Ongezien je gang gaan

.

Mijn fiets op een duin op Schiermonnikoog bij zonsopgang

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Thuiskomen van weggeweest. Dat is wennen. Wat ik het meest mis, zijn de geluiden. Wakker worden op Schiermonnikoog, bij zonsopgang, op dezelfde kampeerboerderij waar ik altijd kom. Het gekwetter van al die scholeksters, op de weilanden rondom. Het gaat almaar door en ik vind het heerlijk. Net als het gekakel van de kippen. Om half zeven zit ik al aan mijn laptop te schrijven, terwijl één voor één de buren op staan. Mijn oren staan gespitst. Terwijl ik werk hoor ik alles. Kinderen op het erf. Gerrit, een gast die onder mij een kamer huur, praat honderduit met de tuinman. De stierkalveren loeien onderaan de muur van het woonhuis. Er is een hek gemaakt rond de voordeur, zodat ze in het halletje kunnen schuilen. De voordeur wordt nooit gebruikt, het leent zich er goed voor. Alles laat van zich horen. Verrukkelijk, al dat leven.

En nu ben ik weer thuis. Het lijkt hier nog stiller te zijn als anders. Er zijn massa’s mensen die er fors voor willen betalen, die stilte. Maar voor mij is het vreemd. Waar zijn al die scholeksters gebleven? En de eenden? Ze houden zich hier verscholen in de sloten. De weilanden zijn leeg, alleen in de verte, waar mest geïnjecteerd is, zie ik ze. Ze eten wormen, die massaal de grond ontvluchten. Een feestmaal voor meeuwen en spreeuwen. Maar ik hoor ze niet, het is te ver.

Zou ik niet altijd op het Eiland willen zijn? Op het strand waar ik al twintig jaar kom, zijn duinen ontstaan, met riet erop. Het is een heel ander gezicht, niet meer de zandvlakte, maar nieuw land. Er zijn mussen, winterkoninkjes en ik hoor een rietgors zingen. Er groeien zelfs al elsjes, waar voorheen de golven over het zand sloegen. Alles leeft en beweegt. Ik luister naar de geluiden, die steeds anders zijn. Tegelijkertijd is het allemaal zo vanzelfsprekend, hoe het gaat. Hoort het niet zo te zijn?

Hier is alles uitgestrekt en stil. De Swette stroomt rechttoe rechtaan en zo zijn ook de wegen. Nu ik weer terug ben ga ik als eerste alle hoeken af die ik onderhoud. Een bij vliegt rond van bloem naar bloem. Die is hier doordat ik er ben. Zonder mij waren deze bloemen er niet. En ook het Verhalenpad was er niet zonder mij. De bomen en struiken groeien hard, door al die regen. Ook de notenbomen, de berken en de hazelaars. In de brede sloot vliegt nog steeds hetzelfde visdiefje heen en weer, zoekend naar een prooi. Kennelijk is het daar de moeite waard. Vissers bevestigen dat rond deze plek veel vis zit. Zou het water hier zo schoon zijn? Dat heb ik me al vaker afgevraagd. Ik zoek het uit en kom terecht bij een kaart van “Atlas Leefomgeving”. We zitten hier inderdaad op een plek waar geen rondjes staan. Dat is een goed teken. Ze hebben niet alleen een kaart van de waterkwaliteit, maar ook die van de lucht, van het geluid en hoeveel sterren je er in de nacht kan zien. Eén keer per honderd jaar kunnen we een overstroming verwachten en de huizenprijs is hier gemiddeld drie ton. Eén ding bevreemd me. Ze zeggen dat er geen enkele boom staat bij onze boerderij. “Schaduwrijke bomen binnen 100 meter: 0%”. Dat is maf. Alles wat er is geplant door de boer, grote bomen al, is dus niet geregistreerd. Net zo min staat genoteerd wat ik hier doe. Ze zien me kennelijk niet.

Regelmatig hoor je: “Ik voel me niet gezien.”. Maar soms kan je juist beter niet gezien worden. Dan kan je lekker rustig je gang gaan. Ik heb hier bijvoorbeeld een kas neergezet, van 10 M2. Op Schiermonnikoog ben je drie jaar bezig om een hokje van dat formaat op het strand te mogen bouwen. Vele partijen gaan erover. Die moet je allemaal af, voor een vergunning. De vogels mogen vliegen waar ze willen, maar voor de mensen is dit geen gebied dat zich vrij mag ontwikkelen. Het natuurgebied staat onder strenge controle. Hier niet. Geen haan die ernaar kraait als ik een hutje bouw of bomen plant. Onze bomen staan doodleuk niet op de kaart. Nou mooi, dan plant ik er nog een paar. Bomen en bloemen voor meer leven op het platteland. De mooiste plekken zijn op die manier ontstaan. Ik kijk naar die ene bij die zich tussen de regendruppels door waagt, en naar het visdiefje boven de sloot. Ik tuur naar de houtduif in de verte en een buurvrouw die tussen de bomen verdwijnt. Stap voor stap, met haar stijve benen. Stil, dat wel. Maar terwijl ik werk, groeit het leven. En als ik toch eens wat anders wil, dan ga ik gewoon weer even naar Schier.

.

Hoop aan de horizon.

.

KLIK hier voor de luisterversie.

.

Kijk hier naar je eigen plek op de Atlas Leefomgeving:

https://www.atlasleefomgeving.nl/

Onder een flapperend zeil

In de storm maken we ons allemaal klein om niet weg te waaien.

