feit dat ik me in de kou gezet voel. Wat krijgen we nou, ik heb een paar maal het gedachtegoed van het kleine wonen vertegenwoordigd, met volle overtuiging. En nu krijg ik deze afwijzing. Ik vraag me af waarom.
Is wat ik maak te kleurrijk, te authentiek? Daar ben ik dan mooi klaar mee. Ik wil niet worden weggezet aan de rand van de samenleving, als een veel te unieke paradijsvogel. Ik wil er middenin staan. Ik wil dat nog veel meer mensen dit kunnen doen. Een rijk en veelzijdig pallet van bedrijvige enthousiastelingen, dat wil ik zien. Ik meende dat ik met mensen te maken had die hetzelfde dachten. Blijkbaar is dat niet zo.
Is er zoveel verschil tussen hen en mij? Ik gebruik dezelfde eco-materialen. Ook ik heb een dikke laag isolatie van schapenwol, zonnepanelen, een lithium-ion accu en een infraroodpaneel voor kille zomerdagen. En straks komt er een grote opvouwbare zak onder mijn huisje voor opvang van regenwater. Ik kan het zuiveren tot drinkwater met een nanofilter. Ik kijk, ik onderzoek en vertel er over, zodat anderen er ook wat aan hebben.
Met al die dingen zijn ook deze Tiny House bewoners bezig. En toch mag ik hier kennelijk niet meedoen, niet onder deze, steeds populairder wordende naam.

.

Elke creatieve vernieuwing die de maatschappij omarmt, wordt in regels vertaald. Gemeentes en instanties willen wel meedoen, als ze ermee kunnen scoren. Steeds meer wordt gezocht naar wegen voor een groen imago. De omarming van die nieuwe ontwikkelingen gaat vaak gepaard met controledrift. Er moeten wèl scherpe voorwaarden zijn! De eerste emotie is angst, angst voor excessen. “We willen een heel strak beeld van wat een Tiny House is, voor we met jullie in zee gaan.” Goed bedoelende pioniers zullen op deze eis hun tanden kapot gebeten hebben. Mensen worden uitgekozen of buitengesloten. Het eenvormig korset perst de ziel eruit. Stukje bij beetje kwijnt de creativiteit en hapert de hartslag. Het zal niet de eerste keer zijn dat dit gebeurt. Wanneer er grotere belangen in het spel komen, verandert alles.

.

Ik schrijf een bericht naar een vriendin. Ze is een hartelijke vrouw die met volharding en geduld veel voor elkaar krijgt. Bij haar zal ik open oor vinden. Ze is al jaren bezig een nomadendorp voor elkaar te krijgen, in Friesland. Ze blijft scherp haar Poolster in de gaten houden, het vrijheidsideaal wat ze vóór zich ziet. Een wereld waarin creativiteit juist wordt omarmd en beloond, in plaats van ingepakt en weggezet. “Hoe is het met je dorp, komt het er nog? Ik zou er bijna gaan wonen, als het er was. Je bent een echte vrijdenker Irma! Dat mag ik aan je.” Dat schrijf ik haar.

“Dank voor je compliment!” schrijft ze terug. “Ons project is bijna helemaal rond: Frijlân. We zijn een groep vrouwen die creativiteit, zelfredzaamheid en samenwerking willen. We hebben elkaar hierin gevonden. Wat je beschrijft ervaar ik ook zo. De grotere partijen gaan aan de haal met wat we eigenlijk in essentie zoeken en willen: kleinschalig wonen met een minimum voetafdruk. En niet grondgebonden. Jij bent voor mij juist iemand waar we heel veel behoefte aan hebben om te laten zien. Je bent voor ons een inspirerende persoon die meer dan welkom is! Je vertegenwoordigt waar wij voor staan. Je bent dus van harte welkom om langs te rijden en wie weet… Glimlachend lees ik haar woorden. Heerlijk. Na de koude douche van zojuist, is dit een warm bad. Kon het altijd maar zo zijn…

.

