Hoopvolle gedachten over water op planeet Aarde, naar aanleiding van nieuwste wetenschappelijke inzichten. (2014)
Werk van Alowieke
.
Vandaag geen luisterversie.
.
Er was een dag dat mijn ogen wijd opengingen. Dat was toen ik leerde over de planeet waarop wij wonen. Mijn aardrijkskundeleraar was blij verrast met mijn fascinatie voor fysische geografie. “Daar moet je fantasie voor hebben” zei hij. “Om het voor je te zien.” Later ben ik wel eens uitgelachen om mijn grote fantasie, maar ik denk dat het een zegen is, die hoop en uitzicht kan bieden. Zeker wanneer je het kan gronden.
Dit is een verrassend verhaal dat diep en ver gaat. Hoe gaat het verder met de aarde? Dat vraag ik mij soms af, wanneer ik alleen ben. Vooral het water. Er zitten stoffen in die daar niet horen, stoffen die nooit verdwijnen, zeggen ze. Nooit? Hoe lang is nooit? Een nieuw wetenschappelijk inzicht bracht me op een hoopgevende gedachte:.
Ik lees dat er zich 600 km onder de aarde zeer waarschijnlijk een Oceaan van water bevindt. Het kristal ringwoodiet, gevonden in Brazilië, is vanuit vulkanisch gebied omhooggekomen en gevonden in een diamant. Het kristal is prachtig blauw, bindt zuurstof en waterstofmoleculen in grote mate. Het is daar diep in de aarde actief. Het water wordt vervolgens van diep weg omhooggepompt en zo is het dan gekomen, volgens dit nieuwe inzicht. . Daardoor wonen wij op een zo bijzondere blauwe planeet.
De kringloop van water zou in dat geval veel dieper gaan en veel langer duren dan we dachten. Dat moeten wel miljarden jaren zijn. Op die manier zouden dus ook de vervuilingen van onze tijd langzaam maar zeker diep in het binnenste van de aarde kunnen verdwijnen. Ringwoodiet bindt geen chemicaliën. Pfas en pesticiden zouden daar dan achterblijven. Opvallend genoeg is het feit dat het enige Pfassvrije bronwater wat te koop is, afkomstig is van een vulkaan op Hawai. Als je ergens mee bezig bent lijken zulke feiten naar je toe te stromen als een rivier.
Kristallen diep in de aarde. Wat is dat voor indrukwekkende kringloop?
Alle vogels fluiten. Het is zes uur en ik lig nog in mijn hangmat. De bovendeuren staan open, aan beide kanten van de wagen, en er waait een fris briesje door mijn huis. Ik trek de slaapzak wat hoger op maar echt behaaglijk warm krijg ik het niet. Gisteren was het een hete dag, Ik heb de deuren opengelaten. Maar nu is het niet warm meer. De wind is gedraaid. Gisteren was het nog heel anders.
Het is warm. Boven het water vliegen de zwaluwen en het riet groeit hard, na een periode met regen. Ik loop naar het water, bezweet na een lange dag gras trekken. De grote houten steiger is leeg en ook het fietspad aan de overkant is verlaten. Ik gooi het lange vest van me af en stap de ladder op die inmiddels diep in de modderige bodem is gezakt. Het water voelt koud aan mijn hete huid, maar al gauw went het. Halverwege de ladder houd ik stil. Ik laat mijn bovenlichaam zakken, tot ik in gehurkte houding op de ladder zit, met het water tot mijn kin. Nu wachten. Als ik heel stil ben komt het. Ik buig mijn hoofd om naar beneden te kijken, het puntje van mijn neus raakt het glinsterende oppervlak. De zon schijnt op mijn ondergedompelde huid en mijn benen zijn van groen goud. Verder zie ik nog niks. Niet wat ik verwacht te zien. Ik kijk weer op en wacht nog langer. Dan voel ik het. Een kleine subtiele aanraking in mijn zij, en nog een, en nog een. Hele kleine mondjes kussen mijn huid. Het is een gevoel dat nergens anders mee te vergelijken is. Als ik opnieuw naar beneden kijk zie ik ze. Kleine visjes zijn het van vijf centimeter lang. Nieuwsgierig verkennen ze mijn lichaam, een nieuw element in hun onderwaterlandschap. Ze zwemmen over mijn gehurkte benen heen en er weer onderdoor. Mijn groengouden huid is omgeven door kleine bewegingen. Kleine mondjes raken me aan. Er komen er steeds meer. Ik denk eraan hoe het zou zijn om hier te blijven, en een waterwezen te worden. Dat er niets anders zou zijn dan ik en de vissen, vertrouwd met mijn vel, dat almaar groener wordt, net als de steiger en het riet. Wonderlijk en tijdloos.
Heel langzaam strek ik me uit. Mijn natte vel glimt in de zon. De visjes schieten weer onder de steiger.
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
Het is zes uur in de ochtend. Om een of andere reden ben ik wakker geworden en de regen tikt op het dak. Rustige grote druppels zijn het, de wind is kennelijk gaan liggen. Ik stel me voor hoe de insecten en vlinders beschutting zoeken onder grote bladeren. Veel van die planten heb ik zelf gezaaid of uitgezet en ze breiden zich snel uit. In de tuinradijs, onder de moerasandoorn, overal schuilen libellen en vlinders. Het land, de dieren en ik, alles hoort bij elkaar.
Ik luister naar de regen maar val niet opnieuw in slaap. Wacht, ik kan het luisterboek aanzetten, dat ik gisteren geleend heb bij de online bibliotheek.
“Ik ben een berg die op me wacht” heet het. Een fascinerende titel. Nu zijn hier geen bergen. Hier in Fryslân is water. Ook de Swette, het water wat hier al eeuwen loopt, hoort daarbij. Fryslân zonder glinsterende vaarten en meren, dat kun je je toch niet voorstellen? Ik had er zelf nog niet aan gedacht, om de Swette een stem te geven in een verhaal. De schrijfster van dit boek heeft dat wel gedaan. Het is de rivier die spreekt over alles wat hij ziet. Een nomadenvolk leeft al eeuwenlang samen met de stroom. Er is een vrouw, heerlijk als de zon, die haar handen onder zijn huid dompelt. De rivier is verliefd op haar. Er is een zanger die zingt over de rivier en de bergen. En er is ook een jongen die alleen maar dode vissen verzamelt. Stil lig ik te luisteren. Het verhaal kabbelt rustig voort, net als de regen op het dak. Langzaamaan dommel ik weg. Plots word ik wakker. De stem is opeens scherp geworden. “Waarom verzamel je dode vissen?” vraagt iemand. De jongen antwoord: “Ik luister naar hun verhaal. De dode vissen hebben iets te vertellen. Ze zijn bang voor de toekomst. We zien het toch. Het ijs op de berg smelt. Er is steeds minder water.” De rivier hoort het, maar kan het zich niet voorstellen dat dit kan. Het land als een dor gerimpeld vel, zonder hem als stroom en bron van leven. Zonder rivier is er niets meer. Zonder de rivier geen vissen, geen nomadenvolk dat met hem samenleeft.