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Er zit een vlinder in het markies. Stevig houdt hij zich vast, achter het flapperende randje van het scherm, terwijl de storm zijn tentakels om het hoekje van de wagen heen slaat. Hij laat zich niet wegblazen! Het is een Atalanta. Een vlinder die misschien wel ouder is dan één jaar. Hij heeft in elk geval een wijs plekje gevonden, om te schuilen. Alsof hij dat veel vaker gedaan heeft. Beneden hem, op de tegels, zit een vlieg. Hij drukt zich in een hoekje tegen een plank aan en maakt zich zo klein mogelijk. De wind staat er vol bovenop.
Aan de overkant van de weg hangt een hangmat in de bosjes. Het scherm dat erboven is gespannen, klappert hard heen en weer. Het is van een jongen die bij het groepje hoort, dat daar kampeert. De jongen van de hangmat is de leider, op deze onstuimige middag. Samen met de andere jongens heeft hij een windscherm gemaakt om de uren tijdens de storm toch genoeglijk door te kunnen brengen. Het waait flink maar het regent niet en regelmatig schijnt de zon. De hoge bomen maken een hoop herrie, maar toch hoor ik hun stemmen nog, die onder het zeil vandaan komen.
Ik ben nieuwsgierig, loop erheen en buk me. “Welkom” zegt de hangmatjongen, die als eerste opkijkt. Hij stelt zich voor als Thijn. Er is maar weinig ruimte onder het lichtbruine katoenen zeil. Ik kijk recht in twee vrolijke ogen. “Gezellig hier” zeg ik. “Aan de andere kant van de haag is minder wind, maar dit is net zo leuk. Mooi gedaan zeg!” De jongen knikt grijnzend.
“Knap hè,” begin ik dan “Wij doen zoveel moeite om het onszelf makkelijk te maken. Maar dat zelfs al die kleine beestjes het toch elke keer weer redden in storm en regen. Een vlieg drukt zich plat in een hoekje, een vlinder zet zich schrap en ze wachten allemaal tot het voorbij is. Ze rusten even uit van al dat geweld, en dan vliegen ze weer vrolijk weg, in de zon.” Ik kijk naar de vier anderen. Allemaal zitten we in een klein hoekje gedrukt, net als de vlieg. Het zeil staat zo schuin, dat de wind eroverheen blaast. “We kunnen veel van de natuur leren!” zegt Thijn stralend. Even blijf ik zitten, hier, tussen de anderen en kijk naar de toppen van de bomen die hard heen en weer zwaaien. Zelfs die kwetsbare vlinders weten zich te redden met dit weer. Ze nemen het zoals het is, houden zich taai en wachten tot het over is. Daarna zijn ze alles weer vergeten. De zon schijnt en ze komen weer bij. Wat zijn mensen eigenlijk zwak, dat de meesten zelfs voor een buitje al de hielen lichten. Ik zeg daar iets over en Thijn knikt nadrukkelijk. Als het aan hem ligt, dan ligt hij veel vaker in een hangmat in het bos. “Eén op de honderd vierkante meters is asfalt,” zegt hij. “Jullie mogen je hier gelukkig prijzen.” En dat doe ik. Uit dankbaarheid plant ik bomen. “We zullen ze nog hard nodig hebben in de toekomst” zeg ik. Thijn vertelt dat hij houten poppetjes maakt. Het liefst van essenhout. Een jongen naar mijn hart. Van mij mogen daar nog veel meer van komen.

.

Een mooie binnenkomer

.

Soms gebeurt er zomaar iets, waardoor je je meteen weer voelt alsof je tien bent. Het leven lacht je toe! Dat gevoel had ik vandaag, toen ik de kunstacademie in Leeuwarden bezocht.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

“Waar kan ik terecht voor het winkeltje?” vraag ik. Na het weekend van de introductiecursus voor olieverf, wil ik nog wat spullen kopen. De ontvangsthal van de kunstacademie heeft een prettige sfeer. Hoewel het een middenruimte is met weinig ramen, doet het toch licht en ruimtelijk aan. Er staan tafels, een koffie-automaat met van alles te kiezen, en aan de witte muren hangen schilderijen. Aan diverse kanten zijn gangen en deuren, die naar elders leiden. Een groep vrouwen is bezig ruimtelijk werk neer te zetten, en in een drom staan ze om een paar keramische voorwerpen heen. “Zo mooi om te zien dat we ook elkaar beïnvloed hebben!” Hoor ik boven het geroezemoes uit. Eén van de vrouwen heeft zich losgemaakt van de groep. Ze heeft me zien binnen komen en heeft mijn vraag gehoord. “Daarvoor moet je zijn bij de administratie. Daar zit altijd iemand.” Gauw draait ze zich weer om naar de anderen.
Ik kijk om me heen, maar ik zie niet waar ik naar toe moet. Bij de tafel staat ondertussen een forse vrouw kopjes te verzamelen. Ze glimlacht hartelijk naar me. Ik herinner me de vorige keer dat ik hier was. Toen stond er ook een glimlachende vrouw naast de deur. Ze was een vrijwilliger, hoorde ik later. Ze heette me welkom en zei dat ik zelf koffie mocht pakken en koek erbij. Daar denk ik nu aan. “Bent u vrijwilliger?” vraag ik dan ook aan de kopjes opruimende vrouw. In de groep vrouwen klinkt onderdrukt gegrinnik. Dit maakt me verlegen. Heb ik iets geks gezegd? Maar de vrouw voor me glimlacht kordaat en kijkt me hartelijk aan. “Ja” zegt ze, “Ik ben vrijwilliger. En ik ben ook de directeur.” Ze doet twee stappen naar me toe en steekt haar hand uit. “Doet Boersma,” zegt ze. Ik ben meteen op mijn gemak. Ze legt uit wat de vrouwen aan het doen zijn. Ze werken aan een expositie voor het werk dat ze maakten. “En waarvoor ben jij hier?” Ik vertel over de cursus die me zo’n goed gevoel gaf. Dat ik nog iets wil kopen maar dat ik ook nieuwsgierig ben naar de rest van de activiteiten hier. Ze wijst me de deur.

Achter de deur staan twee tafels en drie stoelen. Twee ervan staan achter een bureau, de derde staat er precies tussenin. Op de ene zit een blonde vrouw. Ik steek mijn hoofd om het hoekje. “Hallo, moet ik hier zijn voor de administratie?” De vrouw staat op en geeft me net als de directeur een hand. “Ik ben Sieta” zegt ze. Ik knik haar vriendelijk toe en noem mijn naam. “Kan ik vier blanco doeken kopen?” vraag ik dan. Dat kan. Ze loopt naar het winkeltje, pakt de doeken en loopt gelijk weer terug. Maar net als we willen afrekenen gaat de telefoon. Het is iemand die zich wil opgeven voor de beroepsopleiding Beeldend Kunstenaar. Het duurt wat langer. Ik hoor het aan en ga zitten op de derde stoel, die kennelijk bedoeld is voor bezoekers als ik. Het gesprek duurt even. “Ja, ik begrijp het. U wilt een diploma,” hoor ik. Ze legt het uit en aan de andere kant van de lijn zit een gespitste luisteraar. Ze vertelt dat je twee dingen kan doen om te worden toegelaten. De vooropleiding of een toetsing laten doen van je bestaande werk. Ook ik spits mijn oren. Dit is wel interessant. Als ze even later ophangt buigt ze zich meteen over haar bureau. “We zullen eerst maar even afrekenen, dan kan je weer weg.” Maar het telefoongesprek heeft iets wakker gemaakt. “Eigenlijk wil ik wel meer weten over de opleiding.” Ze kijkt me vrolijk aan. “Dat kan hoor!” Ze kijkt naar de openstaande deur. Er komt juist een tweede vrouw binnen, die kennelijk aan het andere bureau thuis hoort. “Dan moet je bij haar zijn.“ De vrouw ziet me zitten op de stoel die pal naast de hare staat. Ze kijkt enigszins verrast maar lacht me dan hartelijk toe. “Ik ben Teasieta” zegt ze. Verbaasd kijk ik opzij naar de andere vrouw, Sieta was het toch? Glimlachend knikt ze.
“Je hebt dus interesse voor de opleiding.” gaat Teasieta verder. “Wil je een toetsing doen voor de toelating?” vraagt ze me. Ik knik grijnzend. Waarom niet. Dit is geinig. “Het kost veertig euro” zegt ze “En dan krijg je feed back.” Ik knik goedkeurend. “Ik houd van feed back.” We praten nog wat verder over wat deze keuze inhoudt, en de grijns verdwijnt niet meer van mijn gezicht. Sinds ik hier dit weekend met de olieverfcursus begon, voel ik me weer helemaal in mijn element. Volgens mij heb ik mijn volgende spoor gevonden. Opnieuw leerling worden, als gelijke tussen anderen. Met elkaar praten over ieders werk en filosoferen over het leven, de natuur en de kunst. Na alle noeste arbeid van de afgelopen jaren ben ik daar wel aan toe.
De bodem van de aarde vraagt om onze verantwoordelijkheid. Ja dat is zo. Maar vooral in je eentje wordt dat gewicht op een gegeven moment teveel. “Kijk maar uit dat je geen stugge Fries wordt!” zei de boer nog tegen me, in de nazomer, toen ik weer eens met vuile handen en vieze klompen naast hem stond. Ja. Hij had gelijk. Verantwoordelijkheid voor de aarde en creativiteit horen hand in hand te gaan. Gewicht moeten we met lichtheid vervlechten. In alles bestaat evenwicht en balans. Dit te vinden, elke keer opnieuw, dat is het avontuur. Een avontuur, dat is het!

