Vernieuwen zolang het nog kan (Regenerate while you can)

.

.

Het reageren op weersomstandigheden in de tuin doet denken aan de weersomstandigheden in de wereld. De urgentie die vraagt om vernieuwing. Als je snel reageert kun je nog kiezen. Als je te laat bent niet meer. En dan zit je met allemaal dode dingen waar je niks meer mee kan.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you like to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath

.

Het heeft veel geregend, al lijkt het al weer een hele poos geleden. De overvloedige regenval in de vroege lente heeft het groen tot grote hoogtes gebracht. Fluitekruid, brandnetel, wilgenroosje, ze zijn groter gegroeid dan ik. Het meest overheersend is het kleefkruid, dat in de hoge stengels klimt, en in de kromme, gescheurde appelboom. Op sommige plekken ligt het als een dik tapijt op de grond. Ook de bomen zijn flink gegroeid. De wilgen, de hazelaars, de meidoorn. Maar als ik langs het verhalenpad loop, zie ik roest. Roest is een soort van schimmel met onregelmatige rode verkleuringen. De blaadjes verdorren en vallen af. Ook langs het Swettepaad zie ik het, onderaan de stengels en in het gras. Na de natte tijd nu ineens die droogte, dat doet wat. Bovenin zitten de stengels dicht en hoog op elkaar, maar onder de grond is het concurreren om het laatste vocht. Dat geeft stress. Daar moet je snel de helpende hand bieden, zolang het nog kan.
Ik aarzel geen moment, maar begin meteen te knippen. De aangetaste wilgenroosjes weg en ook de zielige takken van de appelboom en de meidoorn. Gezonde planten als fluitekruid en kleefkruid haksel ik. Ik leg het als mulch onder de geknipte exemplaren. Ook de lange brandnetels komen aan de beurt. Voorzichtig, want het prikt. Nu is er nog tijd, om dit te doen. Straks is alles dor en droog, en vol rode vlekken. Dan is het leven eruit en vliegt de koolstof als CO2 de lucht in. Nu kunnen we wat er is nog gebruiken en opslaan in de bodem. Er is nog tijd voor groei. Het is nog steeds lente. Hakselen en mulchen.

Het moet nu gebeuren. Die urgentie is op alle gebieden actueel. We leven in een tijd van overvloed, alles zat mee, een halve eeuw lang. Maar nu… We weten dat de bronnen opdrogen, waar we zo overvloedig uit putten en de balans is verstoord. Er moet geknipt worden, keuzes gemaakt. Keuzes maken, dat levert wat op. Wat je niet meer hebt of doet, daar hou je aan over. Je houdt geld over, energie en tijd en ruimte. Wie zegt hoelang we die luxe nog hebben om te kiezen en hoelang houden we er nog iets aan over? Als je te lang wacht zit je straks met allemaal dingen waar je niks meer mee kan.

Ik knip de munt eraf. Alles. Als ik het nu niet kortknip heb ik er straks niks meer aan. Het wordt toch een aardige bos, meer dan ik dacht. Met mijn armen vol van het geurige kruid, loop ik naar de boerderij. Kijken of ik boer Jochum zie, dan krijgt hij de helft. Opeens hoor ik de stem van Rein. “Hee, ben je al aan het oogsten?” Ik kijk om. “Ik heb het geknipt omdat er roest in kwam. Ik zie het op meer plekken beginnen. Nu is het nog mooi groen. Straks is het te laat.” Rein bromt iets onverstaanbaars. Hij is het er niet mee eens. Hij heeft het hartstikke druk en wil helemaal niet horen dat er ook nog werk in de tuin is.
Even later komt Sjoukje langslopen, een bekend gezicht op de Swetteblom. Ik loop net met de heggenschaar de boomgaard uit. “Hee, ben je lekker aan het tuinieren?” vraagt ze opgewekt. Ik vertel dat ik elke dag hard aan het werk ben. Blij geeft ze antwoord. “Ja wat is alles gegroeid hè! We kwamen terug van vakantie en wisten niet wat we zagen!” Ik knik en vertel wat ik net heb ontdekt. De rode schimmel. Dat na het vele nat nu een tekort ontstaat, door de lange droogte. En voorlopig is er geen regen in zicht. Ik vertel dat ik die stress vóór wil zijn. Knippen, mulchen, nu. Ze kijkt me met open mond aan. “Oh! Als dat hier is, dan is dat bij mij ook!” Ik knik. “Dat denk ik wel. Het begint.” Ik ga verder met wat ik deed. Met mijn bruine vest verdwijn ik helemaal in de bosjes. Nu ziet niemand me meer. Ik ben lekker onzichtbaar. Even later hoor ik een auto voorbij gaan. Het is Sjoukje. Ze gaat dus toch maar naar huis. De tuin roept.

Je kan het voor jezelf zo druk maken als je maar wilt. Maar wie het nodige tot zich door laat dringen en omkeert, voor die mensen is mijn glimlach van herkenning. Laten we hopen dat het aanstekelijk is.

.

NEDERLANDS

ENGELS

Reacting to weather conditions in the garden is reminiscent of weather conditions in the world. The urgency that calls for innovation. If you react quickly you can still choose. If you are late there is no choise anymore. And then you’re left with all those worthless dead things. ACT now.

Iets laten groeien is niet niks (Before it grows! – 2)

DEEL 2

Voor alles wat je koopt, gaat ergens anders iets verloren. Wat? Over veengrond en turfgebruik in de tuin en kwekerijen.

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

Zou er nog leven in zitten? Ik ben net wakker, wanneer ik mezelf deze vraag stel Ik lig in mijn hangmat en denk aan het zaaigoed. Gisteren was er nog steeds niks. Na bijna een maand heb ik er steeds minder vertrouwen in. Misschien had ik het koeler op moeten bergen, dat zaad, en is het uitgedroogd. Of misschien had ik het in turfpotjes moeten doen. Die kan je kant en klaar kopen en er zit al een zaaigaatje in. Turf kan veel water opnemen, en vocht is belangrijk in dat prille begin. Ik pieker. Kan het sneller of beter? Zelfs ik als langzaam levende minimalist val wel eens ten prooi aan dit soort ongeduld. Zo minimalistisch ben ik dus ook weer niet. De verleiding is groot. En die turfpotjes lijken me wel heel handig voor ontkiemend zaad. Maar de volgende vraag is dan, waar komt het vandaan? Wat gaat er verloren doordat ik dit wil? Voor alles wat je krijgt, verdwijnt er ook iets. Wat dat is, dat is een belangrijke vraag.

Ik open de laptop, zoek en lees. Ik lees zoals ik al jaren lees, want alles over de bodem intrigeert me. Haar verhalen, haar leven, haar ongeboren mogelijkheden.
Het antwoord ligt voor het oprapen. Ja dus. Er verdwijnt veel, door ons turfgebruik. Al eeuwenlang wordt er grond afgegraven voor turf. In de middeleeuwen voor brandstof en ook in de eeuwen daarna. Dankzij onze voorouders is de dikke laag veen grotendeels verdwenen en zakken we nu steeds verder de nattigheid in. Er gaan bovendien prachtige plantengemeenschappen ten onder, door wat wij met onze pot en tuinaarde in onze tuin laten groeien. Is dat het allemaal waard?