Ik ben in een keer wakker. Ik had het boek niet eens zo bewust gekozen. Maar dit! De dreiging uit dit verhaal is onlangs werkelijkheid geworden. Gisteren nog plaatste ik het bericht op Linkedin: De gletsjer in Nepal is gestorven. Hoe dramatisch dit ook is, er werd geen enkele aandacht aan gegeven. Natuurlijk hebben we verschrikkelijk veel aan ons hoofd. Maar toch is het raar. Stel je voor dat er geen water meer in de Swette was, of dat de Rijn bijna niet meer stroomde, of dat het IJsselmeer droog stond! Dan piepten we wel anders. In dit verhaal is het of de ziel van het landschap zijn stem laat horen. En wat daar gebeurt, is nog maar het begin. Als de gletsjer sterft sterft de rivier en zonder water is er geen leven.
Nu ik dit gehoord heb, denk ik niet dat ik nog in slaap ga vallen, bij het luisteren naar dit boek. Ik wil horen wat de schrijfster, Sholeh Rezazadeh, mij te vertellen heeft. Het is een noodkreet. Een verhaal van ons allemaal.
“Ik ben een berg die op me wacht.“ Zo heet het. Morgen luister ik verder. En dan met volle aandacht.
Hoe gaat het verder? Ik wist het nog niet. Maar dit is de tekst bij Ambos uitgevers.
De veertigjarige Alma die woont in een woonboot op de Amstel, een rimpelloze rivier. Ze heeft een drukke baan. Op een dag neemt ze een radicaal besluit: ze reist in haar eentje naar Iran. Daar sluit ze zich aan bij een nomadenvolk. Saray hoedt schapen en melkt geiten. Ze is verliefd op een jongen van een andere nomadenfamilie en ontmoet hem in het geheim aan de oever van de Aras, de bruisende rivier die door het ruige berglandschap dendert.
Lukt het Alma om haar jachtige bestaan achter zich te laten? De nomaden leven bij de dag en eten wat de seizoenen te bieden hebben. In plaats van constant op hun iPhone te turen zijn ze verbonden met elkaar. Maar ze worden in hun voortbestaan bedreigd. Door de klimaatverandering wordt het steeds droger, Aras buldert minder en steeds meer jonge nomaden willen in de stad leven.
(Noot van mij: Is er in de stad nog wel water dan? Als er geen rivier meer is?Dit vraagt om een vervolg.)
‘Met de natuur als een echt personage en de mens als onvolmaakt wezen op zoek naar liefde en verbinding, droom je weg bij elke zin die je leest.’- JAN
De Whanganui en de Swette, de Rijn en de Lek, het is de stroom die ons het leven geeft. “Wij zijn de rivier”, zeggen de Maori in Nieuw Zeeland.
.
.
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
.
Het was alweer een tijd geleden, dat ik elke dag in de Swette zwom. Af en toe deed ik het nog wel eens. Maar het ritme was eruit. Op een ochtend keek ik uit het raam naar de uitkomende esdoorn, en besefte dat ik er vorig jaar veel intenser van genoot, de prille lente, de ontluikende kleuren. Hoe kan dat? Ineens wist ik het. Het was doordat ik niet meer in de Swette kom. Ik miste het, de dagelijkse dompeling. Te kijken naar het licht in de kabbelende golfjes, de weerspiegeling van de wolken. De eenden die langzaam wegzwemmen. Het water dat langs mij naar het IJsselmeer stroomt, en dan, door de vissenpoort, naar zee. Het water, nu nog ijskoud, maakt me wakker en gezond. Ik sta in de stroom en spreek mijn liefste wensen uit. Door het een tijd niet te doen, besef je pas wat het doet. Het werkt echt. Ik besta meer, mijn bloed stroomt vitaler door mijn lichaam, wanneer ik dit doe.
Water is leven. Voor iedereen en alles. Voor de Maori is de rivier een voorouder, niet als mens, maar als entiteit. Hij is enorm belangrijk voor ze. De Maori wonen al eeuwenlang in Nieuw Zeeland. Ver voordat de eerste ontdekkingsreizigers voet aan land zetten, beheerden zij de Aarde en was de rivier de Whanganui hun levensader. De Whanganui ontspringt bij één van de drie vulkanen die het eiland heeft. Vandaar stroomt hij bijna driehonderd kilometer lang, slingerend het land door. Vroeger was de stroom een avontuur. Soms was hij breed en rustig, dan weer wild en woest in stroomversnellingen. Maar de rivier is getemd. De stroomversnellingen zijn er niet meer, de rotsen waar ze langs liepen, zijn door middel van dynamiet uit elkaar gesprongen. Pijnlijk. Maar met trots kan de regering verkondigen dat de Whanganui de langst bevaarbare rivier is. De Maori blijven zingen. “De rivier geeft ons het leven mee, vanuit de bron tot aan de Zee.” Maar de rivier is niet alleen zijn stroomversnellingen, maar ook zijn hoofd verloren. Gelijk na de bron is een waterkrachtcentrale gebouwd, daar hoog in de bergen. Iets wat bedwongen wordt en getemd, wat uitgebuit wordt voor steeds meer economische belangen, raakt zijn identiteit kwijt. In Engeland is dat nog veel erger. Daar heeft Tatcher in de vorige eeuw de drinkwatervoorziening verkocht aan een buitenlands bedrijf. Het gaat nu helemaal fout, wateren raken vervuild en het bedrijf voelt zich niet verantwoordelijk. Dat kost immers veel te veel. Het is vreselijk moeilijk om het weer terug te draaien. De stemmen van inheemse volkeren blijven ons erop wijzen hoe belangrijk het is. “Wij zijn de rivier” blijven de Maori zeggen, en hun kreet wordt nu wereldwijd in bioscopen, documentaires en artikelen verspreid. Zij vormen met elkaar de stem van de waterstroom. Het feit dat er zonder te vragen zoveel is ingegrepen, is een zware belediging voor hen. Al honderdvijftig jaar vochten zij ervoor, de rivier moest gerespecteerd worden. En toen in de jaren zeventig het water vuiler en vuiler werd, vochten ze nog harder. Door de beschaving werden ze gezien als verschoppelingen, niet meer dan de afvalput die de stroom was geworden. “Wij zijn de rivier” blijven ze herhalen. De industrieën die hun afval loosden moesten worden aangepakt. De Maori werden zelfbewuster. Hun cultuur is niet dood.
Er is steeds meer naar ze geluisterd. En nu is eindelijk de Whanganui in zijn identiteit gerespecteerd door de regering. De rivier is een rechtspersoon geworden. Hiermee reiken twee culturen, zolang in conflict, elkaar eindelijk de hand. Twee mensen vertegenwoordigen de stem van de rivier. Uit beide culturen één. De Maori zingen hun krachtige lied, begeleid door een traditionele dans. Maar ze zijn er nog niet. De kop van de rivier moet worden teruggewonnen. Daar bovenop de berg. Pas dan is de stroom weer zichzelf.
“De rivier geeft ons het leven mee, vanuit de bron tot aan de zee.”