Hoe kan ik met mijn werk meehelpen aan een veelkleurige, menselijke wereld? Ik denk er de rest van de dag aan en de hele nacht daarna. Na twee uurtjes slaap kom ik tot een eenvoudige conclusie. Ik maak wat ik maak. Wie het ziet, ziet het. Het zal hoe dan ook zijn werk doen.
Ik denk ook na over de afwijzingen die ik kreeg. We hebben allemaal te maken met de gevestigde orde en regels. De keuzes die we maken zijn lang niet altijd de onze. Hoe lang houd je het vol op jouw eigenwijze weg? Ik hoop dat mijn blog daarin een stimulans kan zijn. Tegelijkertijd ben ik een generator. Ik hoop door wie ik ben en wat ik schrijf, energie te kunnen geven aan wie het nodig heeft, op zijn of haar unieke weg.
Sommige mensen hebben als pionier een zware taak gekozen. Juist hèn draag ik nu een warm hart toe en ik ondersteun ze graag met dit verhaal.

Eén zo’n pionier is Jos de Blok van Buurtzorg. Waar hij zijn schouders onder gezet heeft in zijn eentje, dat is ongelooflijk. In dit interview van Tegenlicht kun je hem zien en horen. “Zorgeloos leven volgens Jos de Blok”, zo heet het.

 

Bekijk de uitzending

.

NIEUWS

Ik heb de eerste prijs gewonnen met een fotowedstrijd van Milieudefensie. Het thema was “Eerlijk omkeren”. Het is een foto van mezelf in mijn mini-huis. Ik noemde deze afbeelding:  “Mijn heerlijke wooncocon.” De foto, inclusief vijf begeleidende volzinnen, komt in het tijdschrift “Actief” in december. Als het zover is laat ik het zien.

 

Lees hier over de wedstrijd

.

.

PS Naar aanleiding van dit blog sprak ik met Frieda Bakker, die veel actief is met Tiny Houses in Amerika. Zij vertelde dat hier een zelfde soort ontwikkeling plaatsvond, met aanvankelijke verstrakking in norm en vorm. Het is verheugend om te horen dat ze daar ook weer zijn uitgegroeid. Het is een logische ontwikkeling. In elk begin worden de contracten getekend en de regels vastgesteld en moet het vertrouwen groeien. Als dat er is, komt er steeds meer ruimte voor flexibiliteit en keert de creativiteit terug. Zou dat hier nu ook gaan gebeuren? Nederland is Amerika niet. Maar toch…

.

.

Het ontwerpen van de buitenkeuken

.

.De woonwagen met markies en buitenkeuken, zoals het nu is.

 

Het is avond. Buiten schijnen de sterren helder in een zwarte lucht. Die kun je hier goed zien. Maar ik zie ze niet. Ik ben binnen. De luiken zijn dicht en houden de warmte goed binnen. De kachel brandt zachtjes.
Het is al bijna tijd om naar bed te gaan. Maar ik ben nog klaarwakker. Ik vraag me af wat ik ga doen. Blijf ik hier nog een poos op deze camping, of ga ik weg? Ik denk aan mijn rugzak, mijn hangmat, mijn winterjas en mijn elektrische kettingzaag. Ik heb al zoveel keren opgeruimd en dingen weggedaan, dat ik haarscherp voor me zie, wat ik nog wèl heb. En ik weet, het kan er niet in. Ik kan niet alles kwijt in mijn “kelderkast”. Bovendien is het niet handig om daar alles in te stoppen. De helft van die ruimte is bedoeld voor dingen die ik niet vaak nodig heb.

Ik moet nòg meer dingen weg doen, dat is het eerste wat er door me heen gaat. Als het moet, dan moet het. Met spijt denk ik aan mijn overgebleven gereedschappen, waarmee ik deze wagen heb gebouwd. Ik besef dat ik op de bodem ben gekomen. Ik heb weggedaan wat ik niet nodig heb, maar zonder gereedschappen ben ik onthand.
Ik wil nog verschillende dingen. Er moet dus extra bergruimte komen. Ik wil ook een betere keuken. Er komt een transparant zeil, zodat je er droog en uit de wind kan zitten. En ik wil een keukentafel. De ideeën rijgen zich aan één. Ik kan de keukentafel zò maken dat het tegelijkertijd een compacte en toegankelijke berging is. Het zeil hangt eroverheen. Bij een verhuizing tillen we de kar gewoon naar binnen. Ik zie het allemaal voor me, zo helder dat ik niet kan slapen. Maar dat geeft niet. Ik ben blij. Want ik weet wat ik ga doen.