.

Veenvormend moeras in Polen

Overheden houden zich daar meestal niet zo mee bezig, met plantengemeenschappen. Voor hen geldt vooral het CO2 verhaal. In veengronden zit namelijk ook enorm veel koolstof opgeslagen. Dat gaat de lucht in als je het weggraaft. Vooral daarom is men internationaal bezig met het afbouwen van turfgebruik. In Engeland is turf al verboden. Bij ons nog niet, al heeft de tweede kamer niet lang geleden gezegd de alternatieven te willen onderzoeken.
Turf wordt nog steeds gewonnen om in tuincentra te verkopen. Het zit in tachtig procent van de plastic zakken die er liggen en ook boeren en tuinders gebruiken het. Wij zijn de grootste gebruiker van heel Europa. We hebben niet alleen onze eigen turfgronden grootschalig uitgestoken, maar importeren nu op grote schaal uit het buitenland.

Tja. Maar beter geen turfpotjes dus, voor mijn zaad. Wat kan ik dan gebruiken? Het eerste bericht dat opduikt gaat over biochar. Ik ben meteen geïnteresseerd. Maar eerst doe ik de slaapzak over mijn hoofd, die ik als bijdekentje gebruik. Het is nog fris in huis en ik krijg koude handen. In mijn kleine donkere tentje is het lekker warm. Het beeldscherm licht op in het donker. Ik lees verder: “Biochar is vooral gemaakt van plantenafval dat verhit wordt tot 350 graden. Op die manier gaat er geen koolstof verloren en het afval hoeft niet naar de stort te worden gebracht, maar wordt hergebruikt.”
Wat raar, denk ik als ik het lees. Elke gemeente maakt er stadscompost van. Er gaat nergens groenafval naar de vuilstort! Het klinkt als een promotieplaatje van techneuten zonder contact met de werkvloer. Dat gebeurt wel vaker als het over CO2 oplossingen gaat. Het moet meteen big business worden.
Verderop lees ik dat ze het zelfs als koolstofopslag in de grond willen stoppen. De haren rijzen mij te berge. Klinisch in de grond stoppen, verbrande bomen en planten? Zonder er iets nieuws uit te laten groeien? Dat is bizar. Er is notabene een groot tekort aan compost, las ik in een vakblad voor bosbouwers.
Gelukkig zie ik ook een ander bericht. De Belgen laten zich niet gek maken. Die doen degelijk bodemonderzoek. Het ILVO (Instituut voor Landbouw-Visserij en Voedingsonderzoek) doet er verslag van, en het WUR heeft het overgenomen. In biochar is geen worm te zien, hebben ze ontdekt. Dus dat in de grond stoppen is het einde van de levenscyclus, begrijp ik. Ik ben blij dat ik het hier zwart op wit zie. Dank je wel, lieve Belgen! Techniek zonder liefde is een doodskist voor het leven.

.

Veenafgraving

.

Wat is het dan wel? Waar moet ik mijn zaad in stoppen? Het antwoord is simpel. Gewoon, met levende compost, gemaakt van verschillende ingrediënten.

Ik staar uit het raam over de groene weiden. Opeens heb ik er genoeg van. Ik klap de laptop dicht, klauter uit mijn hangmat en ruim alles op. Ik was me en kleed me aan. Nu wil ik zien hoe mijn eigen zaad erbij staat! Ik stap de deur uit en klim het kleine bordes af. De merel voor mijn deur vliegt luid protesterend weg. De lucht voelt warm aan. Ik schuif de deur open van de kas en loop naar achteren. Tot mijn grote verrassing zie ik de eerste groene sprieten de grond uit komen. Heel klein nog, nauwelijks zichtbaar, maar het is wel een teken van leven! Dat schept hoop. Gelukkig maar dat ik die turfpotjes niet heb gekocht, maar het gewoon gedaan heb met wat ik had, met bladaarde, dezelfde compost die ik ook voor de bomen gebruik. Ik pak de gieter die ik gisteren tweedehands kocht. Een kleine, mosgroen van kleur met een lange slanke tuit. Met een dun straaltje giet ik het water uit over de kleine bakjes. Hier groeit het in elk geval. Zelfs zonder turf. Goddank, het groeit!

‘Planten kweken is niet iets dat je even snel kunt doen,’ zeg Linda Chalker-Scott van de Washington State University. Zij is ook de schrijfster van het blog Horticulturalist Myths. ‘Als je een duurzaam systeem wil, moet je het op de juiste manier doen.’ Ze vindt dat we ons weer moeten richten op de grond onder onze voeten. ‘Honderd jaar geleden hadden we geen potgrondmengsels,’ zegt ze. ‘Planten hebben het al die tijd prima zonder gedaan.’

LINKS
https://www.nationalgeographic.nl/van-potgrond-krijg-je-vuile-handen-letterlijk-en-figuurlijk.https://turfvrij.nl/peat-science/
https://www.boom-in-business.nl/article/36896/tweede-kamer-wil-geleidelijk-af-van-turf-in-potgrond
En als laatste het onderzoek van ILVO: https://edepot.wur.nl/365672

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

For everything we buy, something disappears somewhere else. What? I read in the morning, in my hammock, and find out the effects of my use of peat. But on the road, I also discover strange CO2 solutions. Find other inspiring facts in the blog Horticulturalist Myths

.

Song for my seeds

.

.De twee onderste foto’s komen van Wikipedia:
1 Door Radomil – Eigen werk, CC BY-SA 3.0,

https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=69596
2.CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=244694

.

.

Wat heb ik nodig? (What do I need?)

.

.

Bestel iets, en het is er. Van overal en ergens wordt het helemaal naar je toegebracht. Dat is verrekte bijzonder. Ik vraag me af wat ik echt nodig heb in het leven. Nu kan het nog en je weet maar nooit of dat zo blijft. In dit verhaal lees je wat dat is.

