Klein en vertrouwd

.

.

Luister hier naar het voorgelezen verhaal van 9,5 minuut.

.

Ik heb een hele mooie kachel. Hij staat in de hoek bij de deur. Daar past hij precies. Het is een kleine Salamander. Het is een hele oude, en doet denken aan vroeger tijden, toen de wereld nog overzichtelijk was en iedereen in het dorp elkaar kende. Er stond een keteltje op met heet water. De koffie stond altijd klaar.
De kachel is slank, rond en hoog en is bedekt met een laagje sjieke bruine emaille. Bovenop is in het dekseltje een salamander gegraveerd. Dat deksel geeft toegang tot het binnenste, dat al door zoveel handen is gevuld met hout. Alles is tot as vergaan, jaar in jaar uit opnieuw.

Om de kachel heen is het een zootje. Er liggen oude kranten, schoenen, houtblokjes, een koffiekom, en soms wat vuile sokken die de was in moeten.
Onder de kachel moet eigenlijk een vonkvaste plaat. Die heb ik nog niet. In de vloer zit hier en daar een brandplekje. Ook zitten er een paar krassen in van de bijl. Ik heb me er lang aan gestoord. Maar ach, alles went. Op een gegeven moment weet je niet anders meer.
„O?“ zegt iets in mij, „Dat laat je toch niet zomaar gebeuren met je prachtige huisje! Dit is het begin van het verval.“

Dus nu heb ik besloten dat dit een goed moment is om de boel eens lekker op te knappen. Met frisse moed maak ik een plan. Ik zaag de dikke vloerplanken af, rond de kachel. Ik laat ze bij het timmerbedrijf door de vandiktebank halen. Daarna schroef ik er een stalen plaat op. Die moet verroest zijn. De roest maakt het oppervlak stroef, waardoor de verf goed blijft zitten. Dat moet bij een kachel, want het is een werkhoek. Je moet er kunnen hakken met de bijl. Ik wil de plaat maisgeel maken, dezelfde kleur als de rest van de houten vloer.

Waar haal ik dat staal? Bij de oudijzerboer natuurlijk. En dan niet zo’n grote, maar een kleintje. Zo’n ouwe rommelaar, die moet ik hebben. Ik vind hem al snel, het is een half uurtje fietsen. Ik bel hem op en kan meteen komen. Eigenlijk sluit hij om vijf uur, maar hij zal wachten tot ik er ben. Het duurt iets langer, want ik fiets eerst verkeerd, en kom bij een ander bedrijf uit. Het terrein ligt vol enorme schroothopen en er rijden grote kranen rond. Ik keer meteen om. Ik moet een stuk terug zijn.
Uiteindelijk ben ik er. Het bedrijfje is aanzienlijk kleiner. Er staat een verroeste Atlaskraan, een kast met pannetjes, bakken met geplette blikjes, een bak met het hele interieur van een professionele keuken. Ik loop verder. Achter een stoffig raam zie ik een gestalte en de houten deur gaat open.

„Ah ben je daar! Hoe kon je nou bij mijn concurrent terechtkomen?!“ In zijn stem klinkt verbijstering door. Dat snap ik wel, stel je voor dat al zijn klanten uitkomen bij de concurrent, die toch al rijk zat is. „Ik wist wel dat ik verkeerd zat hoor, zo n groot bedrijf daar heb je niks aan. Hier moet ik wezen en nergens anders.“ Mijn stem klinkt vastbesloten. Hij grijnst gerustgesteld en ik vertel wat ik moet hebben. Hij leidt me rond en uiteindelijk vind ik een goede plaat, mooi recht en verroest. Alleen een beetje te groot. Maar dat is geen probleem. Die snijdt hij wel door met de snijbrander. Hij legt de plaat op een stevige ijzeren werkbank, en tekent de lijn af. Dan legt hij er een H-profiel op en gebruikt hem als geleider. De vlam gaat keurig langs de rand, tot het laatste stukje toe. „Kijk eens hoe mooi!“ straalt hij. Ik ben vol bewondering. „Niet aankomen hoor! Het is nog heet, “ waarschust hij. Ik waag het niet, want ik dat weet ik maar wat goed. Hij loopt naar de deur. „Wil je nog een bakkie koffie? Dan kan het ondertussen afkoelen.“
Ik volg hem door de donkere schuur. Er staat een mooi trekkertje te koop tussen tal van andere zaken. Aan de wand hangen grote roestvrijstalen harpsluitingen. In de hoek zit een deur. Achter de deur is een klein kantoortje met bruine wanden. Er hangen foto’s van honden en mensen.
Hij schuift een stoel naar me toe. „Doe je aan corona?“ vraagt hij me. Ik zeg nee. Hier niet. Gelukkig, zie ik hem denken. De tafel is maar klein. Lang geen anderhalve meter. Hij schenkt koffie in een kop en zet hem voor me op tafel. Hij schudt zijn hoofd: „De mensen zijn zo bang! Ze doen alles wat Rutte zegt. Ik heb nu veel minder klanten. Hij is niet goed voor ons, werklui. Die andere is beter.“ Ik vraag wie hij bedoelt. „Ach, die met die moeilijke Franse naam. En Wilders, zegt ook wel goeie dingen, al is het een raar mannetje.“ Ik kijk hem geïnteresseerd aan. Maar zo boeiend is de politiek nou ook weer niet. Het gaat al snel over zijn vrienden, vriendinnen, en al de trouwe hondevrienden die hij in zijn leven heeft gehad. Hij geniet zichtbaar van mijn bezoekje. Na een half uur betaal ik hem en laat hij me uit. Ik bind de kachelplaat stevig vast op mijn bagagedrager. „Ik zie je vast nog wel eens terug!“ zegt hij vol vertrouwen.

Terwijl ik terugfiets over de smalle rustige plattelandsweg, denk ik eraan hoeveel we er mee zouden winnen als dorpen weer hun eigen bestuurders kenden. Als een dorp of wijk niet meer dan 500 bewoners had en eigen kleinschalige bedrijfjes. Dan kent iedereen elkaar. Dan zou de oudijzerboer op straat een praatje kunnen maken met de burgemeester. Hij zou zelfs kennis maken met dat ene Turkse of Marokaanse gezin. Dat ene is immers altijd anders dan de rest! Kleinschaligheid schept vertrouwen. Is dat het niet wat we nodig hebben in deze tijd? Klein beginnen. Gewoon, een bakkie doen bij de ijzerboer.

.

 

.

 

4 gedachten over “Klein en vertrouwd

Geef een reactie op Adelheid Reactie annuleren