Als ik de deur uitstap van de administratie, staat de directeur nog bij de tafels. “Wat was uw naam ook al weer?” vraag ik nieuwsgierig. “Doet!” roept ze uit. “De vervoeging van dóen!” Ik lach hardop. Ja, DOEN. Zo is het. Te gek, een directeur met zo’n naam. Dát is pas een binnenkomer!

.

PS: De opleiding bestaat uit modules. Je kan zelf kiezen hoeveel modules je doet, per jaar. Je kan het in vijf jaar afronden, maar je mag er ook vijftien jaar over doen. Ik kies voor het laatste! Als ik zover kom...

Nieuw jaar, nieuw boek

De donkere tijd, is een tijd om terug te kijken, te ordenen en te kiezen. In het nieuwe lichtjaar komt de uitwerking. Voor mij is dat het schrijven van mijn tweede boek. Ik ben al begonnen.

.

Terugkijken en nieuwe keuzes nemen.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Opnieuw buldert de wind om mijn kleine huis. De stille mist is in het tumult verdreven en een egaal grijs wolkendek vult de hemel tot aan de horizon. Nog even, en dan is het zover. Wanneer de uren korter worden en de tijd langzamer dan ooit lijkt te gaan, dan komt het moment waar velen naar uitzien. De zonnewende. Langzaam verandert het land en de lucht. Het licht keert terug, elke dag een beetje. De lucht klaart op en de vrieskou kleurt de wangen rood en kloeke harten worden gevuld met nieuwe hoop.

Wat mij nieuwe hoop geeft, is het schrijven aan het nieuwe boek. De werktitel is: “De heilige traagheid der dingen.” Het is een vervolg op het “Wandelprotest tegen de rotgang der dingen”. De leus die ook de titel had kunnen zijn, van mijn eerste boek, “Langs kantelende wegen”. Het tweede boek is een logisch vervolg. Ik lees opnieuw de teksten vanaf juni 2020, en daarop inspireer ik het verhaal. Ik haal er alinea’s uit, en plaats ze in een groter verband. Het is heel bevredigend om te doen.

Hoewel ik in “Kantelende wegen” heb uitgelegd dat ik probeerde zo langzaam mogelijk te gaan, is dat lang niet bij iedereen doorgedrongen. Wie zelf denkt aan het eeuwige vooruit, het avontuur, nog meer nieuwe landschappen en ontmoetingen, die denkt er niet aan. Die leest mijn boek als een opéénvolging van allerlei ontmoetingen, zonder de rode draad te zien. Maar die is er wel. Mijn grondhouding berust op stilte. Op traagheid. En het kon nóg trager, heel veel trager. Nog meer toegewijd aan elke beweging, elke vleugelslag, elke bries die in de kruinen van de bomen waait. Aristoteles zei: “Het universele zit in de diepte, niet in de breedte. Het berust op fijnzinnige principes, met een intense aandacht voor detail.”

Dus van daaruit groeit het nieuwe boek. Van al maar voort, naar stille groei van binnenuit. Wortelen in de diepte en het universele erin ontdekken. Leven vanuit zien en zijn. Het staat vol natuurbeschrijvingen en mijmeringen. Ook zijn er gedachten over inheemse mensen elders op de wereld, met wie we verbonden zijn. Ik werk gestadig door, 8 tot 10 uur per week. Ik weet nu dat dit mijn hoofdzaak is. Straks, als de zon terugkeert en de dagen lengen, dan heb ik meer energie om er nog meer tijd in te kunnen stoppen. Als de keus eenmaal gemaakt is, dan wordt het wat. Dit is de tijd om terug te kijken, te ordenen en keuzes te maken. Na de zonnewende komt de uitwerking van het nieuwe. Dat is wat tijd met ons doet. In elk geval met mij. Het ritme van de seizoenen is als een kolkende rivier. Soms wild, soms stil. En wij tollen mee met de tijd.

Ik wens jullie een mooie zonnewende en alle goeds in het nieuwe lichtjaar. Ik zie er naar uit om jullie straks te laten zien wat ik gemaakt heb.

.

Brief aan de kunstenaars

Een verhalende sollicitatiebrief

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

There is no english translation today.

.

.

Dag mensen,

Het is bijzonder, om weer terug te komen in Leeuwarden, na meer dan dertig jaar. Ooit studeerde ik hier op het Groot Schavernek, voor docent drama, en woonde bij de start van de Elfstedentocht. Die ik helaas nooit heb meegemaakt. Nu keer ik weer als breed georiënteerd kunstenaar, met een verhaal. Het is best lang, dat verhaal. Maar het laatste stukje ervan zal ik vertellen.

In 2020 kwam ik aan, met mijn Rijdende Verhalenhuis, in Bears op Ecocamping de Swetteblom. Boer Jochum heette me hartelijk welkom, met zijn woeste bos grijs haar. Ik had een reis gemaakt van drie maanden, door het Noorden van Friesland. Het boek dat ik schreef werd feestelijk gepresenteerd en kwam zelfs terecht in de bibliotheek. Een boek dat mijn band met de aarde verkent, vol ontmoetingen. Het boek waarin een ieder kan lezen wie ik ben en op welk pad het lot mij bracht. Het was een lange weg, met veel hobbels en kuilen. Maar het maakte me authentiek, inventief en zelfvoorzienend. Vaak was het zwaar, maar mijn nieuwsgierigheid doofde niet. Integendeel.

Ik woonde en werkte in Utrecht, aan de gracht. Was ook rondvaartschipper. Ik hield van de plek waar ik was, maar de geschiedenis ervan woog op mijn rug en doofde mijn creativiteit. Ik wilde verder. Dat deed ik. Ik begon een nieuw leven. Ontwierp en bouwde mijn Verhalenhuis, ging ermee op pad. Verhalen rijgen zich aaneen, niet alleen in het boek, maar op talloze manieren. Elke week maak ik een blog, elf jaar inmiddels al. Er staan tekeningen bij, en korte en lange films. Er zijn gedichten en podcasts. Een hele schatkist, inmiddels.