Eigenlijk ben ik een kind dat niets heerlijker vindt dan natte klei tussen de tenen door te laten sijpelen. Ik hoef nergens heen en heb aan weinig genoeg. Des te meer verbaas ik me over de toenemende stroom aan onnodige spullen en de verwijdering die dat geeft. Een steeds efficiënter transportsysteem maakt mogelijk dat alles overal vandaan komt. En tegelijkertijd is het gevoel voor essentie steeds verder zoek, tegen beter weten in. De meest idiote spullen worden verscheept in vierkante kolossen van een halve kilometer lang. Hoe langer ik stilsta, hoe meer ik me bij mezelf afvraag, hoelang nog? Hoelang hebben we nog beschikking tot alles wat we maar willen? Ik las in de Correspondent dat we een bizarre mijlpaal hebben bereikt in ons consumptiegedrag. De weegschaal staat nu precies in evenwicht. Het gewicht van door mensen gemaakte spullen is op dit moment even groot als al het leven op aarde bij elkaar. Beton telt het zwaarst daarin. Aan de andere kant wegen we de mensen, dieren, planten, maar ook schimmels en bacteriën. Maar al is dit de zoveelste noodklok, er geen afname van de goederen- en grondstoffenstroom. Het lijkt erop dat al die spullen een onverzadigbare honger opwekken. Zodra je ermee begint maak je een innerlijk gat dat steeds dieper wordt. Wat verslaving kan doen.

Wat is het, wat ik echt nodig heb? Hoe harder anderen rennen, hoe vaker ik stilsta, om die vraag te beantwoorden. Ik loop rustig naar huis, op het Swettepaad, en het miezert. Buren snellen voorbij in de auto. Een knikje vanachter het raam. Ik lach terug. Ja, denk ik ondertussen. Ik heb ook beton nodig. Portlandcement, voor mijn kas. Meer dan ik dacht. Vandaag gaan we verder, met de bouw, Dick en ik. Ik kijk over de weilanden naar de drukke weg, in de verte. Ik wil voedsel dichtbij huis. Daarvoor is die kas nodig. Dat wist ik vroeger niet, ik dacht best zonder kas te kunnen.

Ik herinner me het nog goed. In 2007 begon ik met planten en zaaien. Brave Hendrik was mijn eerste poging. Het zou lijken op spinazie, maar was een vaste plant. Dat leek me wel wat. Zo’n plant die zelf wel wist wat hij moest doen. Ik had geen zin in gemoeder. Het zaad strooide ik uit over mijn tuin en Hendrik moest het verder zelf maar uitzoeken. Het kwam nog op ook. Helemaal vanzelf. Maar toen kwamen de merels. Die wisten het meteen te vinden en er bleef geen sprietje van over. Ik zou dus niet ontkomen, aan moederen over zaad. Maar inmiddels vind ik zaad prachtig. Het is zo bijzonder om een erwt uit te zien komen als een danser, of een zonnebloem. Maar zonder voorzorg doen ze het dus niet. Dat weet ik nu. Keer op keer zag ik de vogels terugkomen, maar ook de slakken en de woelmuizen. Er bleef niks van over. Daarom ben ik nu een kas aan het bouwen. Plantjes mogen bij mij eerst sterk worden, voor ze de grond in gaan.

Ik stap van het pad af, de kleine poort tussen de wilgenbomen door. Met een grote pas stap ik over de langwerpige dozen heen. Daar zit de tuinkas in. We hadden ze rechtop tegen het schuurtje aangezet, maar nu liggen ze kris kras door elkaar over de grond. Dat komt door de harde wind. Die waait alles om. Behalve het glas. Dat staat mooi vastgebonden tegen de wilgenhaag aan. Ik kijk weer op en zie dan pas mijn vriend Dick staan. “Je bent er al!” roep ik “Zullen we gelijk maar beginnen dan?”

Achter de woonwagen staan we uit de wind. Hier moet hij komen, een tuinkas van wel tien vierkante meter. Het fundament ligt er over vierhonderd jaar nog, zo zwaar en groot zijn de stenen. Het onderstel is van zwart aluminium gemaakt. Vandaag leggen we het waterpas. “De buren denken dat ik een terras maak,” zeg ik tegen Dick “Een terras met een laag zwart hekje erom. Haha, niks voor mij! Wat kennen ze me slecht!” Nee, Dick en ik weten precies wat het gaat worden. Een kas met een puntdak, helemaal van veiligheidsglas. Maar eerst moet dat rare hekje de grond in met zijn pootjes. Dat wordt het fundament. We maken gaten in de grond. Dat noem je “poeren” vertelde een ervaren fundamentenmaker. We boren diep, tot wel zeventig centimeter. Het is vette klei. Elke keer drukken we de kluiten uit de grondboor, om dan weer dieper te gaan. Uiteindelijk zijn de zes gaten klaar. We duwen de laatste pvc pijp het gat in. Dan laten we het zwarte hekje met de poten in de grond zakken. Het klopt precies! Nu het cement nog. Cement met grind erin. Of grind met cement. Maar we hebben niet genoeg. We moeten eerst bijhalen. Op de fiets naar de stad dus. Maar dat komt morgen wel.

.

Het fundament ligt er over vierhonderd jaar nog, zo zwaar zijn de tegels.

Er is een hoop nodig voor een kas van tien vierkante meter. Vier kuub scherp zand, cement, stenen, glas, rubber, aluminium, het grind,en dan nog schroeven en moertjes. Het is eigenlijk een wonder dat alles er zomaar is. Twee weken na bestelling lag de kas er al. De stenen en het zand werden later geleverd door weer andere vrachtwagens. Het enige wat wij op de fiets moeten halen is honderd kilo aan kiezels en cement. Het kan allemaal! Het is er. Dat is heel bijzonder.

Maar stel dat die levering gaat horten en stoten. Ooit. Met corona hebben we daarvan een voorproefje gehad. Containers stonden op verkeerde plaatsen en de logistiek was in de war. Nu lijkt alles weer normaal. Maar normaal is niet normaal. Het is verrekte bijzonder dat je zomaar alles kan laten brengen of halen in de winkel. Dat er zand is, aluminium en veiligheidsglas en alles wat er maar te halen is op deze aardbol. We zijn ongelooflijk bevoorrecht en dat gaat niet eeuwig duren. Natuurlijk, straks is er ook nog wel zand. Het is niet verdwenen, het is alleen in gebruik. Dan moet je het weghalen op een plek waar het al lag. In die nieuwe tijd gaat alles langzamer en met veel meer overleg. Dat moet wel. Maar nu kan het nog. Je bestelt wat en het is er. Dus ik bereid me voor. Wat heb ik echt nodig? Nog even en hij staat er. Een echte plantenkas..

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

Order something, and it’s there. From wherever it is brought all the way to you. That is very special. I wonder what I really need in life. Now it’s still possible and you never know if it will stay that way. In this story you can hear what that is.

https://decorrespondent.nl/13985/de-mens-bouwt-door-maar-breekt-daarmee-de-aarde-af-hoe-geven-we-de-toekomst-vorm/3578728061865-131fc7b9?pk_campaign=daily.

.

Zo groot wordt de mijne niet….

Doen of laten op deze planeet

.

.

Luister hier naar het voorgelezen verhaal van 7 minuten

.

Ik ben terug op dezelfde camping als waar ik vertrok, in juni 2019. De lente hult het terrein in een lichtgroene waas en de Zwette schittert in de zon. Dit is de plek waar ik bomen plantte, en kruiden. Ik was zo nieuwsgierig hoe het ermee stond! Nu wandel ik rond en kijk bij elk huisje en langs elk paadje. Bijna iedereen laat zijn gezicht zien.  Daarna ga ik aan het werk.