Terwijl ik net weer begonnen ben met mijn dagelijkse bezoek aan de Swette, komt dit verhaal naar me toe. Het verhaal van de Wharangui en zijn mensen. Ja, denk ik, ik voel die band ook, met het water. Ik heb het altijd gevoeld. Misschien minder sterk dan het oude volk, omdat ik er niet direct afhankelijk van ben. Zij hebben de rivier echt nodig. Tot voor kort, althans. Tot in de jaren zestig was hun levensstijl nog geheel zelfvoorzienend. De rivier was hun dokter, hun voedselbron en hun speelplaats. Met hun boten konden ze zichzelf en hun vracht vervoeren. Nog steeds weten ze precies waar de achttien verschillende vissoorten gevangen kunnen worden. De rivier als ziel van hun bestaan. Zij plaatsen zichzelf niet boven, maar middenin het grote web van leven. Nog steeds is dat de kern van hun cultuur. Maar de meeste Maori van nu zijn nog nooit op de rivier geweest. De band met de voorouders vervaagt. En juist daarom is het nu zo belangrijk, dat de band wordt herstelt. Niet alleen daar, in Nieuw Zeeland, maar overal. Mijn bezoek aan de Swette is een bezoek aan het water dat de hele wereld over gaat. Het is mijn band, met alles. Ik dompel mijn hoofd onder. Ik voel het en denk aan ze. De Maori, die het flikten. Eindelijk wordt hun rivier gezien. Eindelijk is hij gerespecteerd, in de wet. En het water neemt de boodschap mee. Ik roep het, als ik opkijk vanuit het water. Het kan, het kan!
Hoe was het voor er mensen kwamen en hoe het verder ging. Bewegingen van water en land maken de verbeelding los.
.
Noordzeestrand van schier
.
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
Ik woon op de bodem van de Oude Middelzee in Friesland. Het lijkt wel of het deel uitmaakt van mijn lot. Leven op nieuwe bodems met een verborgen geschiedenis. Herinneringen die niet meer zichtbaar zijn, die steeds dieper onder onze voeten liggen. Ik heb van jongs af aan een honger, naar die verhalen. Dat is nooit verdwenen.
De bodem van de Middelzee. Het land is recht en vrij kaal. Alles wat er is, wordt ontworpen en als het niet ontworpen is, wordt het met kritisch oog bekeken. Het water is verdreven en alles wat de aarde zich herinnert, is opgeslagen in de grond. In de grond ligt de wilde geschiedenis, toen de aarde nog van zichzelf was. Laag voor laag vertelt zij het verhaal. Ik luister en vertel. Want ver voor de Middelzee werd ingepolderd, was dit ook al land.
Waar nu de Noordzee ligt, daar is het land waar de eerste mensen hun thuis vinden, een miljoen jaar geleden. Grote ijskappen zorgen ervoor dat een groot gebied droog valt. Het duurt duizenden jaren. Het wordt weer warmer en tussen de ijsvlakten ontstaat een groeiend ijsmeer. De rivieren vullen zich en er zwemmen zelfs nijlpaarden. Maar dan wordt het opnieuw kouder. Halverwege de laatste ijstijd, zo’n 50.000 jaar geleden is er nog steeds geen Zuiderzee en ook geen Middelzee. Waar nu de Noordzee ligt, zie je een open landschap tot aan de horizon. Doggerland, noemen we het nu, naar de Doggerbank, het laatste wat ervan is overgebleven, een ondiepte in de zee. Het is bar koud in Doggerland, in de winter, Engeland en Scandinavië zijn in die tijd geheel bedekt door ijskappen en ook Canada. De drie grote rivieren slingeren zich vrij door de toendra heen. Verspreid in het land weerspiegelen plassen regenwater de blauwe lucht. In de winter zijn de plassen bevroren en de grassen en kruiden zijn bruin en dor. Maar in de lente komt alles tot bloei. Vogels keren terug en broeden er. Het land begint opnieuw te leven en de grote kuddes rendieren zijn van verre te zien. Tussen de lage struiken en bosjes liggen hun pasgeboren jongen tot ze sterk genoeg zijn om mee te rennen, de vlakte op. De Neanderthalers staan vroeg op, om te jagen. Ze hebben geen gebrek aan vlees.
.
Tundra bei Dudinka am Jenissej in Sibirien
Het ijs begint te smelten, in Scandinavië, op Engeland en in Canada ook. De zeespiegel stijgt. Mens en dier trekken zich steeds verder terug. Het water kabbelt, kolkt, en borrelt in geulen en holten. Water komt en gaat, de getijden hebben vrij spel in een breed gastvrij gebied, dat de aarde versterkt en beschermt. Verderop vormen zich veengebieden, die als een spons het regenwater opzuigen en loslaten als het nodig is. Alles ademt en leeft zoals het bedoeld is. De aarde is in haar element. De Waddenzee vormt zich, veel groter dan wat het nu is. Kreken en kwelders krioelen van leven en overal zijn vogels. Het zijn zwermen zo groot als we ons nu nauwelijks meer kunnen voorstellen. Toch probeer ik het. Ik stel me voor, hoe het was. Want dat is het begin van een scheppingsproces. Daarom vertel ik dit verhaal. Want het begint bij de herinnering.
Zo’n 5000 jaar geleden verdween het laatste stukje van Doggerland. Nu is het niet meer dan een zandbank onder de oppervlakte. In diezelfde tijd dat het laatste eilandje van Doggerland verdween, werd het Friese land bewoond door de eerste mensen. Er zijn vondsten gedaan uit de steentijd, grafheuvels en hunebedden, die daarop wijzen. Net als in Drenthe. Alleen de Friezen waren praktisch, zij verpulverden de stenen om er paden van te maken. Toch zijn er nog bijzondere dingen gevonden, en vooral in de buurt van Gaasterland. Het Noorden van het land was in die tijd nog steeds van de zee. Waar nu de Friese weiden zijn, daar stroomden kreken en kwelders. Het water kende geen beperking en kon zich tijdloos overgeven aan het ritme van eb en vloed. Duizenden jaren lang duurde dit. Tot de mensen zich steeds verder ontwikkelden.
Zo’n 500 jaar voor Christus begonnen de Friezen terpen te bouwen. Heuvels gemaakt van plaggen, soms met een heel dorp erop. Het waren praktische mensen, dat moest ook wel als je zo lang bij elkaar zit, en geen kant uit kan. Water verzamelden ze in regentonnen bij de deur. Ze aten vissen, als het water zich terugtrok, konden ze ze soms met de handen vangen. Als het land droog was, werd er voedsel verbouwd op de kwelderruggen. Honderden jaren hielden ze het vol. Ze pasten zich aan aan het levenbarende ritme van de aarde. Maar het was niet genoeg. Hun band met de zee werd doorgehakt. In plaats van te leven mét de zee, werd er actie ondernomen tégen het water, de golven en de vloed. Uiteindelijk koos men dus voor het gemak, al moest daar eerst hard voor gewerkt worden. Met hun leren laarzen aan, baggerden vele mannen in de zompige zeeklei. Zo werden in de Middeleeuwen de eerste dijken aangelegd.
Ook de Middelzee, de bodem waar ik nu op woon, is het gevolg van die eerste dijken. Het land is achthonderd jaar oud. De Friezen zijn gehecht aan het open landschap, waar de zee ooit huisde. Het moet open blijven. Maar er is iets anders wat ondertussen knaagt. Het is de zee, die geen vrij spel meer heeft. Honderden jaren zagen de Noordelijke Friezen het komen en gaan, de vogels, de vissen die er leefden. Maar de plassen, de kwelders, de kreken, ze zijn niet meer. Scherpe grenzen beperken de doorstroom, als stolsels in de bloedvaten. Het lichaam van de aarde kan niet meer vrij ademen, de vloed botst tegen dijken en muren, de eb kan zich niet meer terugtrekken. Ook vogels kunnen niet leven een landschap dat steeds leger wordt, steeds stiller. Verdwenen is het geborrel en gepruttel van bewegend water. De muggen die er dansten, de vissen die er zwommen. Het land wordt droog gepompt en uitgemolken. Alles is strak en zakelijk.