Nu woon ik al een tijdje op de Swetteblom. De belangrijkste bezigheid was het aanplanten van een Verhalenpad. Vierhonderd bomen en struiken bieden een thuishaven voor allerlei dieren. Ooit, in de toekomst, zullen mensenhanden er noten en appels kunnen rapen, in de herfst. Het begint al aardig groot te worden. Het duurt niet lang meer, dan kan het verder groeien zonder dat ik er steeds bij moet zijn.

Het bosje is een deel van het verhaal wat ik wil vertellen. Het verhaal, dat mensen en natuur niet gescheiden zijn, maar bij elkaar horen. Dat we hier hard aan moeten werken. Maar alleen het bosje is niet genoeg, om dat te vertellen. Er zijn zoveel bosjes… Het verhaal is méér dan dat. Het gaat over de aarde en alles wat er leeft. Om het door te geven, om het meer te laten zijn, moet ik erover vertellen. Niet alleen in woord, maar ook in beeld, in een ruimte waar ook andere mensen kunnen komen. Vele schetsen liggen klaar om uit te werken. Ik maakte ze als tekening, voor mijn blog. Soms wordt ernaar gevraagd. Verkoop je ze niet? Nee, zeg ik dan, ik wil er nog iets mee. Schilderen, verwerken, het is nog niet klaar. Maar dat kan nu niet. Het is praktisch onmogelijk. Het huisje van mij is heel erg klein. Ik heb een atelier nodig.

Ik vroeg Anne Graswinckel, met wie ik ooit samen op het Schavernek zat. Of ze iets wist. En Edith Stultiens. Zo kwam ik erachter dat dit atelier vrij kwam. Ik hoop dat het wat wordt. Niet alleen om aan het werk te kunnen, maar ook om andere kunstenaars te kunnen ontmoeten en samen dingen te kunnen organiseren. Ik hoop dat mijn verhaal aanspreekt, en dat ik in de toekomst meer van jullie zal horen.

Met hartelijke groet,

Alowieke van Beusekom

.

.

Het boek is nog steeds te bestellen, het liefst bij de uitgeverij zelf, daar hebben we het meeste aan: https://www.uitgeverijlouise.nl/boeken/boek?tx_usersales_bookshow%5Baction%5D=show&tx_usersales_bookshow%5Bbook%5D=82&tx_usersales_bookshow%5Bcontroller%5D=Book&cHash=eb1af16aa2b7818717898385c8f62880

.

Labyrint . . . labyrinth

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

You can find the ENGLISH translation underneath

.

Vandaag ga ik naar de Vlierhof, waar mijn vriend Dick de hele zomer woont. Dat is een levendige plek. Ze hebben me graag, met mijn groene vingers en verhalen. Vooral de tuinvrouwen. Die komen handen en vooral ogen te kort. Ik heb er twee leren kennen. De een voor het grote werk, de ander richt zich op één speciale plek: Het labyrint. Ze nam het werk over van haar voorgangster. Ik herken iets in de concentratie waarmee zij bezig is. En deze dag wil zij het delen. Dus het is daar, waar wij elkander treffen. Karlijn, zes anderen en ik.

Een labyrint is geen doolhof. Het is een oude geometrische vorm, die bedoeld is om aandachtig of meditatief te bewandelen. Voor sommigen gaat dat diep, anderen wandelen met een opgeruimde glimlach. Weer anderen lopen tegen hun ongeduld aan, en willen er eigenlijk meteen alweer uit. Of je komt het allemaal tegen, één voor één.
Ik maak mijn ronde om het labyrint. Ik stap over de bakstenen heen, die als platte kantelen de cirkel omringen. Als stralen rond de maan. Net als ik weer bij de ingang kom, kraait een haan. En als er een haan kraait, dan ga ik naar binnen.
Daar loop ik dan. Dankzij de haan. Het labyrint is als het leven zelf. Ja, dat merk ik wel. Door de haan ben ik erin gekukeld. Het leven in, als een lang parcours, niet van te voren te overzien, als je ervoor staat. Net als 58 jaar geleden. Het eerste kwart van het labyrint leidt door je jeugd. Ja, dat klopt wel. Jeugd, ongeduld, impulsiviteit. Meteen wil ik akkerwindes tussen de hagen uitrukken. Die staan nog steeds overal. Vaak klein nog. Klaar om meters te maken. Maar ik kom er niet aan. Doorlopen nu. Kijken waar ik loop. “Eén twee in de maat, anders wordt de juffrouw kwaad.” Ja. Ik weet het nog. De paadjes zijn smal en strak omlijnd. Je moet goed opletten, net als vroeger op school. Ik hoor een dikke hommel, die in een noodvaart dwars over het parcours heen vliegt. Hij wel! En ik moet dat hele eind nog. Stap voor stap. Even later zie ik iets springen. Het is een vlieg met één vleugeltje. Ja, bedenk ik me. In het leven moeten we ook aandacht hebben voor de slachtoffers. Ik kniel naast hem tot hij weer op zijn gemak tussen de blaadjes kruipt, op een warm plekje in de zon. Nog steeds zie ik de akkerwinde, de razendsnelle bedekker, die alle planten omlaag trekt. Ik beheers me.
Al lopende kom ik tot rust. Het maakt me niet meer uit hoe lang het duurt. Ik zet de ene stap na de andere. Af en toe kom ik iemand tegen, net zo ingekeerd als ik. Er is weinig plek en we wentelen vlak langs elkaar heen, zonder elkaar te raken.
En terwijl ik voortga, kijk ik opnieuw naar de winde, zonder hem uit te willen trekken. En nu zie ik het wonderlijke ervan. Er zit een vast ritme in. Hij wikkelt zich twee keer om een stengel en maakt dan een bloem. Elke keer weer. Een witte kelk als een pispotje. Dat ritme! Wat een levenskracht spreekt daaruit. En dan de bloem, die je af kan plukken maar die niet verwelkt. Die gaat gewoon door met zaad maken. Is dat niet wat ik als mens ook nodig heb? Ritme, vitaliteit?
Dan kom ik langs de volgende plant. Het zijn grote saliestruiken. Ze zijn pas gesnoeid, anders kom je er niet langs. Er liggen nog wat losse takjes op de grond. Ik ga met mijn hand langs de struiken en ruik aan mijn hand. Het is een en al salie, met zijn opgeruimde en rustgevende geur. Ik raap de takjes op en maak er een bosje van. Als winde mij levenskracht geeft, dan heb ik ook flink wat salie nodig. Salie, om het parcours rustig af te kunnen maken zonder meteen al het andere te overheersen.