Ik verplant een paar kerspruimen naar een ruimere plek. Het zijn wilde prunussen die horen op deze natte kleigronden. Ze doen het hier geweldig. Ik zie zelfs al bloesems! Daarna loop ik naar de wilde kruidentuin. De munt neemt al een flink veld in beslag en ook de teunisbloemen rukken op, fier en recht de lucht in. Alleen de brandnetels rukken óók op. Die moeten met stevige hand in toom worden gehouden, al is het maar één keer per jaar.

En daarom ben ik hier!

Urenlang werk ik door en trek de zoveelste brandnetel uit de grond. Hij heeft een lange wortel en er zit een heel netwerk aan vast. Terwijl ik trek, scheuren de wortels de stijve bodem uiteen. Twee kippen haasten zich naar de los gewoelde grond en zien alles wat er wriemelend en roze in rond beweegt. Pik! Ann kijkt lachend toe, vanuit de verte. „Je lijkt wel een kip!“ roept ze hard. Ze zit op de drempel van haar huisje en kijkt naar me. Tussen ons in staan bomen en beginnend fluitekruid en brandnetels. De zon schijnt door de takken en zet alles in een warm licht.
„Wat doe je eigenlijk?“ roept ze dan. Ik loop naar haar toe om antwoord te geven. „Ik trek brandnetels uit, zeg ik. De kruiden die ik heb geplant, moeten hun plek gaan innemen en de brandnetels terugdringen. Het is voor de bijen en insecten.“ Ann knikt. „Dank je, dat wou ik weten. Ik denk altijd in eerste plaats aan eten, zie je. Al ben ik niet zo’n goede oogster, in dit geval.“
Ik glimlach. Dat zie ik hier graag, mensen die niks plukken. Mijn missie op deze plek is een andere. Ik wil onze kaalgeplukte planeet een handje helpen. Er is veel herstelwerk nodig. Het werk dat ik hier doe, zie ik als een beginnetje. Al is mijn werk maar sprietje vergeleken bij het woud dat we nodig hebben, ik word er zo blij van!

Als een tuin nog jong is, dan eet ik er niet van, ook geen blaadjes voor de thee. Wel pluk ik brandneteltoppen, look zonder look, en jong fluitekruid, voor in de soep. Dat staat er in overvloed. Wat groeien moet, moet je met rust laten, vind ik. Al verlang je nog zo naar zo’n sappig blaadje!

De wereld is een grote tuin. En gulzigheid kent grenzen. Daar komen we nu achter! Tot hier en niet verder, zegt de planeet. We zullen er aan moeten geloven. De aarde is geen dode kluit om te plunderen naar eigen believen. Het is een wonderlijk en levend geheel van talloze ecosystemen. Het reguleert op een intelligente manier. Dat blijkt maar weer. Nu hebben we een virus.

Ik kijk naar Ann, die nog steeds voor me op haar drempel zit. Op haar schoot heeft ze een artikel over vetcellen die virussen aantrekken. Ze leest hardop voor dat de IC nu bezet wordt door vooral dikke mensen. „Die krijgen het nu dubbel moeilijk…“ zeg ik peinzend. Dan laat ik haar achter met haar leesvoer. Ik loop onder de bomen door, naar de plek waar ik bezig was.

Ik kijk en bewonder. Ik zie zonnehoed en appelmunt, dropplanten en zenegroen. Ze zijn nog klein, maar alles leeft en zal verder groeien. Ik denk aan ze. En mijn poep geef ik terug aan de aarde, voor de planten. Laat het zijn werk doen, in alle rust. Laat het langzaam verteren, en tot voedsel dienen voor wat komt. Net zoals al die gedachten, van alle mensen die nu thuis zitten. Laat het zijn. Laat het zijn werk doen.

.

Klik hier voor het lezen van een goed artikel. Een stuk waarin ik een goede samenvatting vind, van alles wat ik zo graag wilde vertellen. Als we onze leefstijl, en vooral onze relatie met de natuurlijke omgeving niet veranderen, zal onze kwetsbaarheid voor infectieziekten toenemen. Maar wellicht wordt het besef van de noodzaak voor verandering door het coronavirus zo groot, dat prioriteiten verschuiven. En dat na deze pandemie de experts die voorheen tegen dovemansoren riepen, nu wel gehoord worden en we stappen ondernemen naar een wereld met een betere ecologische balans………………………………………………………. Ik heb alleen één kanttekening. Er komt een tijgerbeschermer aan het woord. Voor het beschermen van tijgers wordt in India de inheemse bevolking op dit moment van hun land verjaagd, terwijl zij juist de meeste kennis hebben van de biodiversiteit. Dit wordt verderop in het stuk wèl genoemd en dient ook in India nader onderzocht te worden.

(Laatste opmerking:Bron Survival International, al meer dan 50 jaar actief op dit gebied)

Handen aan de bereklauw

.

.Luister hier naar het voorgelezen verhaal van 5 min.

Ik sta bij Annemarie in de keuken. Ze is bezig met een kastje, het staat op zijn kop op de grond en er moeten wieltjes onder. Ze is er al de hele dag mee bezig, want er zijn vreselijk veel wieltjes, in alle soorten en maten. Nu heeft ze eindelijk de juiste en tevreden draait ze de schroeven vast met een schroevendraaier. Ik kijk toe.
“Ik ga over het park van Le Roy schrijven,” zeg ik dan, “De eco kathedraal.” Ze kijkt me enthousiast aan, “Oh leuk! Die van Heerenveen of Groningen?” vraagt ze “Die van hier, ik was er vanmiddag. Midden in het park was een groot vuur gestookt en twee bomen stonden er halfdood bij, zonde hoor. Ik sprak met mensen daar. Het was er een rommeltje zeiden ze. Ze hadden geen zin meer in opruimen, het bleef maar doorgaan met dat zwerfvuil. Bovendien kwam er steeds meer bereklauw, de laatste maanden stond het hele pad er vol mee, zeggen ze, niemand ging er nog met zijn prikstok in. Moet ik nou een verhaal schrijven over de verwaarloosde tuin van Le Roy?” vraag ik me hardop af, en Annemarie kijkt me fel aan. “O nee, dat doe je niet! Dan draait hij zich om in zijn graf.” Ik knik. “Misschien valt het ook wel mee. En trouwens, het park heeft een contract van 100 jaar. Dan kan het best eens een jaartje wat minder gaan. Er is altijd wel weer iemand die het oppikt.” Dat denkt Annemarie ook. “Goed dat ik dit hoor. Ik zal eens overleggen met een betrokkene. Als het waar is dat er zoveel bereklauw staat, dan ga ik erheen met de kinderen. Gaan we bereklauw weghalen.” Annemarie doet enorm veel met basisschoolleerlingen. Hele dagen is ze op pad met ze, snoeiwerk, beestjes kijken in de sloot, excursies, paddestoelen, als het maar buiten is. Iedereen is enthousiast, ouders geven zich spontaan op als natuurouder. Dus daar past bereklauw snoeien mooi bij.
“Iedereen doet tegenwoordig zo hysterisch over bereklauw, maar zo erg is het helemaal niet,” zegt ze.
Ik lach. “Dan kun je ze dat meteen leren. Dat het allemaal zo erg niet is, als je het maar op het juiste moment doet.” Ze knikt. “Je doet mooi werk!” zeg ik. “Ik ga gauw een keer mee.” Ze lacht. “Doe dat maar! Hartstikke leuk!”