De volgende dag ben ik aan het tekenen. Uur na uur gaat  voorbij, terwijl mijn zonnige vensterbank vol potloden ligt en op de lessenaar ligt mijn tekenvel. De ene na de andere tekening vormt zich en mijn linker en rechterhersenhelft communiceren druk met elkaar. Tijdens het tekenen zie ik steeds meer mogelijkheden. Dit wordt een multifunctionele keukenkar!

 

 

 

De keukenkar moet een eenheid vormen met de woonwagen. Het transparante zeil wordt afgewerkt met randen, drukknopen en ogen. Het hangt over de keukenkar heen. Er zijn twee vleugels waarop het zeil kan worden bevestigd. Die zitten vast met een pianoscharnier. Ze kunnen inklappen.

.

 

Aan weerszijden van de keukenkar zitten grote laden. Ik heb ze gedecoreerd met dunne triplex, zodat er een reliëf ontstaat. In het midden is ruimte voor een aanrechtkastje en een ondiepe kast waar schoonmaakspullen in staan. De kar is verplaatsbaar. Er zitten aan de ene kant wieltjes onder en aan de andere kant pootjes. Zo kan je ermee rijden als met een kruiwagen. De vleugels staan nu omhoog. Ze zijn bespannen met het transparante, UV bestendige zeil.

.

 

Middenin de kar zit een gat. Er zit een dop op het gat, die kan je eruit trekken. Daar zet je dan een parasol in, of een vissersplu. Je kan de kar in de zomer verder van de wagen afzetten, zodat er meer ruimte omheen komt.

.

 

Tijdens het tekenen merk ik dat ik ronde vleugels mooier vind dan strakke, rechte. Ik vraag me af of ik een vissersplu mooier vind.

.

 

Al gauw kom ik op een nieuw idee. Die vissersplu wordt hem niet. Ik kan maken dat de vleugels uitgeklapt kunnen worden. De tafel wordt zo hartstikke groot. Er kunnen wel tien mensen aan zitten. Dan is zo’n vissersparaplu te klein. De zijstukken zitten vast met een pianoscharnier en worden ondersteund door de deurtjes. Er is een hoogteverschil, de bovenkant van de deurtjes is zes centimeter lager. Daarom maak ik een dikke plank met inkepingen. Die kun je dwars over de deurtjes heen leggen. De tafel wordt daardoor tegelijkertijd beter ondersteund. De deurtjes worden aan de onderkant op hun plek gehouden met pennen in de grond.

.

 

Dit is de lijst met materialen. Het is een heel denkwerk. Elke keer als ik er een functie bij bedenk en de kar nóg meer mogelijkheden geef, verandert alles weer. Toch is het volgens mij gelukt om een overzicht te maken.

Een duidelijke overzichtslijst scheelt enorm. Ik kan de stukken plaatmateriaal al in de winkel op maat laten zagen. Dat kost maar 50 ct per zaagsnede, dus voor 5,50 heb ik al wat werk uit handen gegeven èn ik kan het makkelijk meenemen op de fiets. Heel fijn dat zij voor mij een kant en klaar pakketje kunnen maken. Maar daarmee ben ik nog niet klaar. Er gaat altijd meer tijd in zitten dan je denkt.

En straks! Ik fantaseer al hoe ik in mijn keuken één pansgerechten kan maken, maaltijden met wilde planten er in en zelf verbouwde groenten. Eén voor één kunnen mensen aanschuiven aan de grote tafel. Wat een mogelijkheden… Bovendien passen de keukenkar, mijn fiets en het fornuis precies in de ruimte van mijn wagen. Verhuizen is geen probleem. Ik hoop dat ik in de lente klaar ben. Maar dat weet je nooit. Dus eerst maar genieten van dit mooie, nieuwe project.

.

.

De eigenwijsheid van taaie tachtigers

.

.

Ik heb familiebezoek. Mijn vader is gekomen, met één van mijn drie broers. Mijn vader is acht-en-tachtig. Meestal rijden mensen op die leeftijd met hun kinderen mee, maar voor hem geldt dat niet. Hij is een rondje aan het doen, met de auto. Eerst naar zijn ene zus in Sleeuwijk, dan met zijn zoon uit Tilburg naar zijn dochter in Haghorst en als laatste naar zijn andere zus in Nijmegen. Na een lange dag en volgestopt met koek en thee, rijdt hij terug naar zijn huis in Emmeloord.
Nu is hij hier. Het is een flitsbezoek.