Met het bosje in de hand nader ik de uitgang. Vlak ervoor sta ik even stil. Als het labyrint het leven is, dan is de uitgang het einde ervan. Ik hoop dat ik net zo levenskrachtig eindig en toch vol rust. En dat onze energie, van alle mensen samen nog vele wonderen zullen verrichten.
Zo’n labyrint is een voorbeeld, van hoe een klein stukje grond veel kan bevatten. Ik kan als een hommel over de continenten scheren. Ik kan me ook beheersen, en al mijn aandacht op deze plek richten. Zo wordt een plek heilig. Zo, en niet anders.


Alle mensen komen een voor een naar buiten, de cirkel uit. We komen bij elkaar en vertellen onze verhalen. Lang of kort, met of zonder woorden. Ik drink mijn thee en kijk naar de gezichten. Hier kwam ik voor.

.

.

.

Today I’m going to the Vlierhof, where my friend Dick lives all summer. That’s a lively place. They like me, with my green fingers and stories. Especially the gardeners. They are short of hands and especially eyes. I got to know two of them. One for the big work, the other focuses on one special place: The labyrinth. She took it over from her predecessor. I recognize something in the concentration with which she is engaged. And this day she wants to share it. So that’s where we meet. Karlijn, six others and me.

A labyrinth is not a maze. It is an ancient geometric shape, which is intended to be walked attentively or meditatively. For some that goes deep, others walk with a cheerful smile. Still others run into their impatience, and actually want to get out immediately. Or you come across it all, one by one. I make my rounds around the labyrinth. I step over the bricks that surround the circle like flat battlements. Like rays around the moon. Just as I get back to the entrance, a rooster crows. And when a cock crows, I go in. There I walk. Thanks to the cock. The labyrinth is like life itself. Yes, I do notice that. The cock knocked me into it. Life in, like a long course, impossible to oversee in advance, when you stand for it. Just like 58 years ago. The first quarter of the labyrinth leads through your childhood. Yes, that’s right. Youth, impatience, impulsiveness. Immediately I want to tear out bindweeds between the hedges. They are still everywhere. Often small. Ready to measure. But I restrain myself. Continue now. Watch where I walk. “One two, one two, one foot for the other.”
The paths are narrow and well-defined. You have to pay attention, just like you used to in school. I hear a fat bumblebee flying across the course at breakneck speed. He does! And I still have to go all the way. Step-by-step. A moment later I see something jumping. It is a fly with one wing. Yes, I realize. In life we must also pay attention to the victims. I kneel next to him until he settles comfortably between the leaves again, in a warm spot in the sun. I can still see the bindweed, the lightning-fast cover plant, which pulls all the plants down. I control myself. As I walk, I relax. I don’t care how long it takes anymore. I take one step after another. Every now and then I come across someone just as introverted as I am. There is little space and we roll close to each other, without touching. And as I go on, I look again at the bindweed, not wanting to pull it off. And now I see the wonder of it. It has a fixed rhythm. It wraps itself around a stem twice and then makes a flower. Every time again. A white chalice like a piss pot. That rhythm! What a life force emanates from that. And then the flower, which you can pluck but which does not wither. It just continues to make seed. Isn’t that what I need as a human being? Rhythm, vitality? Then I pass the next plant. They are large sage bushes. They have just been pruned, otherwise you will not pass them. There are still some loose twigs on the floor. I run my hand along the bushes and smell my hand. It is all sage, with its clean and soothing scent. I pick up the twigs from the ground and make a bunch of them. If bindweed gives me life force, then I also need quite a bit of sage. Sage, to be able to finish the course quietly without immediately dominating everything else. With the bush in hand I approach the exit. Just before that, I stopped for a moment. If the labyrinth is life, then the exit is the end of it. I hope I end up just as vibrant and still full of peace. And that our energy, of all people together, will still work many miracles. This labyrinth is an example of how a small piece of ground can contain a lot. I can skim over the continents like a bumblebee. I can restrain myself too, and focus all my attention on this place. This is how a place becomes sacred. It ’s the only way.

All people come out the cirkle one by one, . We come together and tell our stories. Long or short, with or without words. I drink my tea and look at the faces. This is what I came for.

De balans tussen willen en laten (The balance between wanting and leaving)

.

Het is als een muziekstuk met talloze partijen. Sommige ervan speel ik, anderen volbrengen de rest.

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you like to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

.

Ik sta voor de zoveelste keer in de kas te kijken. Van de bloemkolen zijn er maar drie opgekomen. Waarom? De maand maart was donker. Misschien is het zaad verrot in de te natte bakjes. Ik ben niet de baas, als het niet mee zit doe je er niks aan. Dat willen mensen graag. Dat de natuur zich aan hun wensen voegt. Tot in de puntjes. Het opkweken van voedsel is daarvan het meest extreme voorbeeld.
Ik ben pas laat begonnen met zaadjes in bakjes stoppen. Plantjes die zo kwetsbaar en afhankelijk zijn, daar moet ik aan wennen. Maar ook dat er een doel is. Het doel is bloemkolen eten. Van de honderd-en-dertig kolen zijn er maar drie opgekomen. Ben ik dan een slechte tuinierster? Nee natuurlijk niet. Want ik ben niet de baas over ze. Die zaadjes hebben hun eigen leven, waar ik maar een piepklein beetje van weet. Daarom heb ik dat doel “Ik wil jouw opeten” maar op de tweede plaats gezet. Veel mooier vind ik het om de natuur te volgen, dan om haar mijn wil op te leggen. Dat is een waar avontuur. Al meerdere mensen heb ik enthousiast gemaakt door tuinieren van die kant te belichten.
Ik struin door de weiden en langs de wilgen. Ik trek een veldje brandnetels weg, waar paarse dovenetel zich bescheiden een weg omhoog probeert te maken. De ruimte wordt met graagte ontvangen. En dan zien hoe het paars zich uitbreidt. Elke dag weer even kijken. Ook dàt is tuinieren! Ik volg en ik grijp in. En dan laat ik het weer. Het is net een spel.
Ik loop langs de rietkragen. Ik speur de oevers af van sloten en kuier door de natte greppels. Ik maak paadjes in het riet en de grote bossen die dat oplevert, stop ik in mijn fietskar. Hele bergen heb ik meegenomen en je ziet nauwelijks dat er wat weg is. Ik leg ze neer rond de perken, om de planten en het zaaigoed te beschermen. Ik vlecht het riet achter mijn huis, tot een schutting. Doordat ik er ben verandert het om mij heen. En niet omdat ik alles omploeg. Maar omdat ik kijk. Twee jaar lang was dit kleine hoekje wildernis. Maar nu grijp ik in, hier en daar. Ik trek brandnetels uit en kleefkruid. Niet alles, maar genoeg om het andere ook een kans te geven. Het look zonder look ziet nu eindelijk het luchtruim, en ook het zevenblad groet mij. Ik grijns naar ze. Groeien jullie maar lekker door. Jullie zijn sterk zat, om de brandnetel aan te kunnen. Als ik dan af en toe een paar blaadjes mag? Het lijkt me een goede ruil. Brandneteltoppen, zevenblad en look zonder look, ik eet ze graag. Waarom zou ik keihard vechten om een paar tere kropjes sla te verdedigen? Je houdt alleen maar kale grond over. Ik houd niet van kale grond. En ik heb die sla ook helemaal niet nodig, eigenlijk. Maar kool wèl… Het is mooie stevige kost, voor de winter. Daarom ben ik ze toch aan het bestuderen. Het hoeft niet meteen te lukken. Misschien duurt het wel twee jaar voor het uit mijn handen komt. Maar het begin is er. Vlak naast mijn kas staan de eerste drie miniscule koolplantjes, net uitgeplant. Je kan zien waar ze staan, want ik heb er rietstengels omheen geprikt, tegen de vogels. Het werkt goed. Ze staan er nog steeds.