Met elkaar maken we er wat moois van. Als kinderen hier zo enthousiast van worden, dan wordt het wel wat met de wereld, rond Heerenveen. Ik grijns tevreden.

.
.

Je kunt Berenklauw ook eten. Ik plukte jaren geleden twee grote knoppen af, tijdens een wandeling langs de Krommerijn. In de jeugdherberg bestelde ik salade, zodat ik het erbij kon doen. Toen ik de eerste hap nam, keek iedereen gespannen toe, maar het was lekker en ik kreeg er niks van. Het had een aangename bite, luchtig en stevig tegelijk. Maar aan één bloemknop had ik wel genoeg. Hieronder meer over bereklauw om te eten.

In Rusland, Estland, Letland en Litouwen worden de stengels in de zon te drogen gelegd. Op de stengel vormen zich dan zoete, witte kristallen. De 15-20 cm lange, jonge stengels kunnen gegeten worden en smaken naar een combinatie van zoete komkommer, kokosnoot en mandarijntjes. De stengels moeten geplukt worden voordat het blad zich gaat ontvouwen. Oudere stengels kunnen geschild gegeten worden. Bij het schillen moeten dan wel handschoenen gedragen worden om huidirritatie te voorkomen. De grote, aromatische bloemknoppen zijn van mei tot augustus rauw te gebruiken in salades. De zaden van de kleine of gewone berenklauw zijn ook te gebruiken. De smaak is enigszins vergelijkbaar met die van kardemom: bergamot, citroen en kamfer. Te gebruiken bij koken maar ook gemalen in salades.

.

 

Ik zag hoe Frijlân groeien kan

.

Voeten in aarde

en bergen

verzetten

 

.

.

.

Ik sta met mijn fiets in de hand naast mijn woonwagen op Frijlân. Vandaag ga ik Martijn bezoeken op zijn volkstuin in Amsterdam. Hoe kort geleden lijkt het nog, dat hij langs kwam fietsen in Brabant, vlak voor ik naar Friesland verkaste! Ik wil hem bezoeken in het tuinhuis waar hij woont, in Amsterdam. Ik ben benieuwd naar die plek.

Ik kijk om me heen. Het erf van de boerderij is gehuld in een diepe stilte. De ochtendzon schijnt warm op het grote veld en het gele koolzaad staat te stralen in het vroege licht. Ik loop met mijn fiets naar de oprijlaan. De betonplaten zijn schoon en droog. Dat is fijn voor mijn nette schoenen. Ik heb me mooi aangekleed en ook mijn nieuwe engelse hoedje opgezet.
Aan de overkant van het pad zie ik mijn buurvrouw, Elbrecht. Ze zit met haar hoofd in het kippenhok. De kippen lopen verderop en pikken in de aarde. Ze trekt haar hoofd weer uit het hok en kijkt bedenkelijk. Ze ziet me niet. Ik glimlach en roep haar geen ochtendgroet toe, zoals anders. Vandaag is de maandelijkse retraite. Voor één dag zeggen we niks tegen elkaar.

Even verderop kom ik langs de gezamenlijke keuken. De oude monumentale koeienstal is koel en donker, een toevluchtsoord op warme dagen als deze. Vanuit de keuken hoor ik gepraat. Het zijn de jongeren onder ons, die kennelijk toch nog even iets kwijt willen. Als ik een stukje verderop langs de open deur rijd is het alweer stil. Marin steekt zwijgend haar hand naar me op.

Amsterdam is druk en warm. Ik vraag drie keer de weg naar lijn 33, maar niemand begrijpt me. Het zijn allemaal buitenlanders. De vierde die ik aanspreek is een oude man. Eindelijk een echte Amsterdammer. Ik moet naar boven, wijst hij. Daar zijn nu de bussen. Alles is anders sinds de verbouwing. Ik vind de bus, die onder het IJ doorgaat. Ik neem de eerste halte na de tunnel, precies zoals Martijn mij vertelde.

Het tuinenpark Buitenzorg bestaat al honderd jaar. Het is opgezet om arme arbeiders van dagelijks voedsel te voorzien. Nu is het een dicht beboste strook, die aan het IJ ligt, vlak naast een fantasieloos bedrijventerrein. In het hek zit een kleine doorgang. Het lijkt een zij-ingang te zijn. Net als ik me afvraag hoe ik binnenkom, zie ik een man met een kruiwagen. Hij komt dichterbij en kijkt me stomverbaasd aan. “Ik had een afspraak met Martijn,” zeg ik en op het moment dat ik het zeg herken ik hem. Zijn verbazing maakt plaats voor een blij verraste blik. “Wat toevallig dat ik hier net loop! Dit is de achteringang. Ik herkende je niet met dat hoedje!”

Martijn heeft verse muntthee. Ik geniet van de opwekkende dampen en van de oude balken en deuren waarmee hij zijn huisje heeft getimmerd. Aan grote haken hangen scharnieren en gereedschap. Ik zie bakjes met schroeven, alles netjes gesorteerd, het huis van een handige tuinman.
“We hadden een stiltedag op de boerderij vandaag,” vertel ik. Martijn haalt zijn wenkbrauwen op. “O? Dat doen ze in kloosters ook. Het is niks voor mij, veel te zweverig.”
“Ik vind het helemaal niet zweverig”, zeg ik, “ juist fijn. Dan kan ik lekker doorwerken en verhalen en gedichten komen ook veel makkelijker uit mijn vingers.”

De schrijver die dit park zo’n eigenwijze stempel gaf, is Simon Vinkenoog. We lopen over het poëziepad en ik lees gedichten van deze markante man. Martijn heeft mooie kastjes voor de teksten getimmerd, met glas erin. We bewonderen rozenstruiken, klimhortensia en bomen van tientallen jaren oud. Ik kijk mijn ogen uit en ruik aan alle bloemen waarin ik een hommeltje zie.

De volgende dag groet ik Martijn en bedank hem voor alles. Ik loop terug over het dicht begroeide pad. Het is lang en op de stoeptegels hebben al vele voeten gelopen. Ik hoop dat er nog veel meer van dit soort plekken komen. Parken, boerderijen en stadstuinen, Plekken die honderd jaar met rust gelaten worden of langer nog. Een thuis voor mensen, dieren en alles wat erop leeft. Hier mag alles zijn wat het is. Ik zag hoe Frijlân groeien kan. Wat een prachtige dag!