“Het is mooi weer,” zeg ik “Zal ik thee zetten? Dan gaan we buiten zitten.” Dat vinden ze een goed idee. “Maar ik wil toch ècht eerst je wagen zien.” Mijn vader taalt niet naar thee, eerst dit! Nieuwsgierig stapt hij via het veilingkistje het bordes op. Hij probeert de dikke deuren open te duwen maar het lukt niet. “Aan de ene deur trekken, tegen de andere duwen,” leg ik uit. Het lukt. Misschien toch eens een schuifje opzetten, denk ik nog even. Dan hoef ik het niet steeds te zeggen…

Binnen gekomen ziet hij als eerste de kachel staan. “Heee! Staat er op die kachel, Je brule tout ’l hiver??” Ik knik bevestigend en kijk naar zijn verbaasde gezicht. “Dat stond vroeger ook op onze kachels!” Het is alsof hij plotseling met één voet in een tijdgat is gestapt en nu met de snelheid van het licht wordt terug getrokken naar een andere ruimte. Een plek die ik niet ken. Een ander leven in de tijd dat hij nog een jongen was en gefascineerd op zijn knieën de letters ontcijferde, die er op het metalen plaatje stonden.
De herinnering vervaagt, ik zie zijn blik terugkeren naar het hier en nu. Er is nog veel meer te zien. “Is dit de bank?” vraagt hij. Het is een beetje hoog voor een kleine oude pa als de mijne. Maar voor ik heb kunnen zeggen dat het inderdaad de bank is, springt hij licht en lenig met een sprong omhoog. “Dat zit lekker,” lacht hij triomfantelijk.
“Hier kun je ook zitten.” Ik pak de plank die langs de wand staat en laat zien hoe je hem overdwars in de wagen kan plaatsen, zodat het een laag bankje wordt. Hij kijkt rustig toe. “Ooo.. Dat is voor mensen die dit niet meer kunnen,” zegt hij. Tevreden wiebelt hij met zijn benen en gaat uitgebreid rond zitten kijken.

Je kunt je afvragen, hoe kan je met het klimmen van de jaren toch zo jong blijven? Behalve mijn vader, heb ik in mijn leven nog twee supertachtigers gekend. Eens werkte ik in een biologische winkel. Er was een lange, kaarsrechte man die regelmatig kwam. Hij was zelfs geen tachtiger meer, hij was al twee-en-negentig! Hij liep vijfhonderd kilometer per maand, al jàren.
Later hielp ik in de huishouding bij een oude intelligente dame. Ze heette Lenie, maar ik noemde haar keurig mevrouw Mossel. Ze deed elke dag oefeningen en liep ik weet niet hoe vaak de trap op en neer.
Zo doe ik het ook. Dat heb ik al lang geleden met mezelf afgesproken. Ik wist het al toen ik twaalf was. Ik wil bokje springen op mijn tachtigste, aan de ringen hangen als ik negentig ben. En als ik honderd ben slinger ik nog altijd aan taaie takken, die mijn tengere, maar zo gespierde oude lijf makkelijk kunnen dragen. Samen met mijn vriendjes.

Mijn vader heeft altijd een regelmatig leven geleid. Nooit gedronken, altijd goed geslapen. Hij was nooit ziek. Er waren geen uitspattingen. Hij hield van werken en daar houdt hij nog steeds van, al is het tempo iets teruggelopen. Hij geniet nu ook van even niets te doen, veel meer dan vroeger. Hij poetst het huis en werkt in de tuin. Hij kan nog steeds hard lopen, of een kleinzoon op zijn rug nemen. Aan zijn lijf is geen greintje vet teveel, zeker niet nu hij ouder wordt. Ik herken veel in hem. Maar net zoveel herken ik in mijn creatieve, hartelijke en ruimdenkende moeder, die acht jaar geleden stierf. Ze was een lieve vrouw. Mijn man hield veel van haar, toen ze allebei nog leefden.

Mijn liefste man verliet de wereld toen hij vijf-en-dertig was. “Het was kort maar krachtig,” zei hij, vlak voor zijn laatste ziekbed. “Maar jij…” zei hij “Jìj gaat hèèl oud worden.” Ik keek hem aandachtig aan.

“Dat geloof ik ook.”

.

.

Op verzoek van mijn vriendin

Els uit Utrecht, heb ik een

filmpje gemaakt over mijn

ochtendoefeningen.

.

.

.

.