Tuinieren en landschapsbeheer, het is prachtig. Het is als een muziekstuk met talloze partijen. Sommige ervan speel ik, anderen volbrengen de rest. Er zijn klinkende trompetten, tedere fluitpartijen en stemmen als nachtegalen. Ik luister en ik dien. En soms, heel soms ben ik de baas. Maar meestal niet.

Dit is mijn land
hoever strekt de grond
waar het zaad dat ik strooide
zich spreidt in het rond
Hoe meer dat ik laat,
hoe meer dat het groeit,
Hoe meer dat ik luister,
hoe meer dat er broeit.

.

.

Mijn inspiratie haalde ik o.a. uit dit artikel: https://www.naturetoday.com/nl/nl/nature-reports/message/?msg=30604

Ook interessant is wat de Vlamingen vinden, en het verschil tussen hun wat rommelige aanpak en de grootschalige werkwijze van de Nederlandse natuurorganisaties. Wat is beter?

Over de noodzaak van verstilling in het natuurbeheer: https://edepot.wur.nl/148759

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

Nature is like a piece of music with countless parts. Some of them I play, others accomplish the rest. (Alowieke)

Song of diversity

This is my land
how far does the soil extend
where the seed I sowed
spreads around despite the drought
The more that I let
the more it grows,
The more I listen
the more it glows.
And our brightful laughter
is like the needed water

.

I always try to trace my blogs to a deeper source. This time I got my inspiration from this article, which Jeroen de Ditches connoisseur sent me, exactly when I was looking for a theme for my new story. The philosopher Eric Higgs is a Canadian environmental philosopher. He distinguishes between two ways of land restoration. The technological approach and the focal. The latter explicitly focuses on the connection between man and nature. In other words, creating committed relationships between people and ecosystems. And that is exactly what my stories are often about: https://www.naturetoday.com/nl/nl/nature-reports/message/?msg=30604

Also interesting is this story by Glenn Deliège. He is affiliated as a research fellow of the FWO at the Higher Institute for Philosophy of the KU Leuven. He is currently working on a dissertation on a philosophical interpretation of conservation practices, paying particular attention to nature conservation as meaning and to nature conservation which brings about the continuity of meanings in the lifeworld. In this article he carefully distinguishes between two archetypes of nature conservation in Flanders and the Netherlands, with a view to the question of how well they succeed in establishing that continuity. The difference between the somewhat messy bottom-up approach and the large-scale approach of the Dutch nature organizations that is directed from above. What is better? About the need for stillness in nature management: https://edepot.wur.nl/148759

Vlot te water

.

Swetteverhalen . . .

.

Waar grote structuren vastlopen, gaat het kleine vlot te water.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

.

Daar sta ik dan. De stress is voorbij, het vlot waaraan ik werk, is te water. Wat ging het mooi en voorspoedig! De studenten die het filmden zijn naar huis. Ik heb opnieuw de tijd aan mezelf. De zon schijnt veelbelovend op mijn bouwsel. Het warmbruine hout ligt stil te wachten op een vervolg en ik denk na over hoe nu verder. De zachtblauwe lucht weerspiegelt in het water, roerloos als een spiegel, er is geen zuchtje wind. Ik kijk ernaar en naar de blauwe lucht erboven. Een groep ringmussen danst tjilpend boven mijn hoofd naar de brede rietkraag, onder de wilgenboom. Alles zingt hoop en vrolijkheid. Ik denk aan gisteren, aan mijn buren. Iedereen was er, zomaar. Zonder dat we het hadden afgesproken. Voor het eerst had ik het gevoel een gemeenschap te zijn. Het contrast met het grote nieuws was tekenend. Diezelfde avond nog werd de lock down afgekondigd. Net als vorig jaar kunnen we geen kerst vieren en zijn vele openbare ruimtes gesloten. Waar grote structuren vastlopen, gaat het kleine vlot te water.

.

Foto: Michelle van der Plas

.

Het vlot bestaat uit zes kletsnatte steigerdelen, plus nog drie halve. Hij ligt op de kop op het gras, de onderkant ligt boven. Er zitten dikke balken onder om het bij elkaar te houden met slotbouten. Vier vastgeklemde tonnen van tweehonderd liter bieden een fors drijfvermogen. Het weegt nogal wat. Al dat kletsnatte hout is dubbel zwaar. Ik heb geroepen naar Evert, mijn buurman: “Neem iedereen mee die wil, we hebben veel handen nodig!” En nu staan ze daar. Wel tien mensen, plus de filmploeg. Het lijkt een hele happening te worden. De mannen stappen naar voren. “Wat is de bedoeling?” vraagt mijn vriend Dick. Hij is de enige die vraagt. De andere mannen staan druk te praten over wat zij het beste vinden. Ik luister naar iedereen en beslis. “We trekken hem eerst een stuk het veld op, dan kiepen we hem om.” Dat moet wel, anders zou hij in het riet komen.

.

Foto: Michelle van der Plas

.

Het omkiepen gaat zonder moeite. Het kraakt zelfs niet. Ik ben tevreden over de extra aanpassingen die ik deed, speciaal voor dit kwetsbare moment. Dan ligt het vlot zoals het hoort. Het is een groot oppervlak, al die steigerdelen bij elkaar. De mannen bukken zich en tillen. Het is zwaar, maar de vele handen maken het werk licht. Naar de Swette toe is maar een paar meter. De voorste mannen lopen een klein eindje de steiger op en laten het vlot dan zakken. De eerste plastic ton dobbert nu in het bruine water. Vier mannen staan aan de achterkant en duwen. De ronde tonnen zijn een perfecte geleiding. Alsof ze gesmeerd zijn, zo makkelijk glijden ze het water in. Ik juich luid. Dit gaat boven verwachting!

.

Foto: Michelle van der Plas

.