.

.

Ps. De handtekening bovenaan mijn blog, heb ik gekopieerd uit de later bijgeplaatste foto. Ik hoop dat weduwe Edith Ringnalda het goed vindt. Ik zag haar nog zitten met vier mensen. Haar lange grijze krullen glansden in de zon.

Lees hier over de laatste keer van Edith en Simon in het tuinhuisje

 

 

Ontmoeting in de warmtetuin

.

.

Warmtetuin Teuge kl frm

.

Liefde is grenzeloos
en toch,
gaande langs
gebaande paden,
zo trof ik de
warmtetuin
geheel omringd met rozen

Spelend met grenzen
maken wij iets nieuws

.

Ik loop het betegelde voetpad op, naar het theehuis van de Levenstuinen waar ik al zoveel over heb gehoord, de Levenstuinen van Teuge. De stenen zijn heet onder mijn blote voeten. Ik loop op mijn tenen, dan gaat het net. Gelukkig is het theehuis dichtbij de ingang. Ik ga naar binnen. Ik loop door de serre, waar het felle zonlicht sfeervol en diffuus wordt, en dan naar het donkerder binnengedeelte. De vloer is heerlijk koel.
In het midden staat een sober opgemaakte houten tafel. Erop ligt het jaarboek van Kahlil Gibran, het ligt open bij 4 en 5 juni, de dag van vandaag. Ik ruik wierook.
Achter de toonbank staat een tengere grijze man. Ik vraag om een entreekaartje en koffie en kwarktaart. Ik pak 50 euro uit mijn rode sok met geld. „Heeft u niet kleiner“, vraagt hij. Zijn blik is helder en levendig. „Nee“, zeg ik. „Bent u één van de twee makers die hier ooit mee begonnen zijn?”
„Ja, dat ben ik.” Hij kijkt even op.
„Zo had ik u me precies voorgesteld. Ik dacht, dat is hem.”
Een vrouw, die achter hem staat, kijkt naar hem, met glimmende ogen waar trots in blinkt. Ik bedank, draai me om en loop weg. Achter me staat een lachende zestiger. Ik groet hem.
Ik kies een tafeltje bij de vijver en geniet van kwarktaart met echte bosbessen. Terloops bekijk ik de routekaart die ik gekregen heb. Ineens ontdek ik dat er een visitekaartje bij zit. “Dirk van der Glind”, staat er op. Hoe kom ik daar aan, vraag ik me af.
Een vrouw komt bij me zitten, op de andere stoel. Ze is wat ouder en heeft een fris gezicht.
„Is het lekker?“ vraagt ze belangstellend.
„Ja“, zeg ik. „Wel zoet, maar de ingrediënten zijn heel puur. Bent u hier vrijwilliger“, vraag ik er gelijk achteraan.
„Nee geen vrijwilliger, ik ben hier met mijn man“, vertelt ze, „Hij is docent levensbeschouwing en heeft net een boekje uitgegeven.“ Ze wijst op het kaartje dat op de tafel ligt, het visitekaartje dat ik ineens in mijn handen hield. „Dat is van hem“, zegt ze. Ik kijk. Er staat een tekening op van een boom, met een knalrode zon erachter. Onder de boom zit een klein figuurtje op een bankje. Er vallen blaadjes uit de boom in vorm van muzieknoten. Zoiets zou ook in mij op kunnen komen, die noten. Grappig.
„Zijn tekeningen zijn vergeleken met de kleine Prins, dat is een groot compliment voor hem.”
Verbaasd kijk ik haar aan. „Dat is gek, ik heb ook net een boek uitgegeven. Dat is ook vergeleken met De Kleine Prins.”
Opeens komt er kleine donkere vrouw aanlopen. „Waar moet ik heen?“ vraagt ze, „Er zou hier een schrijver zijn om zijn boek te signeren.“ De vrouw naast mij vertelt dat hij in de tuin van de Liefde zit.
“Is hij dan híer met zijn boek,” vraag ik verrast. „Ik ga er meteen heen.“ Ik sta op en pak mijn spullen.

Ik loop over kronkelende bospaadjes en kijk zoekend rond. Onder de bosjes groeit bonte dovenetel, met zijn zilverachtige blad. Ik kom langs een bamboebosje met dicht opéén groeiende, hoog opgeschoten stengels. Ik zie een eiland met een tempeltje erop. Waar is de tuin van de liefde?
Ik vind het priëeel. Het staat bij een grasveld met rozen omgeven. Ik zie al een paar witte rozen bloeien, maar heb er niet veel aandacht voor. In een stoel aan een tafeltje zit een man. Het is de man die achter me stond, bij de toonbank.
„Ik zoek Dirk“, zeg ik.
„Dat ben ik!“, zegt hij vrolijk.
„Maar ik heb u al ontmoet!”
Hij lacht. „Ja, dat is mijn kaartje.” Hij wijst naar mijn hand. „Ik dacht, dat is een vrouw die er vast wel wat aan heeft. Ik heb het er stilletjes bij gestopt toen je stond te praten.”
Hij laat zijn boek zien. De tekeningen horen echt bij de teksten, vertelt hij. „Lieve mens, wees wat je bent“ heet het. De plaatjes lijken soms een beetje op die van mij. “Ik heb ook net een boek laten drukken, ” vertel ik. Ik kijk nog eens naar de omslag van Dirk’s boek. Op de kaft staat dezelfde boom als op het visitekaartje.

Ik vertel dat ik in een middeleeuwse kelder woonde aan de gracht. “Daar stond net zo’n boom als op jouw tekening. Wel honderd jaar oud. Ik keek graag naar de boom. Door het water van de gracht ben ik met de hele wereld verbonden, zei ik altijd. De wortels lopen door, ver onder de vloer van het huis. Ze nemen het water in zich op en zo brengen ze de hele wereld tot aan mijn voeten.”
„Wat mooi,“ zegt Dirk. Hij legt zijn hoofd in de nek en knijpt zijn ogen halfdicht. „Ik ben heel benieuwd naar je boek,” fluistert hij.
Er zijn mensen de tuin in gekomen, veel mensen. Ze staan vlak voor ons, in twee rijen langs het pad. Ze zingen, zacht en stemmig. Het lijkt een ritueel. We kunnen niet meer vrijuit praten.
Ik neem zachtjes afscheid en schiet de liefdestuin weer uit, om van de andere tuinen te genieten.

Ik had een bijzonder weekend vol ontmoetingen. Maar het treffen van deze man bleef mij het meeste bij. Ik heb zijn boek meegekregen en in ruil stuur ik hem het mijne. Het boek van Drakenlief.

.

Link naar het boek van Dirk: http://www.dirkvandeglind.nl/lieve-mens-weacuteeacutes-wat-je-bent.html

Link naar het boek van mij: https://alowieke.wordpress.com/drakenlief-het-boek/

Drakenlief en Selderij

.