.
Het Verhalenpad.
Als ik nu mijn heesters plant, komt er een beeld bij me op. Ik denk er niet eens over na, het is er gewoon. Ik zie het voor me, het land van toen, de kreken, de kwelders. De rommelige bosjes van heesters. Ik graaf en steek, dikke kluiten gras, en stapel ze weer op. Opnieuw ontstaat het landschap, zoals het ooit moet zijn geweest, vol holtes en sleuven. In de winter regent het allemaal vol. De geulen en kuilen staan vol water. Op de hogere delen plant ik meidoorns en elzen, zodat hun wortels niet langdurig nat staan. Op de allerhoogste bult kunnen zelfs walnoten staan, voor ons eigen belang. Een investering in de toekomst. Maar het meest van wat ik doe, is ter dienste van het land. De aarde, zodat die kan meebewegen met de seizoenen. De aarde zelf is mij dierbaarder dan wat dan ook. Al is het maar een postzegel, ik voel de dankbaarheid die ze geeft. Alles is van waarde. Elke scheppende verhaal, dat luistert naar oude herinneringen. De oeroude adem. Bewegen met het ritme. Ik beweeg mee. En schep.
.
Doggerland, Wikipedia.
.
.
.
Bronnen: Wikipedia, Tressoar, Hoe god verdween uit Jorwerd, e.a.
Op een onverwachte manier leerde ik een boer kennen. Een boer die ik niet bij naam ken, van wie alleen het verhaal is overgebleven. Een boek dat al heel lang in een stoffige boekenkast stond. Het gaat over de watersnoodramp in 1953, als een roman geschreven door een bewogen journalist. Tussen vele aangrijpende momenten is er één ding dat het meeste raakt. Hoe de boer zijn gezin verliest, alleen achterblijft, samen met één koe. Een half ingestorte boerderij in de golvende zee. In deze tijd waarin koeien steeds naamlozer worden, is dit het verhaal dat ontroert, dat je doet beseffen hoezeer de boer met zijn vee verbonden is. Nee het gaat niet alleen om de handel. Het is het boerenhart van binnen uit, dat nog altijd leeft. Ik lees het boek: “Storm over Nederland”van Go Verburg
.
Janky’s verjaarscadeau 1953
.
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
Het is de tweede kerstdag, 2023. Ik heb mijn familie achtergelaten in de woonkamer van mijn ouderlijk huis. Mijn pa van 93, mijn broers en zussen en alle aanhang. Het is een terugkerende behoefte, om op zo’n dag even alleen door het huis te dwalen en mijn oog te laten gaan over alles wat er nog steeds is. Dit keer blijf ik staan bij het teakhouten bureau van mijn vader. Het bureau dat ik mijn leven lang al ken, en waar mijn vader altijd aan gewerkt heeft. Boven het bureau is een boekenkast. Vier rijen stoffige boekenruggen met titels waar ik al vaker naar heb staan kijken. Zelden pak ik er een boek uit. Het is pas de laatste tijd, nu oude dingen langzaam verdwijnen, terwijl mijn vader kleiner wordt en zijn jaren dunner, dat ik af en toe een boek pak. Misschien is het om iets van het verleden voor me te zien, iets wat meer zegt dan een foto. Een verloren herinnering wellicht. Vandaag vond ik die. Nooit had ik het boek echt bekeken. Misschien was het de grauwe rug, die wegviel tussen de anderen.
“Storm over Nederland” heet het. Voorin zie ik de naam van mijn moeder staan, met keurige, aan elkaar geschreven letters. “Janky van Diermen, 22 mei 1953”. Het moet een verjaarscadeau zijn geweest, toe ze 23 werd. Haar eigen naam is het, een meisje was ze nog. Ik mag het meenemen van mijn vader, en eenmaal thuis laat het boek me niet meer los. Hoe heeft die schrijver zo snel dat boek kunnen schrijven! Een paar maanden na de Watersnoodramp was het er al! Tijdens het lezen begrijp ik hem. Tussen de vele verhalen en personages is er een journalist. Dat moet hijzelf zijn, de schrijver van het boek. Hij staat tussen de zandzakken, hij vaart in een boot, mee met de redders. Hij probeert tijdens het varen een verhaal te maken voor de krant, maar gooit zijn notities als een prop in het golvende water. Nee, hij wil dit niet. Geen artikel doet recht aan wat er nu gebeurt. Het zou teveel op sensatie lijken. Het enige wat dit nationale drama recht doet, is een boek. Dat is de onuitgesproken gedachte, die de oplettende lezer begrijpen zal.
Vele mensen en namen gaan voorbij. Verhaallijnen beginnen afzonderlijk en terwijl de ramp zich voltrekt, raken ze met elkaar verbonden. Er is één man, één verhaal dat mij het meeste raakt. Het gaat over een boer, met zijn gezin. Hij en zijn vrouw zitten samen op de bovenverdieping, terwijl het water rondom de boerderij kolkt. “Laat de kinderen maar slapen,” zegt hij. Ze denken dat hun huis het wel houdt, een sterke boerderij is het. Meer zorgen heeft hij over de buren, het is maar een klein, zwak arbeidershuisje. Het hele gezin zit op het dak, zien ze. De boer ziet het ook. “Ik moet erheen, om ze te helpen! Kan ik ze hierheen halen?” Zijn vrouw wil hem tegenhouden. “Ik kan ze toch niet laten verdrinken? Het moet kunnen”, besluit hij. Boven het erf dobbert een ijzeren bak, die kan hij als boot gebruiken. Hij daalt neer uit het raam, verdwijnt peddelend met zijn onhandige vaartuig in richting van zijn buren. Maar de stroming is sterker dan hij dacht en de bak is te lomp. Het lukt hem niet. Hij drijft af.
Thuis gaat het helemaal mis. Een zwakke muur begeeft het. Een deel van het dak stort in. De kinderen raken bedolven onder het puin. Als er uiteindelijk redders komen, vinden ze alleen de boerin. Ze is er slecht aan toe.
De boer drijft nog steeds rond, in zijn bak. Hij komt één van zijn koeien tegen, briesend, haar kop net boven water in uiterste nood. Hij legt haar kop over de rand van de bak. De koe probeert erop te klimmen, maar hij duwt haar af. Toch weet hij haar boven water te houden, op een manier die tegelijkertijd zijn lompe vaartuig meer stabiliteit geeft. Een bizar anker, is het. Stukje voor stukje komt hij terug bij de boerderij, met zijn halfverdronken koe. Hij weet het dier bovenop een grassilo te krijgen. Zelf klimt hij terug naar de bovenverdieping van zijn boerderij, waar hij een ravage aantreft. Er is niemand meer. Zijn hart wordt zwaar. Hij staart uit het raam als een zombie. Laat hij ook maar dood gaan. Wat heeft het leven nog voor zin…
Het is de koe, die zorgt dat er iets in hem blijft leven. De koe, die staat maar te loeien, daar op die grassilo waar hij haar heeft neergezet. “Hij heeft dorst” weet de boer. Zelf heeft hij ook dorst. Opnieuw stapt hij in de ijzeren bak, weet bij de stal te komen, waar water is. Hij vind een drijvende emmer, vult die. De koe drinkt water en blijft stil staan wachten op redding, daar tussen de golven. De boer gaat terug en kijkt uit het raam, zonder iets te zien. Diep is het in zijn ziel gekerfd. De laatste momenten samen. Steeds weer ziet hij ze voor zich. Zijn kinderen, toen hij ze naar bed bracht. Zijn vrouw, die hij achter liet bij het open raam.