Ik ben blij met mijn schippersverleden. “Hola, dat wil ik niet!” roep ik tegen een man die zonder te vragen het vlot een stuk verder het water op legt. “Hij moet aan de kant blijven, ik moet er nog met mijn fiets op. Voor de film.” Mijn vriend bromt ook wat. “Als iedereen maar wat gaat doen, dan werkt het niet. Zij is de baas.” Ik knik hem dankbaar toe. Op zo’n moment sta ik helemaal scherp. Ik zie en hoor alles. Dit is het, waar ik een paar weken naartoe heb gewerkt. Ik had niet de tijd aan mezelf, zoals anders. Nee, ik had een deadline. Ik werkte samen met Michelle en Emma. Twee twintigers in opleiding maken een docu. Maar eigenlijk maken we hem met zijn drieën. Het gaat niet over mij, het gaat mét mij. Ik ben alleen maar het middel, om dit verhaal te vertellen. Voor Michelle is het een boodschap van hoop. Ze wil de mensen van haar generatie laten zien dat er na elk einde een nieuw creatief begin mogelijk is. En waar grote structuren vastlopen, daar begint het kleine. Volg het water, volg de stroom van de rivier. Kijk daar gaat het vlot te water! De buren kijken mee en iedereen lacht.

.

.

.

Auteursrechten Michelle van der Plas

Ontdekkingsreis

.

.

Dit is het derde deel van een verhaal met een tijdsbestek van één dag.

De jongen kijkt me stralend aan. “Een vlot? Ik heb in mijn jeugd niets anders gedaan dan vlotten bouwen! Het ene na het andere.”

Liever luisteren? Klik op de knop onder de tekst.

De plattegrond van de oude fabriek is afgebeeld met witte lijnen op een donkerbruine ondergrond. Er staat een lange lijst namen op. Er is een houtbewerker en een schepenstalling. Een geluidstudio voor bandjes en nog veel meer. Wie had dat gedacht van een gehucht als It Wiel! Rustig lees ik de hele lijst, van begin tot einde. Ertussenin zie ik de naam van de muzikant Sytze Pruiksma. Die ken ik. Het is de man van Nynke Laverman, de Friese zangeres, die bekend geworden is van haar Friese Fado’s. Dat zijn eigenlijk een soort van Portugese smartlappen, maar in haar Friese taal klinkt het prachtig en ze zingt het heel doorleefd. Zouden zij hier dan ook wonen? Ik doe een paar stappen opzij en kijk om het hoekje. Een paar kleine huisjes leunen met hun achterwand tegen de fabriek. Het lijken wel voormalige arbeiderswoningen. Om de huisjes en de fabriek heen ligt het eindeloze weidelandschap. De lucht is blauw met wolkjes. Alles ademt ruimte.

Ik loop over de kleine straat die aan de groene vlakte grenst. Na twee huisjes al kan ik de hoek om. Er zitten mensen op een piepklein terrasje aan een houten tafel. Ik herken ze, Nynke en Sytze. Pasgeleden nog heb ik ze voor het eerst gehoord bij een heel kleinschalig optreden. De eerste na corona, voor mij. Alleen dat al was ontroerend. Het lied maakte dat nog erger. “Ancestor” zong ze. Een heftig lied. Ze praat met mensen die zullen leven over honderd, tweehonderd jaar. Op haar website citeert ze de eerste zinnen: ‘Luister, dit is jullie voorouder, heb je twee minuutjes voor mij? Ik moet jullie iets vertellen’. Het was lang geleden dat ik met tranen in de ogen naar een lied luisterde. Ik vraag me af hoe het moet zijn om dit keer op keer te zingen. Dat lijkt me zwaar. Net een rouwproces. En nu zit ze daar, aan de houten buitentafel. Ze zijn met zijn drieën.

“Hoi!” zeg ik en schuif mijn grijze wollen pet naar achteren. “Heee” zegt Nynke. “Jij hier! We komen nog een keer bij je langs hè… maar nu ben jij híer!” Haar blik is ernstig en geconcentreerd. Kennelijk waren ze iets aan het doen. Haar man begroet me met een glimlach. Ik kijk om me heen, het oude fabrieksgebouw aan de ene kant, het oude weidelandschap aan de andere. “Wat een bijzondere plek is dit!” zeg ik. Er zit ook een blonde jongen aan tafel en er ligt papier en schrijfgerei. “Ja, dit is een mooie stekkie. We wonen hier graag. We waren aan het vergaderen. Het is lekker weer om het buiten te doen, niet te warm, niet te koud.” Ik zou best meer willen weten, waar vergaderen ze over, wie is de blonde jongen, hoe leven ze hier. Maar ik zeg natuurlijk niks. “Staat er ook een piano in de geluidsstudio?” vraag ik alleen. “Nee,” zegt Sytze. “De studio wordt gebruikt door hardrockbands. Er staat alleen een elektrische. Bij mij staat er wél een.” Zijn ogen twinkelen. “Jammer,”zeg ik. Sytze knikt begrijpend. Ik wens ze een fijne dag en loop verder.

Al snel kom ik bij een hal die openstaat. Ik zie steigerdelen liggen en ruige meubelen staan, die daar kennelijk van gemaakt worden. Een jongen met een blozend gezicht houdt op met wat hij aan het doen was en kijkt me vriendelijk aan. “Kom maar binnen hoor.” Ik loop hem tegemoet en kijk naar het hout. We maken kennis en hebben een kort gesprek over corona. Tot ik er een einde aan maak, met een praktische vraag: “Verkoop je die ook los?” Ik wijs naar de stapel steigerdelen die naast me op het beton ligt. “Ik wil een vlot maken, om de Zwette over te steken met een fiets.” Ik speel al een tijdje met het idee. Het begon heel idealitisch. Een pontje voor de buurt, zodat ons dooie eind levendiger kon worden. Nu denk ik, laat dat idealistische maar even. Ik doe het gewoon omdat ik het leuk vind. Lekker simpel, geen gedoe. Die steigerdelen zijn mooi dik en lang. Ik kan ze in passende delen zagen. Even kijken hoe… Ik kijk op. De jongen kijkt me stralend aan. “Een vlot? Ik heb in mijn jeugd niets anders gedaan dan vlotten bouwen! Het ene na het andere.” Ik grijns hem toe. “Dat was zeker het begin van je carrière?” Ik kijk hem aan, eigenlijk nog steeds verbaasd. Daar staat hij dan, een deskundige voor mijn plan. En zo dicht in de buurt! Ik kijk opnieuw naar de stapel steigerdelen. “Wat kosten ze?”

Hij denkt met me mee en het plan is snel gemaakt. Het hout is er. Nu de drijvers nog. Om de hoek zit de baas van het terrein, zegt de meubelmaker. Hij heeft vaten, kleine en grote. Die kan ik er onder binden. Nieuwsgierig loop ik een stukje door en daar staat hij, de baas. De vaten zijn groot en blauw. Na een kort gesprek is alles in kannen en kruiken. Binnenkort kom ik langs met mijn fietskar om alles één voor één mee te nemen.

En zo ga ik weer verder. Ik ontmoet de één na de ander. De dag, die zo somber begon, is er een vol verrassingen geworden. Ik kan weer uit de voeten. En alleen maar door een heel klein straatje in te gaan.

.

.

.

.

.

.

.

