De boer besluit om de laatste drie koeien weg te doen. Ik bedenk me waarom we ze zullen missen.

.
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
Het zijn rustige tijden. In de winter komen hier niet veel mensen. De twee kilometers naar de weg zijn lang. Ze zijn des te langer omdat de weg telkens weer vol kuilen zit. Het is een belemmering voor auto’s, om hier te komen. Anderen varen er wel bij. Smienten, kieviten, kramsvogels en valken vinden hier een rustige plek. Op oudejaarsdag klinken de knallen van het vuurwerk ver weg. De cirkel van geluid is rondom ons. En hier is het stille midden.
Hoe stiller het is, hoe belangrijker dat ene moment. Die zondagmiddag, aan het einde van de maand, dan komen de vaste bewoners bij elkaar. Het is op die middag dat de boer aan komt lopen. In zijn handen heeft hij een kerststol van Bakker Bolhuis, die hij met een bonk op tafel zet. “De koeien gaan weg,” zegt hij. Iedereen kijkt op. “Waarom?” vraagt de vrouw met het lange grijze haar. Het antwoord komt meteen. “Het is te veel werk en ik ben nooit vrij.”
Op de boerderij zijn nog steeds twee koeien en een enorme os. In zomer staan ze in de wei. In de winter kan dat niet, dan is het land zo zompig dat de zware os nauwelijks zijn poten zou kunnen verzetten. Dus de hele winter staan ze in de stal. Het is maar een kleine ruimte, voor de koeien gaat het nog wel maar de os past er maar net in. Al hun stront komt in de grup, de mestgoot, die achter hun kont loopt. Dat wordt er wekelijks uitgeschept en naar de mesthoop gekruid, vrijwel altijd door de boer zelf. Een enkele keer is er een behulpzame vrouw die er haar schouders onder zet, om haar gedachten te verzetten. Het is een heel werk, dat mest scheppen. Maar het levert ook wat op. Er zijn twee mesthopen naast elkaar. De ene ligt er al een paar jaar, de andere is vers. De stevige drollen zijn gemengd met grof gras en riet. Terwijl het steeds verder verteert naar vruchtbare grond, wemelt het van roze mestwormen. Het is ook niet voor niets dat er altijd vogels te zien zijn. Merels, die woest naar wormen pikken. Maar ook roodborstjes en kwikstaartjes, die insecten vangen. Toch is dit niet het eerste waar ik nu aan denk. De koeien zijn mijn eerste zorg. “Waar gaan ze heen?” vraag ik.
“Dat komt wel goed!” zegt de boer. “Ze krijgen het een stuk beter. Ze gaan naar een opvangplek voor bejaarde koeien. Daar hebben ze veel meer de ruimte.”
“Maar die ene koe is toch nog jong?”
“Ja, er komen ook wel jonge koeien. Ze komen overal vandaan. Er is daar een koe, die zag ineens het licht, toen hij naar de slacht werd geleid. Die vloog er vandoor. Toen hebben ze haar maar naar dat koeienparadijs gebracht.”
“Fijn zeg. Dan hebben ze het daar vast goed.” Daarmee is het onderwerp afgesloten.
Het is pas in de avond als ik bedenk hoezeer we die mesthoop zullen missen. De mesthoop is een heel centrale plek voor al het leven, besef ik. En dat is bewezen ook. Het was Els, die een wedstrijd deed met haar vriendin, de hele zomer. Met de Obsidentify app kun je vrij nauwkeurig insecten determineren. Ze had er al vele vastgelegd en thuisgebracht. Ik hoor het haar zeggen. “Vooral bij de mesthoop, daar zijn er zoveel!!”
Kunnen we die mesthoop wel missen? De boerenzwaluwen maken er hun nesten van. Allerlei vogels zullen hun belangrijkste voedselbron kwijtraken. Sommige insecten zullen van het erf verdwijnen. Dat gaat me aan het hart. Maar ook voor onszelf is de mest waardevol. Het is een welkome aanvulling in de groentetuin. Ik gebruik het hier en daar, waar het nodig is. Vaak meng ik het met de verhitte, veel te stoffige bladcompost die ik heb laten bezorgen. Hete compost leeft niet meer. Ik gebruik de jarenoude grond van de mesthoop, om er weer leven in te brengen. Ja, we zullen het missen.
Ik denk aan het beeld van de drie koeien in de wei. Een vertrouwd gezicht, die trage koppen die langzaam naar je toe draaiden, wanneer je langs liep. Ik denk aan de koeienvlaaien in het gras. Als het wekenlang droog was, zag je vaak vogels bij die stront. De zeeklei werd dan immers keihard, er was nauwelijks nog een wurm uit te halen. Onder de koeienvlaaien was het nog wat vochtig. En bovendien zaten er vliegen op de drollen, die ze konden eten. Dieren in de wei zijn nodig. We zullen de koeien missen.
Dat vertel ik de boer, later, als hij alweer thuis is. Ze zijn belangrijk, de koeien. Belangrijk, vooral voor de biodiversiteit. Dat weet de boer.
“We kunnen altijd een hoop paardenmest halen bij de paardenfokkerij,” oppert hij. “Dan leggen we die daar neer. En de hoop die we nu hebben is ook nog lang niet weg…”
Dat is zo. Je kan het altijd van elders halen. En ook de weiden zijn niet leeg in de zomer. Er staan ook paarden, verderop. Evengoed is het jammer, dat ze weggaan. Toch is het te begrijpen. De boer is al vijfenzeventig. Als er niemand is die het werk overneemt, dan houdt het op. En dan is er straks geen mesthoop meer, van eigen vee.
“Als je een keer weg wilt doe ik het wel,” zeg ik. De boer bedankt me. Maar het brengt hem niet van zijn gedachte af.
Weer een mesthoop minder. Elke mesthoop is belangrijk. Vooral nu, in deze tijd, waarin de gangbare methode nog steeds op drijfmest is gebaseerd. Drijfmest, een half vloeibaar goedje, dat in de grond wordt geïnjecteerd. Zo moest dat, vanwege de uitstoot van ammoniak. Maar het helpt niets. De uitstoot blijft hetzelfde. Het kost wel veel, niet alleen geld voor de nodige machines. Het kost ook levens. De wormen willen niet verzuipen en komen boven. Een feestmaal voor de meeuwen. Tot het op is. Tot alle wormen weg zijn. Nee, het is niet goed voor de bodem, die drijfmest. Je moet het niet te vaak doen. Beter is helemaal niet. Beter is om de mesthopen weer terug te brengen. Hopen met stro en drollen. Vitale mensen hebben we nodig, mensen die willen scheppen. En dan, misschien komen er dan weer nieuwe koeien, op een dag. Ook hier. Niet veel, een paar maar. Net als nu. Een paar, dat is genoeg. Ik hoop het.
.
.
De zwarte os, Quintus, is op 3 februari 2024 heen gegaan. Hij is bijna zeventien jaar geworden. Een leeftijd die de meeste runderen niet bereiken. Hij heeft een goed leven gehad.