Maar wat hij nooit had verwacht, er komt een reddingsboot. Zijn ogen beginnen weer te leven, iets van hoop flakkert in het hart. De mannen aan het roer zijn kundig en ervaren. De motor is krachtig. Het stalen scheepje neemt hem mee en ook de koe. De koe is drachtig. “Straks heb ik toch weer twéé koeien,” denkt de boer stilletjes. “Wanneer is ze uitgerekend?” vraagt de schipper hem, alsof hij zijn gedachten kan lezen. Het is deze schipper, die zijn boerenhart begrijpt en met de weinige woorden die ze delen, is hij een grote steun. “In maart,” antwoordt de boer. Eenmaal aan wal gekomen, wordt de koe tijdelijk ondergebracht bij één van de vele boeren die de dieren opvangen die niet verdronken zijn. Het zijn er nog best veel, paarden en runderen, die het hebben gered. Maar het zijn er nog veel meer, die een ellendige dood zijn gestorven. Wagens staan klaar om de overlevenden te vervoeren. “En zorg ervoor dat dit goed wordt geregistreerd! Dit is zíjn koe! Zijn enige overgebleven koe!“ zegt de schipper met klem. Alles wordt heel precies genoteerd.
Zijn vrouw leeft nog. Toch! Hij is niet alleen! Ze ligt in het ziekenhuis. Snel knapt ze op en samen gaan ze terug. Vijf paarden blijken nog te leven. Ze hebben hun hoofden boven water kunnen houden en staan gewoon in de stal. Ze dragen de namen van hun kinderen. Het is vreemd om de paarden bij hun naam te noemen en het is stil in huis. De enig overgebleven koe wordt teruggebracht naar de stal. Er ligt hooi klaar. De koe kijkt even om zich heen, onwennig naar de lege stal. Dan ziet ze het hooi en begint tevreden te eten. De boer staat ernaast, samen met zijn vrouw. Hij pakt haar hand en de tranen staan hen in de ogen.
De koe blijft niet alleen. Er komen meer koeien. Boeren van de wal geven vee weg aan getroffen collega’s. Langzaam maar zeker wordt de stal weer een echte stal. De warmte van het leven keert terug, en de steun en het medeleven is ongelooflijk. Het komt uit het hele land.
Het is een verhaal dat blijft ontroeren. Juist in deze tijd is het een verhaal dat opnieuw inhoud geeft, een herinnering die de waarde van wat ooit was, weer omhoog kan halen. Die ene boer, met zijn ene koe, die alle harten roert. We zijn ver afgedwaald. Boeren zijn ondernemers geworden. Ze zijn ertoe gedwongen, door de schaalvergroting, die vanaf de jaren vijftig in gang werd gezet. “Nooit meer honger” was het motto, na de oorlog, na die hongerwinter. De bevolking groeide. De boerderijen groeiden en de koeien kregen geen namen meer, maar een nummer. Het hart raakte zoek, maar is niet verdwenen. Nog altijd leeft het boerenhart, nog altijd. Geef het ruimte en tijd. Laat het weer mogen zijn. Dat het redden van één koe het allerbelangrijkste kan zijn, waar een mens op dat moment voor leeft. In het kleine zit het grootse verborgen. Een boer, zijn koe, een leven.
.
Boerderij Op de Him laat zien hoe het ook kan. Auke en Rennie zijn verre buren van me, uit een volgend dorp. In mijn boek “Langs kantelende wegen” komt boer Auke niet alleen uit de verf als een goeie boer, maar ook als een goeie verteller. Hier kun je lezen hoe het verder is gegaan met hem en de boerderij.
Riet wordt gezien als een lastige oeverplant. Maar het verdient zoveel meer. Vandaag het oog op riet
.
.
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
Het heeft nog nooit zoveel geregend in een winter, zegt de boer. En hij is al in de zeventig, en is hier maar weinig weg geweest. Dus hij heeft er een goeie kijk op. De greppels staan vol water en de pellets die ik er in het begin van de winter overheen heb gelegd, bewijzen nu hun nut. Wie niet zo zorgvuldig is met zijn omgeving, wordt in deze tijd afgestraft. Mensen die graag met hun auto over het gras rijden tot vlak voor hun deur, ontvangen hun beloning. Diepe moddersporen staan vol met water en grote plassen strekken zich steeds verder uit rond hun verwaarloosde stacaravan. Ook op de onverharde weg staan de kuilen vol plassen en het water in de Swette staat hoger dan ooit. Maar de vogels zijn blij. Het is nu veilig voor ze. Weinig mensen hebben er zin in, om drassige weilanden over te steken, en marters en andere roofdieren ook niet. De vogels hebben het rijk alleen, samen met de hazen. En niet alleen de vogels hebben er baat bij. Ook het riet. Riet houdt van afwisselend natte en droge periodes. Na, zo’n regenachtige winter kan je een kurkdroge zomer hebben. Dat is prima, voor het riet. Als je niks doet, groeit het elk jaar een paar meter je land in. Geen wonder dat boeren er tuk op zijn om dat opdringerige gewas elk jaar terug te dringen. Maar liever zag ik het anders. Bij goed natuurbeheer maai je niet elk jaar alles. Je doet het in fasen. Ecologisch beheer, heet dat volgens mij. We moeten het riet niet alleen als een opdringerige oeverplant zien.
Want riet is ook een zegen. De wuivende halmen, die ruisen in de wind. Het hoort bij dit land, en alles wat leeft mist het, als het er niet meer is. De smienten poedelen en fluiten ongezien in de sloot, beschermd door hoge stengels. Geritsel verraadt een verstopte haas, die op een sukkeldrafje wegloopt, als ik te dichtbij kom. De lange halmen zorgen voor beschutting. Watervogels, spinnetjes, insecten, ze gebruiken het riet graag, en regelmatig buitelt er een pimpelmees of schiet er een kwiek winterkoninkje weg, op zoek naar beestjes. Het grootste gedeelte van het riet is echter dit jaar gemaaid langs de sloot, bij het Verhalenpad. Dat doet het Wetterskip. Zo is de afspraak. Volgend jaar mag het weer blijven groeien, dan rijden ze op het land aan de overkant van de sloot en dan doen ze hier alleen maar het randje. Het jaar daarop komen ze weer hier. Om en om. Zo is dat geregeld. Het hele land is één groot netwerk van dat soort regelingen. We werken als mieren aan elke vierkante meter en alles is vastgelegd. En het riet, dat ooit hele vlakten bedekte, is nu gereduceerd tot hier en daar een pluk. Één zo’n plukje staat nu bij mij, boven op de bult. Daar komen de machines niet. Daar is nog een beetje wildernis, al is het dan aangelegd en enigszins beheerd. Het is jammer dat het riet om is, maar ook fijn. Het moet toch enigszins in toom worden gehouden, als je ook andere planten wilt laten groeien. En ik kan het goed gebruiken. Verlekkerd kijk ik ernaar. De oogst is groot. In dikke pakken ligt het naast de sloot. Ik heb mijn handschoenen aangetrokken en pak een flinke arm vol, om het dan in de kruiwagen te stoppen. Wel voorzichtig! Ervaring heeft geleerd het nooit onbeschermd te doen. Soms zit er onder de berg riet ineens een stengel die wél vast zit. Als je daar hard aan trekt snijdt hij als een mes door je vel heen. Het kan wekenlang duren voor zo’n wond weer is genezen. Dus ik kijk wel uit. Zonder bloederige toestanden laad ik de hele kruiwagen vol.