Drakenlief en selderij kl. frm

.

Oersterk kronkelt de dikke houtige stengel omhoog, de lucht in. Om zich heen heeft hij een menigte aan piepkleine plantjes gezaaid. Het is de selderij, die ik ooit zaaide.
Zo’n klein zaadje heeft het allemaal in zich. Alles om groot en sterk te worden! Verbazingwekkend. Naast de indrukwekkende plant staat de Margriet, ook een kei in het winnen van terrein. Vlak boven de grond wriemelen haar kinderen met gladde, donkergroene blaadjes kris kras door elkaar, met gegolfde randjes. Het lijkt wel een wedstrijd wie het hardst de zon kan begroeten. Ook het grote onverwoestbare Roemeense duizendblad staat als een dappere strijder klaar om kale vlaktes te beheersen, in dit vreemde land. Tussen deze sterke lieden door weet een aardig bloemenstruikje nog net een plekje te vinden.
De grond van dit perk, twee jaar geleden nog gazon, is in korte tijd doorweeft met een ondoordringbaar pakket aan wortels. Dat moet ook. Planten moeten hier sterk zijn, boordevol levenskracht. Ze zijn er om aarde en vocht vast te houden, om leven te scheppen en mogelijk te maken. Je zal zien hoe snel ze een woestijn kunnen bedekken. Als ze maar de kans krijgen!

Ik kijk met bewondering naar de enorme selderijplant. Zo wil ik ook zijn. Zo vol energie. Met allemaal kleintjes om me heen. Ik sta hier. Ik ben. Ik volg het groeien en draag zorg. Ik creëer. En nu heb ik een boek geschreven. Ik hoop dat het een boek is als de selderij, fris, sterk, vol levenskracht. Mijn boek komt voort uit zaad. Zo zal ook dit boek op zijn beurt zaad afwerpen. Hoe dan ook.

.

Agremone Drakenlief boek Hoofdstukembleem

Het boek heet „Drakenlief“.
Ik werkte er drie maanden aan
maar eigenlijk langer.
Handgeschreven, getekend en gekleurd,
met de concentratie van een monnik.
Staande achter de lessenaar.

Het boek telt 58 dikke pagina’s waar de prenten
mooi op uit komen.
Van de eerste druk heb ik er 50 gemaakt.
Elk boek wordt met de pen genummerd en gesigneerd.

Het kost 20 euro excl. verzendkosten 4 euro.
Interesse?
Mail naar: tt.alowieke@gmail.com
Dan volgt de rest vanzelf.

Begin mei ben ik ook in Utrecht met de boeken. Datum laat ik zo snel mogelijk weten.

.

Dit is de boektrailer. Over het verhaal, waarom ik het schreef, en wat het me doet.

https://www.youtube.com/watch?v=lLcWzsR8dXg

.

Laat het zijn, het antwoord is er

.

Rustig door tuinieren kl frm.

.

Ik sta in de open deur van mijn pipowagen. De zon schijnt en de lucht is blauw. Vóór mij, op het bordes, staan tientallen plantjes. Die heeft de postbode vanmorgen gebracht, in een hele grote doos. Straks, als de zon weer warmer wordt, dan zullen ze groeien en bloeien. Er zijn veel dingen om blij van te worden vandaag. En toch ben ik droevig. Hoe komt dat nou, vraag ik me af. Ik weet niet.

Ik sta er niet lang bij stil en spring van het trapje af. Er is werk te doen. Ik pak acht plantjes beet, acht lange sliertige takken, oersterk, taai en buigzaam. In totaal heb ik er honderd, die de grond in moeten, allemaal in zwarte plastic potjes. Het zijn dwergmispels, een kleine soort cotoneaster. Parken staan er vol mee. Er rennen kinderen in rond om hun voetbal terug te pakken en meer van dat soort ongein. Maakt niet uit. Ze overleven alles.
Ik pak de lange dunne takken beet. De potjes bungelen er onder. Zo loop ik naar de plek waar ze de grond in moeten. Er staan al een paar bessenstruiken, allerlei bloembollen, munt en tijm, rond een jonge kweepeer. Ik laat de potjes op het gras zakken en kijk naar de naakte zwarte aarde in het perk. Die wil ik zoveel mogelijk bedekken.
Vóór ik hier vandaan ga, wil ik er zeker van zijn dat dit kleine bolwerk van diversiteit sterk genoeg is. De dwergmispels zullen daar zeker bij helpen en de andere planten beschermen. Er zijn konijnen, kippen een rondscheurende grasmaaier en een trekker. Ik wil dat alles wat ik in de grond zet het overleeft. En ook de andere perken die ik aanleg, onder de kersenbomen. Straks wil ik kunnen zeggen: „Het is goed zo, ik ga. Groei maar lekker door tuintjes! Mijn zegen heb je.“
Tuinieren is fijn. Ik wil de wereld mooier maken. Ik kijk, volg de vlucht van vogels rond mijn huisje en zie waar ze hun voedsel zoeken. Ik zie de eerste hommel zoekend rond zoemen. Hoe meer er groeit, hoe meer er bloeit. Mijn handen zijn zwart van aarde. Het maakt niet uit dat de grond niet van mij is. De aarde is van niemand. Die is van zichzelf. Ja, ik kan donateur worden om de wereld te redden met een handvol goede doelen. Maar veel liever stop ik mijn bijdrage hier in de grond. Dan kan ik zien hoe het groeit, en naar de beestjes kijken. Veel leuker.

Aan het eind van de dag doe ik de radio aan. Lex Bohlmeijer op radio 4. Hij vertelt met aangeslagen stem wat er is gebeurd is in Brussel. Een explosie van geweld. Ach.. was dàt het, vanmorgen? Kan dat, verdriet voelen wat massaal gevoeld wordt, waar ik nog niks van weet? Het is erg. Maar wat kan ik anders dan doorgaan. Planten en zaaien, kleine paradijsjes maken voor bijen en vogels. En bloemen om ogen te strelen. Laat het zijn, het antwoord is er. Hier.

.

Nergens is het paradijs als
nog ergens oorlog is
Maar ik blijf rustig
en ik meen
niemand
is werkelijk
alleen

.
Nootje na: De volgende dag zat ik te staren op de bank, half aanwezig, mijn lichaam traag als stroop, als was ik in de rouw. Ik heb een gevechtsdans gedaan, buiten. Dat luchtte op zeg! Echt een aanrader. Doe maar wat. Alles is goed.

Het spoor van Agremone

Blogtek steenarend kl. frm

.