PS Dat ik met het vlot begin gewoon omdat ik het leuk vind, betekent niet dat ik straks niemand uitnodig om ook over te varen.

.

Uitvliegen

.

.

Dit verhaal gaat verder waar ik vorige week stopte. Hoewel er een week tussen zit in mijn blogs, is dat in werkelijkheid niet zo. Het één volgt op het ander, dit alles gebeurde op één dag.

Liever luisteren? Klik op de link onderaan de tekst.

Daar sta ik dan, als gewortelde nomade. Ik heb er even genoeg van. Ik sluit de deur om eens een flinke wandeling te gaan maken. Wat heb ik nog op de camping te zoeken? Het is wel klaar hier. De bomen en de velden munt hebben de top van hun groei bereikt. De weiden zijn gemaaid en wachten op de laatste oogst van hooi. Vaste gasten en bewoners zijn óf druk, óf niet fit, of met eigen sores bezig. Enkele oudere mannen kijken mij lonkend na. Hun leven is op een dood pad gekomen en daarom zijn ze een tijdje hier. Ze kijken naar me. Leuk, zo’n vrouwtje dat van alles doet. Maar ze kijken zonder vragen te stellen. Niet aan mij, laat staan over mijn gewortelde ideaal: te Zijn en en te Blijven.

Ik zal even uitleggen hoe ik het zie. Ik denk dat zijn waar je bent precies is waar de aarde behoefte aan heeft. Je gebruikt geen brandstof, eet lokaal en poept voor de composthoop die de aarde vruchtbaar maakt. Je praat met de buren en bent er voor ze wanneer ze je nodig hebben. Op die manier verbindingen maken. Dat is mijn streven. Ik zorg ook voor de vogels, de wormen, de salamanders en de krekels. Zo te zijn, dat noem ik “Mijn gewortelde ideaal.” Maar wat als de aarde hard is en de buren vooral druk zijn met eigen dingen? Ik heb gebikkeld, met spades, grondboor en de sikkel. Bomen geplant, gemaaid. Ik ben er als de boer me nodig heeft, voor het hooien, voor een politieke actie. Of voor iemand anders. Eerst was het leuk. Maar energie moet worden gevoed en aangevuld. Soms krijgen de wortels te weinig voeding. Dan is er iets nodig. Wat? Heerlijk is het om dan te spelen en te lachen om niks. Of te verdwijnen in meerstemmig zang en je stem te mengen met andere! Je lievelingsnummer draaien voor een echte luisteraar die je ontroert aankijkt. Kijken hoe mooi de bomen groeien, die je ooit samen plantte. Die dingen. En dan bedenk ik me, kan een ideaal wel altijd geworteld zijn en standvastig? Ik denk dat er ook licht en lucht bij moet. Het liefst lekker veel. En vleugeltjes en gezoem, waarvan je gaat trillen en gloeien. Soms moet je weggaan. Het verstikte ideaal achter je laten. De hoek om en lekker rondkijken. Misschien staat je liefste droom daar vroeg of laat wel weer opnieuw. Zomaar. Helemaal fris en gevoed.

Dat beeld is de aanzet. Het gezoem, de vleugeltjes, het weggaan.

Ik hoef er niet eens over na te denken. Ik trek mijn jas aan en veter mijn wandelschoenen vast. Met stevige pas loop ik over het lange grindpad. Ik voel me gelijk anders. De vrijheid waait me tegemoet. De twee kilometer naar de weg heb ik in een oogwenk afgelegd. Het lijkt wel of de tijd met me mee stroomt, alsof alles sneller gaat. Bij de asfaltweg tussen Weidum en Jellum ga ik links de bocht om. Daarna zie ik rechts van me de landweg die door Bears leidt. Een mooi oud dorp. Daar is de kerk en de kinderboerderij. Ik sta stil, kijk even en loop door. Voor mij daagt het bord op, van een heel klein gehucht. “It Wiel”. Ik ben er vaak doorheen gereden, zonder te zien wat het nou eigenlijk is. Het is tijd dat ik het eens ga onderzoeken. Het is zo klein, sommige mensen weten niet eens dat het bestaat. Maar de echte Friezen hier kennen het allemaal.

Het zijn maar een paar huizen. Erachter staat een oud fabrieksgebouw. Wat zou dat toch zijn? Ik heb het me wel vaker afgevraagd. Meteen verdwijnt die vraag uit mijn gedachten. Want er staat een klein kastje naast de weg. Het is een kleine straatbieb. Ik pak er een boek uit en ga op mijn hurken in het gras zitten lezen. Dan hoor ik het geluid van voetstappen. De zon schijnt op schoenen die vlak voor mij stoppen. Ik kijk omhoog. Er staat een man van middelbare leeftijd. “Is het wat?” vraagt hij. “Ja, het gaat over Afrika,” zeg ik. We praten verder. Hij weet warempel nog wie ik ben. “O, jij bent het, je kwam toen langs met je wagen. Ben je niet meer op pad?” Ik antwoord van nee. “Veel mensen hebben allang van me gehoord of gezien, op televisie, in de krant. Opnieuw weggaan is voor mij niets anders dan de herhaling van een kleurplaat die al is ingekleurd. Bovendien is het een onrustig bestaan. En er is al zoveel onrust.” De man knikt. “Dat snap ik helemaal.” We praten over bijen, want hij is imker. Het gaat heel goed met zijn bijen. Ook kleine wilde grondbijtjes doen het goed. Er waren er heel veel van dit jaar. Of ik de buurvrouw niet eens wil ontmoeten? Zij werkt mee met zaaien voor het Bijenflinterlint en zingt in het zangkoor van Weidum. Ik kijk hem verbaasd en hoopvol aan. Goh, ik wist niet dat Weidum een zangkoor had. Ik dacht dat dat was opgedoekt.

Het is een genoeglijk gesprek, maar de man heeft nog meer te doen vandaag, zegt hij. Hij wil teruglopen naar de deur. Ik heb nog een vraag en ben net op tijd. “Wat een rij brievenbussen staat er hier naast de oprit! Van wie zijn die allemaal?” Rustig geeft hij antwoord. “De bussen zijn van de mensen hierachter. In de oude fabriek is een bedrijfsverzamelgebouw. Er zit van alles. Ook zijn er nog een paar kleine huisjes waar mensen wonen. Ga gerust eens kijken!” Ik gloei van nieuwsgierigheid en kom meteen overeind. “Ik wist niet dat dat mocht.” Hij grijnst. “Er staat een bord bij met een plattegrond, daar kan je zien wat hier allemaal is.”

Mijn bloed gaat sneller stromen. In mijn borst trilt en gonst het, precies zoals ik vanochtend hoopte. Ik loop dichter en dichterbij naar het oude gebouw. Bedrijvigheid… Wat was ik daar aan toe! Voor het bord sta ik stil, en kijk. Het is een lange lijst en rustig lees ik de namen. Wie zullen dat allemaal zijn?

.

.

.

.

.

.

Eigenlijk wilde ik gaan zwemmen.

.

.

.

.

.