Ik gebruik het niet als dakbedekking. Maar wel voor een ruige schutting, breed bij elkaar gebonden. Er zitten vaak vogels in, op zoek naar insecten. Ook het paadje naar mijn huis toe, is ermee bedekt. Had ik dat niet gedaan, dan sopte ik elke dag in de modder. Ik ben het riet heel dankbaar, dat ik nu mijn schoenen schoon kan houden. Maar er is nog meer waar ik het voor gebruik, en misschien is dat wel het allerbelangrijkste. Het maaisel verzamel ik en ik leg het op het land. Elke keer opnieuw. Een dikke laag mulch, van riet en gras. Onder die laag komen wormen en duizendpoten te wonen. Er zitten talloze spinnetjes in. Waar ik het neerleg, worden de dikke pollen gras onderdrukt en in plaats daarvan komt er overal speenkruid op. Een vrolijk tapijt van gele bloemetjes laat weten wanneer de lente echt begonnen is. Het riet vergaat, langzaam wordt het bros, en dan komt het als kleine snippers in de bodem terecht. En terwijl het bodemleven ervoor zorgt dat het langzaam verder verteert, maakt het de stijve klei luchtiger en beter geschikt voor beplanting. Het riet maakt de grond gezond en los. Daarom stop ik er zoveel tijd in, elke keer weer. Intens tevreden kijk ik naar mijn Verhalenpad, waar het als een mantel de bodem bedekt, rond de door mij geplante bomen en struiken. Riet is lastig, maar ook prachtig en voor zoveel dingen te gebruiken!
Eén ding heeft riet wel nodig. Het vraagt een offer. Dat offer is geduld. En geduld is als een boom, waarvan de wortels bitter zijn, maar de vruchten O zo zoet!
(Een bekend Perzisch spreekwoord.)
Luisteren? Klik hier.
Ik heb nog een aantal dingen niet verteld over riet. Een belangrijke daarvan, is dat het de bodem zuivert. Je kan een rietveld aanleggen en daar je afvoer op uit laten lopen. Zo kun je je poep en plas omzetten in bruikbaar organisch materiaal. Dat gebeurt ook, bij ecodorpen en zelfvoorzienende gemeenschappen. Ze noemen het een helofytenfilter. Het bodemleven rond de plant doet het toverwerk. Ze veranderen de afvalstoffen in voeding voor de plant. Van de moerasplant krijgen ze de zuurstof, die ze nodig hebben om onder water te kunnen leven. Dat is maar een klein fragment van een wondere bodemwereld. Zelf heb ik geen afvoer nodig, en ook geen helofytenfilter. Ik composteer in een poepdoos met zaagsel en leg het resultaat langs het Verhalenpad. Zo gaan de verhalen rond. Op allerlei manieren.
Mooi toeval, dat Koos Dijksterhuis ongeveer gelijktijdig met een column over riet kwam. Eén keer in de drie jaar maaien is genoeg, zegt hij. Je krijgt er alleen maar een schonere sloot van. .https://www.trouw.nl/es-bfaa3029
Zal mijn nieuwe tuinkas ooit veranderen in een aquarium waar de vissen in en uit kunnen zwemmen? En wat doe ik dan? Ik kijk naar de spreeuwen en weet het antwoord.
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath.
De nieuwe kas staat naast mijn woonwagen. Van daaruit heb je een prachtig uitzicht op het weidse land. Graag werk ik er of sta achter het beschermende glas naar buiten te kijken. Zwermen vogels vliegen rond, vooral nu, in de winter. Scholeksters vliegen luid roepend over: Wieki, wieki, roepen ze. Ze roepen mij! Ze verdwijnen als een uitbundige troep in de verte. Ik kijk naar de smienten in en om de sloot. Ze blijven op veilige afstand van mij, als tweebenige. Ik kijk naar de even schuwe kramsvogels met hun kordate loopje. Vijf keer hippen en stil staan ze weer, om verder te pikken in de grond van de oude wei. Soms zou ik een meeuw willen zijn, in grote getale zie ik ze zweven in de lucht zonder hun vleugels te bewegen. Ze weten precies wanneer dat kan, en de thermiek hun vleugels perfect ondersteunt. Wat een feest moet dat zijn. Het meest verbaas ik me over de spreeuwen. Een grote groep arriveert in de herfst en blijft de hele winter hangen. Als een ruisende wolk vliegt de zwerm op, om ergens anders weer neer te strijken. Soms met een voor mij duidelijke oorzaak, soms ook helemaal niet. Hele kleine signalen kunnen al een grote beweging inzetten. Zij zien meer dan ik, kennelijk. Hun hele wezen is ingesteld op meebewegen. We kunnen van ze leren, denk ik peinzend.
.
Beluister het geluid van tientallen vleugels tegelijk.
.
Ik vraag me af, hoelang zullen al deze dieren hier nog zijn? En wij? Het gras is groen, de klei van het laagland is de hele winter vochtig en zelfs in de heetste zomers is er water in de sloot. Maar toch is het net zoiets als leven op de vruchtbare bodem bij een vulkaan. Het heeft voordelen, maar ook risico’s. Dit laagland is straks het eerst aan de beurt. Het IPCC voorspelt dat aan het einde van de eeuw het water 5 meter hoger kan staan. Eerst was dat maar een meter. Het wordt steeds meer, het gaat steeds sneller dan gedacht..
Ik sta in de kas en kijk door het glas in de grenzeloze ruimte. Ik zal hier straks een paar meter onder water staan. Mijn kas wordt een aquarium, waar vissen in en uit kunnen zwemmen. De meeuwen zullen blijven zweven in de wijde wolkenlucht, maar de spreeuwen zijn verdwenen naar de nieuwe kustgrens. De spreeuwen van wie we zoveel kunnen leren. Meebewegen, zegt de spreeuw. Ik doe het. Maar zonder te vliegen en te zwerven. Ik ben toegewijd aan dit land. Ik maak er wat moois van en zet alles in wat ik heb. Zorgvuldig werk ik door, dag na dag. Maar toch, ik weet dat het kan verdwijnen, zelfs binnen een paar decennia als we pech hebben. Misschien maak ik dat nog wel mee en wordt alles in een hoge vloed weggespoeld. Alles wat mijn handen maakten of lieten groeien zal verdwenen zijn. Of verhuist naar elders, via zaad of vogelpoep of door de wind. Ik weet het niet. En wie ben ik nou eigenlijk? Als gewortelde nomade ben ik een meebeweger. Zodra ik er lucht van krijg dat er iets verandert, verken ik de nieuwe mogelijkheden. Ik zorg dat ik licht blijf en bescheiden. Dat mijn huis en agenda niet te vol raakt. Zo blijf ik alert en kan ik beter manoeuvreren. Net als de spreeuw. Dat is tot nog toe altijd in mijn eigen voordeel geweest. En het wordt steeds belangrijker. In tijden van verandering is lichtheid essentieel. Meebewegen betekent niet alleen overleven, maar ook onderdeel zijn van het leven zelf. Het is geen mystieke opoffering. Het is doodeenvoudig eigenbelang, waar de rest van de wereld ook nog eens bij gebaat is..