Een dichte motregen daalt neer op kruinen van talloze bomen. Zover ik kan zien is donker gebladerte van eiken en brede beuken die al het andere overschaduwen. Langs  vennen en rivieren staan elzen, wilgen en hazelaars. Ik ben de Arend van Eeuwen en zie alles, de zeeën die komen en gaan, bossen en zandverstuivingen. En ergens, in de uitgestrekte zee van groen, heb ik mijn thuis, in de allerhoogste eikenboom.
Er beweegt iets onder het dichte bladerdak. Een klein groepje is het, wezens die rechtop lopen, zwaaiend met hun klauwen. Ik denk dat het mensen zijn. Niet ver van mijn boom strijken ze neer. Met gestaalde spieren en scherpe bijlen hakken ze in eik en beuk. De één na de ander valt krakend en suizend op de grond. Ze bouwen een enorm nest, dat hen allen kan bergen, en uit het dak kringelt al snel een rookwolk.

.

Blogtek middeleeuws platteland kl frm

.

.
Ik blijf zitten op mijn tak en kijk toe. Ze gaan in en uit. Ze jagen met scherpe pijlen op wild in de bossen. Ze steken leem en veen uit de grond, smeren, bakken en maken vuur. Meer en meer mensen komen, ze bouwen steeds grotere onderkomens, nemen runderen mee en vele eiken en beuken die ik mijn leven lang gekend heb, gaan op in rook en spaanders. De aarde blijft nakend achter. Maar al gauw bedekken feeën en nimfen haar met een paarsgroene deken, die zacht weerkaatst in vele vennen. Ik kom en ik ga, mijn vleugels breeduit in de wijde hemel.

Eeuwen gaan voorbij. Op een dag kom ik terug en vind alles kaal. De bosrand heeft zich nu helemaal teruggetrokken in de verte. Een koude oostenwind waait het zand metershoog de lucht in. Ik knijp mijn ogen halfdicht tegen de scherpe korrels en zoek mijn boom. Ik vind hem niet. De grond is in diepe sleuven uiteengereten, zover als de horizon reikt. Ik kijk waar de feeën en nimfen zijn gebleven, maar er is geen eentje meer. Mijn vleugels worden moe en ik heb honger.

.

Blogtek bosuil kl frm

.

Op de boerderij woont een man. Hij plant bomen, en werkt hard. Hij graaft nieuwe vennen. Het is een goede man. Ik ben nu geen arend meer, maar slechts een kleine bosuil en ik woon in de oudste eik die langs de zandweg staat. Nu de man weer bomen heeft geplant, is er een kleine luwte ontstaan, in de vlakte. Eromheen is nog steeds niets dan zand en kortgemaaid gras. Het water in de sloten is giftig. Ik hoor de kikkers niet meer, maar op een stille avond hoor ik wel iets anders.
Er staat een meisje onder mijn boom, ze heeft een geel jurkje aan. Ze kijkt omhoog, en zoekt me. “Ben je een bosuil?” vraagt ze, “Laat je eens zien!” Maar dat doe ik niet en ze loopt verder. Ze gaat het pad op naar de boerderij. Daar staat een blauwgroen woonwagentje, en twee vreemde groene paarden grazen in de wei.
Ze is dagenlang in de weer. Ze plant bloeiende struiken en zaait bloemen. Het eerste jaar is het nog klein, maar het groeit. Het groeit verder en verder, tot een prachtige tuin. Mensen blijven staan. Ze willen meedoen, méér, nog meer fruit en nog meer bloemen. Een oase moet het worden, een klein paradijs. Genietend staat het meisje te kijken hoe vele handen de wachtende aarde vullen met bollen en wortels en hoe miljoenen krioelende beestjes de grond weer levend maken. Het enthousiasme werkt aanstekelijk. Maar het is tijd om te gaan. Ze pakt haar schep en haar kookpot en bindt ze vast aan de wagen.
Uit de vijver rijst heel voorzichtig de eerste waternimf. Het meisje knipoogt naar het wonderschone wezen en de mensen zwaaien haar uit. Agremone, in haar goudgele jurkje, zwaait opgetogen terug en draait zich om.  Nu is ze weer alleen. Maar toch niet helemaal. Haar merkwaardige groene trekdieren lopen opgewekt voor de wagen, blij dat ze weer iets kunnen doen. En ik, kleine uil, ben van haar gaan houden, en volg haar stilletjes. En waar zìj komt, zie ik kinderen boompje verwisselen tussen de stammen en rijgen meisjes bloemenkettingen.

Zo herinner ik het me. Zo was het vroeger en zo zal het weer zijn. Eén van velen is ze, één van de mannen en vrouwen, die als kleine sterren op aarde lopen. Ik hoor het ook van andere dieren. Het verheugt ons. Een spoor van leven laten ze achter zich, op de stilste plekken zijn ze het sterkst. Samen vormen ze een heel melkwegstelsel of een kometenregen van vernieuwing. De grote mannen kijken in gulzige haast over hen heen. Maar ze zijn er wel, jongens en meisjes, dappere mannen en vrouwen. En ze breiden zich uit. Warmhartig volk van aarde, vuile handen, deuren open. Ik zie ze.

.

Blogtek Spoor Agremone kl frm.

De tweede tekening is geïnspireerd door een prent uit een middeleeuws manuscript. Het laat het platteland zien, in de veertiende eeuw. Het speelt zich af in de omgeving van de Middenrijn. Als je erop klikt kun je het in het groot bekijken.

In de elfde eeuw begon men in Noord Brabant met ontginnen. Er kwam meer en meer landbouw en veeteelt. De bevolking groeide, de veestapel ook. Er werd veen gestoken en bossen werden gekapt voor kachels en haarden. Het zanderige pionierslandschap was een perfect habitat voor de nu zo schaarse en gekoesterde heide. In natuurgebieden krijgt hei nog steeds de ruimte.
In de vorige eeuw verdwenen veel bosjes, die tussen de kavels in lagen. Het open agrarische landschap biedt bar weinig schuilplaatsen. Schaalvergroting heeft nu zijn top bereikt en wind heeft vrij spel om na de oogst de arme losse grond de lucht in te blazen. Op dit moment is het nog niet lang geleden dat de ruilverkaveling is afgerond, en vele hectares grond  sluiten zich aan een voor monocultuur. Vele vennen zijn dichtgegooid en regenbuien, steeds heftiger van karakter, spoelen  humusarme aarde weg in de sloten. Na de maisoogst is het nu wèl verplicht gesteld om een vanggewas in te zaaien. Maar als de mais laat rijpt en de winter valt vroeg in, dan komt er maar weinig van terecht.
Op veel akkers wordt snijmais verbouwd, voor veevoer. Op plekken waar de bodem te drassig is of te slecht voor landbouw, vind je meestal raaigras of productiebos. 

De steenarend, hierboven afgebeeld, heeft hier weinig te zoeken. De Arend uit mijn verhaal was dan ook een heel bijzondere.  In België zijn er vier gezien. Ik wilde dat ik daar bij was geweest!

 

Reacties welkom: tt.alowieke@gmail.com

.

.

Een film over een engelse vrouw die een andere vorm van landbouw bedrijft. Ik heb hem ook gezien. Aanrader. 

.

.

.