Ik kijk naar de spreeuwen in de wei. Een valk duikt in de fouragerende zwerm. Alle pikkende snavels schieten omhoog. Met het geluid van tientallen vleugels blazen ze de aftocht. De valk heeft het nakijken. Met open mond staar ik naar de verdwijnende spreeuwenwolk. In reageren en meebewegen staan zij nog altijd een heel eind voor op mij, lomp en onhandig mens. Nederigheid en respect is het enige antwoord. Al heb ik nog zo’n mooie kas gebouwd, het is maar een star ding. Alles kan veranderen. Zomaar.
.
.
.
.
NEDERLANDS:
ENGELS:
Will my new greenhouse ever turn into an aquarium, where fish can swim in and out? And what do I do when that happens? I watch the starlings and know the answer.
Het water is de poort naar een gezond landen een andere blik op de aarde. Tijd om samen de handen uit de mouwen te steken.
.
Tekening: Alowieke van Beusekom
.
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
Do you like to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath the text.
Ik sta aan de oever van de Zwette. Het laatste restant van wat ooit een oude binnenzee was. Het is getemd, gekanaliseerd, ten behoeve van het menselijk nut. Maar nog steeds is het mooi om te zien, de glinstering van de zon, die zacht door de sluierwolken schijnt en weerspiegelt in het water. De meerkoeten en de eenden in het riet…
Mijn kleren liggen op een hoopje op de steiger. Het hout is nog vochtig van halfbevroren dauw. Het is ijskoud aan mijn voeten. Gauw klim ik het water in. De kou omhult me en ik haal diep adem. Ik dompel onder, met mijn gezicht in het frisse nat adem ik borrelend uit. Zodra ik boven kom roep ik het uit: “Het is zover! De verandering is nu! Laat het water ons leiden, lieve Zwette, laat het mijn woorden meenemen. Dat een ieder die langs een sloot, gracht staat, bij een rivier of aan het meer, jouw boodschap ook verstaat. Wij staan niet los van de natuur. We gaan Nederland herscheppen, de bodem weer maken als een vruchtbare spons, de volmaakte harmonie van vochtig land, het begin van een paradijs! Het water is de poort. Laat het water zijn boodschap uitspreken en een bron van nieuwe gedachten zijn, dat ook onze leiders zal bereiken!”
Wie zal het horen? Ik weet het niet. Maar elke keer als ik in het water ben, geef ik het nu mijn woorden en wensen mee. En ook het nieuws, dat ik gehoord heb. Het goede nieuws, dat iedereen mag horen. Het is een ritueel aan het worden.
Nu de feiten. Het is dus echt zo. Er is een kabinetsakkoord over water en bodem! Ik durfde het nog niet te geloven, maar het is echt waar. De brief is ondertekend door de minister. Er zijn stukken te lezen dat er 35 miljard voor wordt uitgetrokken. De drinkwatervoorziening staat op het spel. De bodem verzakt en een miljoen gebouwen dreigen op den duur in te storten. Er zijn toenemende droogtes die de economie veel geld kosten. Het wordt nu duidelijk dat de natuur niet iets is wat we als een speeltje aan de kant kunnen zetten. We moeten samenwerken, met elkaar, met de bodem en het water. Ik ben blij dat ik hier in Nederland woon, waar dit allemaal gebeurt. Dit land, dat we eeuwenlang hebben afgegraven, opgefikt, uitgemolken en vervuild tot wat het nu is. Het land dat ik liefheb en verzorg. Want nu wordt het dringend. Zodra het dringend wordt, wordt het spoor gewisseld en komen de kansen.
Water is wereldwijd iets om aan te verdienen. Er worden dammen aangelegd, zodat stuwmeren ontstaan voor stroom. Er zijn kanalen gegraven om schepen door te voeren, loodrecht, dat gaat het snelst. In Nederland waren eeuwenlang vijf overstromingen per jaar, en toen de afsluitdijk kwam, was met daarover zeer verheugd. Maar die dijk maakte ook veel kapot… Het waren keuzes uit eigenbelang op korte termijn. Rivieren zijn gekanaliseerd, dijken keer op keer verhoogd, de pompen werken op volle toeren. Dat we het probleem daarmee alleen maar groter maken, is de laatste decennia duidelijk geworden.
Bij het omarmen van de natuur, als deel van ons bestaan, speelt het water een cruciale rol. Water als bron van leven, MOET wel omarmd worden. Het is de poort naar een andere blik op de aarde.
In het regeerakkoord staat dat het water moet worden gebufferd. Ook het Friese greppellandschap kan worden hersteld, waar weidevogels zo van houden. Het wordt ondersteund door subsidies. De sponswerking van de bodem moet terug worden gebracht, want anders klinkt het land in en droogt het uit. Een verhaal van lange adem. Dit is te lezen in een brief, ondertekend door de minister. Het geeft hoop. Maar we moeten er zelf aan meewerken. “Bescherming van waardevolle onafgedekte bodems is een belangrijk uitgangspunt, ” zegt hij. Er is nu de kans om schadelijke investeerders te stoppen. En er moeten heggen en houtwallen worden geplant. Daarvoor zijn vele handen nodig. Gouden handen met liefde voor het land. De tijd van langs de kant staan is voorbij. We moeten het met elkaar doen, en als je ziet hoe het anders kan, dan heb je nu de tijd mee om eraan te werken. Samenwerken aan gezond land. Ik doe mee!
Er is een nieuw akkoord van het kabinet: Water en bodem moeten leidend zijn bij de ruimtelijke inrichting. Ook de sponswerking van de grond moet worden verbeterd. Op pagina 12, 13 van de bijgevoegde brief lezen we hoe de minister dit ziet: a.Vergroting grondwateraanvulling in bovenstroomse gebieden door het dichten van greppels en sloten. b.Vertragen van de waterafvoer door beken te laten hermeanderen. Ook door het oppervlak te verruwen, o.a. door het aanleggen van HEGGEN en HOUTWALLEN. c.Water beter laten infilteren door onnodige bodemafdekking te voorkomen. ( Verstening) d.Water beter vasthouden in bodem door duurzaam bodembeheer.
.
NEDERLANDS:
ENGELS:
Water is the gateway to healthy land and a different view on the earth. We have a lot of problems to face. And now the minister says water will be leading. As soon as something becomes urgent, the track is changed and the opportunities come. Time to roll up our sleeves together.
Kunnen we niet meer doen dan dijken verhogen? Kunnen we het water niet vaker omarmen? Ook daarin is veel gaande. Mijn eigen vrolijke geploeter is een mooi voorbeeld, voor hoe dat in het groot kan gaan.
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
Do you like to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath.
Nederland boeit me. Dat er op maar vier miljoen hectare grond zoveel belangen spelen, daar kan ik met mijn hoofd niet bij. Er moeten wegen komen, bedrijventerreinen voor de groei-economie, er moeten een miljoen huizen worden gebouwd. De boeren willen ploegen en oogsten en met zware machines het land op. En wat is de grote gemene deler, die op de achtergrond staat te grijnzen? Wateroverlast! Toenemende verharding en inklinking van de bodem eist zijn tol. Water wordt gezien als een lastig ding, een vijand die moet worden verdreven. Zo was het vele eeuwen lang. Verschillende partijen zijn er nu druk mee bezig. Waterstaat, rijksoverheid en provincies. Wel vijftienhonderd kilometer dijk moet er worden verhoogd. De grootste operatie ooit.
Het was maar even, dat ze langs kwamen. Van de ene dag op de andere stonden er overal houten stokjes. Sommige hadden een blauwe kop, anderen een rode. Langs de hele oever staan ze nu, bij het grindpad dat naar de boerderij loopt tot in de weide er achter. “Ze gaan de dijk ophogen met dertig centimeter, vanwege de hogere waterstanden” zegt boer Jochum. Dat onze weg een dijk is, daar denken maar weinigen aan. Vorig jaar nog heeft mijn buurman een sleuf in de weg gegraven, om een leiding te leggen. Op die plek is de weg nog steeds drassig. In feite heeft hij dus gewoon een gat in de dijk gemaakt!
Onze dijk is maar een kleintje. Er liggen veel grotere plannen. Voor elke meter hoger moeten die dijken vijf meter breder worden. Dat kost enorm veel geld en er zijn protesten van bewoners die natuur en huizen kwijtraken. Maar kunnen we niet meer doen dan dijken verhogen? Kunnen we het water niet vaker omarmen? Ook daarin is veel gaande. Mijn eigen vrolijke geploeter is een mooi voorbeeld, voor hoe dat in het groot kan gaan.
Mijn klompen zijn onbruikbaar geworden in de modderpoel. Ik loop nu altijd op laarzen. Op het zompige pad verdwijnen de grassprietjes langzaam maar zeker onder een dikke laag modder. Heen en weer ga ik, elke dag opnieuw. Veel boompjes van vorig jaar staan nu in een kuil met water. Voor ik nieuwe bomen kan gaan planten, moet ik eerst het waterwerk verbeteren. Dat is nu bijna klaar. Het is een mooi gezicht, de glinsterende wadi’s en het water dat door de sleuven wegstroomt naar het laagste punt. In de greppel heb ik diverse kuilen gegraven, het loopt nu niet direct de sloot in. Overal staat water. Hoe langer ik het vocht vast kan houden hoe beter. De zomers worden alsmaar droger en de bomen zullen het straks hard nodig hebben.
Ik sta bovenop de bult te kijken naar mijn creatie. Dit zou Nederland kunnen zijn, in het miniatuur. Onze kustprovincies en langs de rivieren. Maar ook rond de steden zou het er zo uit kunnen zien. Allemaal opslag voor water, water voor de bomen en de dieren. Water voor de mensen. Maar in de eerste plaats voor de bodem.
.
.
Dertien procent van de Nederlandse bodem is verhard. Het water spoelt weg over de daken, door de straten de riolen en de grachten in. Het stroomt verder naar de rivieren en dan naar zee of het Ijsselmeer in. Goed geregeld, dachten we als Nederlanders. Tot de rekening kwam. Toenemende droogtes in de zomer, wateroverlast in de winter. De riolen lopen over. Rivieren slijten uit door het water dat er veel te snel doorheen stroomt. Land droogt uit en klinkt in. Niet alleen in de stad is er een probleem. Ook de manier hoe het land bewerkt wordt. We doen er allemaal aan mee. Er wordt veel gevraagd van de Aarde en aan teruggeven wordt weinig gedacht.
Ooit was de grond als een spons. Een overvloed aan planten en bomen groeide er, die bloeiden, zaad droegen en wortelstokken maakten. Ze stierven af en werden tot vruchtbare humus, een bodem die massa’s water kon opslaan en waar talrijke planten en bomen hun thuis konden vinden. Ik zie het voor me, hoe het zou kunnen zijn. Ik zag het in mijn dromen. Een land met veel lage elzen en wilgenbosjes en talloze waterstromen. Glooiende velden vol grassen en bloemen. Het is het land waar ik me thuis voel. Het is ook het land van mijn overleden man, Michiel. Ik zag hem wegvaren in een lange smalle boot, bomend met een lange stok. Het is het land waar mijn ziel huist. Handen helpen bouwen wat de ziel verlangt. Al is het maar een speldenknop. Het gaat om de herinnering.
Herinner je. Blijf waar je bent, vol verwondering, je handen klaar voor het heilige werk. En dan begint alles opnieuw, als een gesprek met de schepping. Het verhaal van water en aarde, van leven en laten leven zonder veeleisend te zijn. We drinken het heldere water en weten: Wij zijn hier slechts gasten. Wat een geschenk om er te zijn.
…
STOWA (Kenniscentrum van regionale waterbeheerders):
De conditie van landbouwbodems is op orde als ze de natuurlijke spons- en zuiverende werking behouden. Voor een goede sponswerking moeten bodems goed doorlaatbaar zijn, een goede structuur hebben en veel open ruimtes bevatten. De conditie van onze landbouwbodems gaat echter aantoonbaar achteruit. De helft kampt momenteel met verdichting door het gebruik van zware machines en intensieve bewerkingen (zie Box 1). Beworteling en bodemleven laten te wensen over en het organische stofgehalte is vaak niet optimaal. Hevige neerslag infiltreert daardoor niet snel genoeg in de bodem, waardoor plassen op het land komen te staan en regenwater snel naar de sloot stroomt. Zo gaan kostbaar zoet water en meststoffen verloren en nemen de emissies naar het oppervlaktewater toe. Bij droogte houdt een schrale bodem niet genoeg water vast en door verdichting kunnen gewassen minder diep wortelen en daardoor niet genoeg grondwater opnemen. Door het veranderende klimaat komen steeds vaker perioden van droogte en perioden met extreme neerslag voor. Een goede spons- en bufferwerking van bodems wordt daarom steeds belangrijker.
Nootje na:
De actiegroep Lutkemeerpolder is voor mij een voorbeeld van hoe burgers horen te vechten voor hun water en land. Deze polder stond op het punt om te grabbel te worden gegooid aan investeerders. Sinds 2018 voeren zij campagne. De mail die ik vandaag krijg sluit perfect aan bij mijn verhaal. Hoera! . Goed nieuws! Donderdag 12 januari heeft het Waterschap een motie aangenomen ter bescherming van de Lutkemeerpolder. Die het bestuur opdraagt “een zienswijze in te dienen, die ertoe oproept verharding in de polder te voorkomen en zo de Lutkemeerpolder te redden, waarin we water kunnen vasthouden voor drogere perioden.
Water en bodem moeten sturend worden voor het te voeren beleid.
Uit cijfers van het Waterschap blijkt dat de Lutkemeerpolder vrijwel het enige gebied in Amsterdam is waar de waterkwaliteit nu nog gezond is. Door de bouw op het naastgelegen perceel gaat de kwaliteit echter snel achteruit. En dat is een landelijk probleem, want steeds vaker lopen we tegen de grenzen van het water- en bodemsysteem aan. Bodemdaling en lage waterstanden zorgen voor veel schade aan het landschap, gebouwen en infrastructuur en daling van de biodiversiteit. Voldoende goed drinkwater is niet langer vanzelfsprekend.
Daarom stelt het kabinet nu dat water en bodem sturend (WBS) moeten zijn bij de ruimtelijke inrichting van Nederland. De huidige plannen voor distributie vallen duidelijk niet binnen de kaders van WBS. . Er is een PDF bestand ter inzage van dit besluit van het ministerie. Dat gaat dus over heel Nederland en is opgesteld op 25 nov 2022.
Can’t we do more than raise dykes? Can’t we embrace the water more often in the Netherlands? There is also a lot going on about this. My own cheerful plodding is a good example of how that can be done on a larger scale.